Den Gulden Winckel. Jaargang 27
(1928)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| |
De cobra
| |
Een vertaling van IbsenWij hebben het langen tijd moeten doen met de vertaling van Mevr. Clant van der Mijll-Piepers, die in nauwkeurigheid van weergave en verzorgdheid van taal zeer veel te wenschen overliet, maar in elk geval dit voordeel had, dat zij berustte op den oorspronkelijken tekst. Waar een Nederlandsch dichter het niet beheden zijn waardigheid achtte een (slechte) vertaling van Peer Gynt naar een Duitsche ‘Umdichtung’ te geven, moeten wij het reeds loven, dat er hier naar gestreefd werd, den Noorschen tekst zoo getrouw mogelijk te volgen. Maar toch was het resultaat allesbehalve bevredigend. Wat de reden hiervan is? Elke vertaling is moeilijk, vooral de weergave van een tekst, die vol is met stilistische fijnheden en woordspelende aanduidingen. In een geval, als Brand en Peer Gynt, komt daar nog bij de poëtische vorm, dien de vertaler niet mag opgeven en dien hij toch ook niet evenaren kan, wanneer hij niet zelf dichter is. Metrische vertalingen zijn dan ook òf wijdloopige omschrijvingen van des dichters bedoeling, waarbij de traduttore al hee) spoedig een traditore wordt, òf het zijn stijve, levenlooze, zoo mogelijk woordgetrouwe weergaven van den oorspronkelijken tekst. Het laatste is het geval met de vertaling van Mevr. Clant van der Mijll-Piepers. Met vreugde begroet ik het dan ook, dat een zoo uitnemend kenner van de Skandinavische talen, als de heer Meuleman is, zich na de vertaling van Holbergs tooneelwerken, nu ook gezet heeft aan een nieuwe bewerking van de Nederlandsche vertaling van IbsenGa naar voetnoot*). Wie dit onderneemt, weet van te voren, dat hij voor een moeilijker taak staat, dan wanneer hij de vertaling zelf tot stand bracht. De oude vertaling is eigenlijk een blok aan het been. Een zekere piëteit tegenover den tekst, dien men moet verbeteren, brengt mee, dat men hiervan zooveel mogelijk wil behouden; indien men verwerpt, dan is de reden niet, dat men de vertaling minder goed geslaagd vindt, maar dat men haar onjuist acht. Het wordt dus licht half werk. Half werk is evenwel een woord, dat voor de werkzaamheid van den heer Meuleman allerminst past. Hij heeft het zich niet gemakkelijk gemaakt. Er zijn weinig regels, waarin een, al is het nog zoo lichte, verandering - wijziging van de volgorde der woorden of van de woordkeus - niet de hand van den heer Meuleman verraadt. Zulk werk, dat zich onder den bescheiden naam van een herziene uitgave aandient, is de vrucht van nauwgezette overwegingen en grondige kennis. Publiek en uitgever zullen dit misschien onderschat- | |
[pagina 238]
| |
De geduchte krokodillenmuil opengesperd
ten; daarom wijs ik er met nadruk op, dat deze arbeid zeker niet minder, en waarschijnlijk veel moeilijker is geweest, dan wanneer de vertaler geheel de vrije hand gehad had. Indien men gebonden is door een reeds gegeven vorm, is het dubbel lastig het goede woord te vinden. Ik geloof dat ik, mij bevindend in de plaats van den heer Meuleman, de bestaande vertaling geheel ter zijde gelegd had en mij alleen had laten binden door de hoogste, de eenige autoriteit op dit gebied: den Noorschen tekst van Ibsen! Ik prijs de vertaling van den heer Meuleman zeer, vooral wegens de getrouwheid en daardoor de betrouwbaarheid. Men vindt hier de bedoeling van den dichter eerlijk vertolkt. Waar hij afwijkt van Mevr. Clant van der Mijll-Piepers, zijn het even zoo vele verbeteringen. Wij bezitten een uitgave, die het buitenland ons benijden kan. Maar volmaakt is zij niet. Wij hebben hier de bedoeling van Ibsen, soms zelfs precies de woorden, maar niet dien eigenaardigen vorm, dien hij aan deze werken gaf. Ibsen is geen groot lyricus en zijn verzen getuigen niet van hooge vlucht; zij zijn evenwel met talent geschreven en loopen zoo vloeiend, dat zij proza zouden kunnen zijn. Zij horten niet en zijn niet te hoogdravend, zij zijn een uitstekend kleed voor een drama, dat door zijn symbolische beteekenis een al te realistischen vorm niet verdraagt. Dit nu is in de vertaling niet meer het geval. Hier is de vorm een belemmering geworden voor de ongedwongen vertolking der bedoeling. Door de gebreken wordt men te vaak er aan herinnerd, dat de vorm poëtisch of beter: zoo weinig poëtisch is. Of het misschien beter ware geweest, de vertaling in proza te geven? Ook dat geloof ik niet, want dan zou zij toch te ver van het origineel afstaan. Maar wel meen ik, dat de heer Meuleman gemakkelijker de taal zou hebben gehanteerd, indien hij niet voor zich had gehad een vertaling, die in houterigheid nauwelijks te overtreffen is. Nu doet hij vaak vergeefsche pogingen om een versregel van zijn voorgangster wat soepeler te maken door minder gewrongen stijl; maar afkortingen en andere tot een gemeenzamer stijl behoorende eigenaardigheden zijn niet de juiste manier om de ongedwongenheid te verkrijgen, die men verlangt. Echter, zooals ik reeds zei: alleen een dichter, die bovendien de Noorsche taal goed kent, zou een vertaling kunnen leveren, die met het gedicht van Ibsen aequivalent was. Ondertusschen: Ibsen heeft de meeste van zijn werken in proza geschreven. Deze goed te vertalen is ook een groote kunst. Hier komt het aan op de juiste nuance; wat ik aan vertalingen las, maakte op mij den indruk, in dit opzicht vaak te zondigen. Ik hoop van harte, dat de heer Meuleman zijn herziening zal voortzetten. Want hij zal hier uitnemend werk verrichten. Moge de uitgever, die den ruimen blik toonde te bezitten, nu eens niet met een klakkeloozen herdruk te komen, de verplichting gevoelen om dit werk door dezelfde bevoegde hand te doen voltooien, zoodat het | |
[pagina 239]
| |
Nederlandsche volk trotsch kan zijn op een vertaling van Ibsen, die aan de hoogste eischen voldoet. J.d.V. |
|