Fransche letteren
Edmond Jaloux, Soleils Disparus (Plon).
MEER en meer richt Edmond Jaloux zich naar een kunst van half klassieken, half romantischen aard, welks doel is nauwkeurig en sober groote karakters te schilderen en de groote innerlijke drama's die ze tot handeling drijven. Het is uit zoo'n evenwicht, waarin hart en verstand in elkaar doordringend en elkaar voortstuwend zich ontwikkelen en, waar hun krachten gelijk zijn, zich vermenigvuldigen, dat zich een levend en duurzaam werk vormt.
‘Verdwenen zonnen’, dat zijn de droomen die ons verlaten na ons zoozeer te hebben doorlicht, dat het ons onmogelijk wordt verder te leven wanneer de nacht dáár is. De nacht is in dit boek voor den held, die er het middelpunt van is, de ontgoocheling van een gewoon, klein leven, na den aanblik van een hooger bestaan; het is de dagelijksche liefde na de brandende hartstocht, het middelmatig milieu van een middelmatig wereldje na de bewonderenswaardige afzondering van een koninklijk park waarin de silhouette van een koningin zich verhief, een rustelooze figuur, hoogmoedig en zacht tegelijk, waarover men droomen, maar die men niet bereiken kan. Door zijn opvoeding, door zijn karakter, en van zijn kindsheid af voelt het personage van Edmond Jaloux zich gedragen naar dit niet te verwezenlijken bestaan; de droom, de illusie, de groote vlucht stonden aan het begin van alles. Een oogenblik denkt hij de hindernissen te kunnen doorbreken, of beter, hij overkomt ze door de gedachte en de kracht van een groot gevoel. Een brutale gebeurtenis, de moord op de koningin (wier voorlezer hij geweest was), levert hem aan zijn werkelijke bestemming over. En zelfs was deze dood niet noodig geweest om hem spoedig zijn dwaling te doen inzien. Nadien, teruggekeerd in de omgeving waarin hij voortaan zijn eenzaamheid slijten zal, weet hij er zich niet meer aan te passen. Een oogenblik zal hij kunnen gelooven aan een bescheiden liefde die zich aanbiedt bijwijze van troost; hij gelooft er aan, maar noch dit geloof, noch de bleeke weerschijn van deze diepe genegenheid, bevredigen hem nu. En bruusk, zooals zijn droom verdween, vervalt hij in den waanzin. Een uitweg verkieslijker dan de dood, daar hij in dit nieuwe leven de koninklijke figuur terugziet die hem eertijds zoo hoog verhief. Hij zal haar niet meer verlaten, hij ‘drukt zijn schreden in zijn oude schreden.’ Hij is gek geworden ‘om een verdwenen droom te hervinden’.
Op dit ontroerend gegeven heeft Edmond Jaloux een sterk en treffend werk gebouwd, een drama volkomen innerlijk en des te aangrijpender daardoor. Zijn romantische sympathieën hierin getrouw, weet Jaloux op uitstekende wijze zijn landschappen te kleuren met de tint der karakters die hij in beweging brengt; hij schildert ze met dezelfde zorg, en zoodanig, dat zij als de poëtische voortzetting zijn der menschelijke gevoelens, de ideale atmosfeer waarin zij baden. Een andere bizonderheid van zijn talent schijnt mij het gemak waarmee hij de idee mengt in het verloop van het verhaal. De opmerkingen van den schrijver zijn altijd, niet alleen van pas komend, maar noodzakelijk, zij omgeven, omwikkelen de personages, of zij spruiten uit hen voort als hun eigen taal. Soms doen zij aan als schilderijen, zoozeer zijn zij verbeeld. En ten slotte, uit iedere bladzijde van het verhaal stijgt een geur op van poëzie, minder voortkomend uit de woordkeus van den schrijver als uit een ernstige en diepe visie, de visie van het hart.
FRANZ HELLENS