Den Gulden Winckel. Jaargang 27
(1928)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |
MAXIM GORKI
die dezer dagen 60 jaar oud werd, naar een caricatuur van Dehn novellen hier te lande veel gelezen, hetzij in hun oorspronkelijke uitgave, hetzij in de Tauchnitz Edition dan wel in de Hollandsche vertaling. Elders heb ik sinds eenigen tijd reeds meerdere romans nader besproken en ik wil die boeken, welke ik speciaal met genoegen heb gelezen, even hier opsommen, omdat ik met deze artikelen het mij tot taak heb gesteld om den lezers den weg te wijzen in den boekenstroom die telken jare zoo ruim vloeit. Deze boeken zijn: A.E.W. Mason: No other Tiger (Hodder & Stoughton). Lesley Storm: Lady What of Life (Cassell). Warwick Deeping: Kitty (Cassell). Samuel Hopkins Adams: Siege en Revelry (Brentano). E. Temple Thurston: Jane Carroll (Putnam). Joan Sutherland: Onslaught (Cassell). C.E. Montague: Right off the Map (Chatto & Windus). Robert Hichens: The Bacchante and the Nun (Methuen). Ian Hay: The poor Gentleman (Hodder & Stoughton). T.P. O'Conner, de nestor van het Lagerhuis, die bovendien ook een zeer bekwaam journalist is, heeft onlangs in de Sunday Times als de vier beste romans van den laatsten tijd genoemd (dat was in Januari): Rosita Forbes: Sirocco (Butterworth), Mary Borden's Flamingo (Heinemann), Sherwood Anderson's Tar (Secker) en Thornton Wilder's The Bridge of San Luis Rey (Longmans). Ik heb deze vier boeken aandachtig gelezen en ben het niet geheel met T.P. eens; ik geef gaarne zijn opinie voor beter, doch het is natuurlijk absoluut een kwestie van smaak en wat de een erg prettig en mooi zal vinden, zal een ander als langdradig en vervelend aanmerken. Sirocco is een boek dat feitelijk een cocktail is, die is samengesteld uit de ‘Sheik’ en ‘Beau Geste’, een beetje Sahara, een beetje veel Vreemdelingenlegioen en een O.W.-er die graag anderen domineert. Het is zeer vlot geschreven en bepaald boeiend, en heel wat onderhoudender dan Flamingo, dat veel te lang is uitgesponnen. Wat nu Tar aangaat, het doet mij veel denken aan O'Henry en dat is dan ook zeker de reden waarom T.P., die ook van Iersche afkomst is, zoo voor dat boek is geporteerd. Nu houd ik niet van O'Henry en als zoodanig kan Anderson mij ook niet bekoren. Maar wel ben ik met T.P. van meening dat ons in The Bridge of San Luis Rey iets bijzonders wordt geboden; het is zoo geheel anders dan de vele romannetjes die als massaproduct verschijnen. Wilder geeft ons nauwelijks 140 pagina's, dus de helft van den traditioneelen omvang van den doorsnee roman. Een hangende brug bij Lima in Peru knapt af in A.D. 1714 ten tijde der Spaansche periode, op het oogenblik dat vijf menschen zich daarop bevinden, die in den afgrond storten en te pletter vallen. Broeder Juniper ziet het gebeuren en pluist verder uit, waarom die menschen juist op zulk een tijdstip hun levenseinde hebben bereikt. Wel het best zijn de brieven van de Marquesa aan haar dochter in Madrid en Uncle Pio met zijn aangebeden actrice ‘Perichola’, waarin wij een goeden kijk krijgen op de zeden en gewoonten uit die dagen. Het boek is kort maar zoowel stijl als opbouw zijn ver boven het middelmatige. Het is dan ook een ‘best seller’ en in korten tijd is het reeds eenige malen herdrukt. Het is een boek, dat men meer dan eenmaal moet lezen. Adam and Eve van John Erskine (Nash & Grayson) is in den geest van dat amusante dagboek dat Mark Twain indertijd over de eerste menschen heeft geschreven, n.l. Extract from Adam's Diary en Eve's Diary. Erskine is er bijzonder in geslaagd om ons in den toestand te verplaatsen waarin Adam zich zou bevinden als hij zich plotseling als volwassen mensch op de wereld vindt. Hij begint zich lui uit te rekken, kijkt verbaasd rond en gaat langzaam aan rondwandelen. De eerste vrouw die hij ontdekt is niet Eva, maar Dilith, waarmede hij direct een verhouding heeft. Eva, de degelijke huisvrouw, komt pas later in zijn leven en zij weet hem direct aan het werk te zetten, terwijl Dilith meer zijn slavin was. De eeuwige driehoek ontstond dus volgens Erskine reeds in het paradijs en jaloezie is daarvan natuurlijk de uitkomst. Is Dilith dan eigenlijk de slang, die al of niet heeft gesproken? Laten de theologen dat maar uitmaken! Misschien opent dit boek weer nieuwe gezichtspunten in de kwestie Geelkerken? Waar de oorlog zoo diep in het leven van velen heeft ingegrepen en vooral in de oorlogvoerende landen er weinig families zullen zijn, waar men niet een zwaar verlies heeft geleden, is het begrijpelijk, dat in de romanlitteratuur er zeer veel boeken zijn uitgekomen, die den oorlog als hoofdthema hebben. Zelfs nu, bijna tien jaren na het sluiten van den wapenstilstand, komen er elke maand nog boeken in den handel, waarin deze oorlog een voorname rol speelt. Een der jongste romans op dat gebied is Mathilde Serao's The Harvest, feitelijk een Italiaansch boek, dat in de Engelsche vertaling bij Nash & Grayson is uitgekomen. De ondertitel is: ‘A Romance in three days’ en wat gedurende die drie dagen gebeurde in de levens van de vele personen die erin optreden, heeft de schrijfster op meesterlijke wijze uitgebeeld. Het is jammer dat er zulk een gedrang van karakters is, omdat het lezen daardoor zeer vermoeiend is en men zich telkens moet afvragen: wie is dat nu weer? Maar wat er in Italië in die dagen is omgegaan, hoe de oorlog vele menschenlevens verwoestte niet alleen, doch ook het huwelijksgeluk van velen, komt hier wel goed uit. In het Zuiden speelt de Vendetta een groote rol en hoe een man zijn ontrouwe vrouw bij zijn terugkomst neerschiet, naar welk slot een spannende intrigue leidt, is door haar met zeer veel talent uitgewerkt. Het is een boek, dat zeer de aandacht heeft getrokken en met recht. | |
[pagina 118]
| |
VICTOR HUGO ALS CARICATURIST
In een zakboekje teekende tusschen 1840 en 45, Victor Hugo, des avonds na tafel, om zijn kinderen te vermaken, caricaturen van zijn vrienden en vijanden. Ziehier den beroemden criticus van de Revue des Deux Mondes Gustave Planche, een van Hugo's bestrijders. Van iets ouderen datum is The Spanish Farm Trilogy van R.H. Mottram (Chatto & Windus), een zoogenaamd Omnibusboek, waarin drie romans in één band zijn gebonden. Deze drie romans, die afzonderlijk waren verschenen, zijn: The Spanish Farm, Sixty-Four, Ninety-Four en The Crime at Vanderlijnden's. Voor het eerste deel, waarmede de schrijver in 1924 den Hawthorndenprijs behaalde, schreef John Galsworthy de voorrede. Mottram is eerst jarenlang employé geweest in Barclay's Bank te Norwich, doch heeft zich thans geheel aan de litteratuur gewijd. Het centrum van deze drie boeken vormt een oude boerderij, dateerend uit den tijd van Alva en daarnaar heet dus het boek. De hoofdfiguren zijn Madeleine Vanderlijnden, dochter van den eigenaar der boerderij en een Engelsch officier Skene, die, hoewel niet haar eerste liefde zijnde, toch in haar leven een groote rol speelt. Het geheel beslaat bijna 800 bladzijden en men krijgt een goed inzicht in wat er niet alleen aan het front maar ook achter de schermen gebeurde; vooral het lijntrekken aan Fransche regeeringsbureaux wordt scherp gehekeld. Mottram heeft ook een boek geschreven in den geest van de Opstandigen en wel Our Mr. Dormer (Chatto & Windus). In The Crime at Vanderlijnden's maken wij reeds kennis met zekeren Doughty Dormer en dit boek geeft als hoofdthema de geschiedenis van Doughty's Bank, een thema, waarin de schrijver uiteraard geheel thuis is. De aanvang van het verhaal speelt in 1775 en achtereenvolgens maken wij kennis met de afstammelingen van Stephen Dormer, die de schoonzuster van zijn patroon trouwt en in de firma wordt opgenomen. Het is niet alleen een goede karakterstudie, maar vertelt ons ook een en ander van de ontwikkeling van het bankwezen in Engeland. Mottram heeft hier goed werk geleverd en het boek kan op één lijn gesteld worden met The Babyons van Clemence Dane (Heinemann), waarin de verschillende opvolgende telgen van een oud geslacht de revue passeeren. Het is echter zeer tragisch en volgelingen van Freud zullen er bepaald van genieten omdat er personen in voorkomen, die, wat hun zenuwen aangaat, van het normale afwijken. Een zelfmoord in een der eerste hoofdstukken drukt zijn stempel op hetgeen daarop volgt. In dienzelfden trant is ook Black Gallantry van Val Gielgud (Constable), waarin opvolgende generaties aan de Poolsch-Russische grens uit een oud geslacht een voorname rol spelen. Hoewel dit een z.g. ‘first novel’ is, is het knap geschreven; de stamboom aan het begin en een schetsteekening van het slot en omgeving vergemakkelijken de lectuur; het eenige wat ik op dit soort boeken tegen heb, is dat men zich telkens weer bij den aanvang van een nieuwe periode in alle karakters moet inwerken. Toch hebben zulke boeken een groote charme, n.l. dat wij een kijk krijgen op de zeden en gewoonten, de communicatiemiddelen en lectuur van onze voorvaderen, en al is soms de litteraire waarde niet erg hoog, dat zulke boeken gevraagd zijn, blijkt alleen al uit het feit dat De Opstandigen reeds den elfden druk wist te halen, wat voor Holland zeker wel iets zeggen wil. Er is nog een vierde boek verschenen, dat in dit kader past, n.l. Wife to John van Barnaby Brook (Gerald Howe). Ten slotte wil ik nog even de aandacht vestigen op een bijzonder boek, dat ik in het begin reeds heb genoemd, n.l. Jane Carroll van Temple Thurston (Putnam). Wij weten welken strijd de Ieren hebben gestreden tot zij eindelijk hun doel hebben bereikt, een doel dat niet heeft geleid tot hetgeen de felste tegenstanders van Engeland voor oogen hadden. Hoe zij hebben gestreden, welke middelen zij hebben gebruikt en welke geest onder hen heerschte komt Thurston ons hier in goedgekozen woorden vertellen. Het is meer dan een roman, het is een meesterwerk, en beter dan uit courantenberichten, beter dan uit officiëele blauw, rood of witboeken worden wij hier ingelicht omtrent hetgeen in Ierland werkelijk broeide. Door dit epos loopt tevens een schoone draad van romantiek. ETTY-LEAL |
|