Foto Gorny, Hannover
De Duitsche dichter en chansonnier
JOACHIM RINGELNATZ
van zijne ziel voortkwam. Die stem was ontroerend, evenals zijne raadselachtige oogen, het eenige expressieve in zijn geheele voorkomen. Want er was iets onbewogens in zijn grove gezicht met de slappe trekken, in zijne breede, glad geschoren kin, in zijne vormelooze lippen, in zijn platten neus. Er was ook iets onbewogens in zijn hooge, glimmende voorhoofd, waarover zoovele stormen waren heengegaan. Zijn gelaat werd slechts bezield door zijne oogen, die in de verte schenen te staren en van ongeziene dingen droomden. Hij was een ‘zeldzame’, zooals hij zelf placht te zeggen. Hij was het door zijn uiterlijk, door zijn leven, door zijn karakter, door den geest, die hem bezielde. Hij heeft ons een vrij volledig relaas gedaan van zijn avontuurlijk leven, vroolijk en droevig tegelijk. Hij heeft zijn leven beschreven tot twee jaar vóór zijn dood en voltooide het boek in Barcelona, waar het ook uitkwam. Niet lang daarna zou hij de eeuwigheid ingaan en dit wist hij. Want ziek naar lichaam en geest, sprak hij dikwijls met mij over den dood, over het tragische van het sterven zoowel als over de hoop en vrees van het hiernamaals. Vroeger een heiden, was hij op zijne manier bijgeloovig, vreesachtig en mystiek geworden.
Op zekeren dag brachten wij samen een bezoek bij Remy de Gourmont en bijna het heele gesprek handelde over het mogelijke bestaan van eene andere wereld en een ander leven. Ruben schepte er behagen in van spiritistische proefnemingen te vertellen en de beteekenis van het cabalisme nader te verklaren. Hij was even dol op al wat geheimzinnig is en op de onrust, die er door wordt veroorzaakt, als een alchemist uit de Middeneeuwen.
Dit alles heeft op zijne gedichten een sterken invloed uitgeoefend. Er is in zijne verzen eene duistere magie, men zou het zelfs eene duivelsche magie kunnen noemen, maar zij is toch vol schoonheid en bekoring.
Het verhaal van zijn avontuurlijk leven, vol desillusies, zou ons aanwijzingen omtrent zijn karakter kunnen geven, indien wij dat niet al dadelijk doorzien hadden. Ruben was iemand met een zwakken wil, veelal openhartig, soms pervers, als men tenminste zekere psychische opwellingen zoo wil noemen. Als getrouw pelgrim naar de kunstmatige paradijzen dezer wereld, die hij haatte en waarnaar hij toch verlangde, voelde hij zich alleen behaaglijk in de wereld, als deze niet gunstig was voor zijne extases. Maar ver van het wereldsch gedruisch peilde hij de diepe tragiek der menschelijke ellende en het nutteloos vermaak van wereldsche genietingen. Het was hem eene voortdurende kwelling eene diplomatieke rol te moeten spelen. Den laatsten tijd schreef hij op zijne visitekaartjes den titel: ‘Consul van Paraguay’. De koning der Spaansch-Amerikaansche lyrici was consul van Paraguay en dus een mededinger van den armen Lelian en van Mallarmé, den vriend van ‘Sar’ Péladan en van alle excentrieke Parijsche letterkundigen.
Volop van het leven genieten, zich voeden met de lekkerste spijzen en de fijnste dranken, die er in deze wereld te krijgen zijn! Ruben wilde Baudelaire's raad opvolgen, die luidde: ‘Bedwelm jezelf met licht, wetenschap, wijn, liefde enz.; maar bedwelm jezelf voortdurend!’ Gedurende zijn geheele leven heeft hij verlangd naar die bedwelming, terwijl hij ons met gulden woorden de opperste genoegens van zijn pelgrimstocht beschreef. Aan zijne vele reizen denkend, zeide hij eens tegen mij: ‘Toen ik in Bremen was, las ik op het stadswapen de volgende woorden van Pompeus, die ons door Plutarchus zijn overgeleverd en die het devies van alle Hanzesteden vormen: Navigare necesse est, vivere non est