Den Gulden Winckel. Jaargang 27
(1928)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKroniek der vertalingenHans E. Kinck, De Predikant, roman.
| |
[pagina 87]
| |
steeds groeit bij ieder nieuw boek dat van hem verschijnt. Als wij hier den naam van Cyriel Buysse hebben genoemd, was het niet met de bedoeling een parallel te trekken tusschen hem en den Noorschen romanschrijver. Al is in beider werk de handeling meestal even sterk gelokaliseerd in beider respectieve vaderland, toch lijkt ons bij Kinck meer dan bij Buysse het universeele karakter van het geval naar den voorgrond te treden en is het algemeen menschelijke sterker uitgesproken, zoodanig zelfs, dat het algemeene de overhand heeft op het bijzondere en hij den Noorschen typen, die hij schildert en betijen laat in een specifiek Noorsch milieu, een ziel heeft weten in te blazen, waarvan de trillingen een weerklank wekken tot ver buiten de grenzen van hun somber land.
* * *
De roman ‘De Predikant’ is een treffend voorbeeld van deze dubbele eigenaardigheid in het werk van Kinck. HANS E. KINCK
Uiterlijk is het de schildering van de scherpe tegenstelling, bestaande tusschen de plattelandsche bevolking van Noorwegen, die in haar smalle fjorden opgesloten, als 't ware afgezonderd van de rest van de wereld, in een zeker stadium van haar ontwikkeling is blijven stilstaan en verachterd is geraakt, en de stedelingen, wier mentaliteit, onder den invloed van de Europeesche cultuurstroomingen, breeder is uitgegroeid en zich normaal heeft kunnen ontwikkelen. Innerlijk toont ons ‘De Predikant’ het verloop van een langzame vervreemding, die ontstaat tusschen dominee Nils Brosme en diens vrouw Anna. En wanneer op het einde van het boek het dreigend gevaar door de boerenbevolking moreel te worden verpletterd, ze weer nader bij elkaar brengt, stellen zij vol ontzetting vast, dat onder de puinen van het ineengestorte huwelijksgeluk de kinderlijke genegenheid van hun dochtertje Emma jammerlijk is verwoest en onherroepelijk teloor gegaan. Dat is het onderwerp. Het krijgt, gelijk elk onderwerp, slechts zijn belang door de uitwerking. Door de bijzonderheden, vrij onbelangrijk op zichzelf, maar behendig aangebracht, weet Kinck dadelijk de atmosfeer aan te duiden, waarin de beide mentaliteiten, de steedsche en de plattelandsche, met elkaar omgang zullen hebben. Hij duidt die atmosfeer niet rechtstreeks aan, hij tracht niet met veel woorden ze in alle bijzonderheden te definieeren; zijn methode is suggestief, het gansche boek door, maar van een suggereerende kracht, die de direktste formuleering op zijn minst evenaart. Het slot van dezen roman, de al te plotselinge ommekeer in de houding van de vrouw, is misschien het eenige zwakke punt in dit boek, omdat het den lezer niet alleen verrast, maar bevreemdt, hoewel voor dien ommekeer per slot van rekening toch wel een voldoende verklaring te vinden is in de soort van openbare biecht, in de opgewekte preek die de dominee als een herboren mensch voor zijn verbaasde boeren houdt. Dit niet te na gesproken, is ‘De Predikant’ een roman waaraan de rijke gaven van een volmaakt schrijverstalent met kwistige hand werden besteed. Het is een psychologische roman, hoofdzakelijk berustend op het innerlijk gebeuren; wat niet belet dat het verhaal ook door de handeling boeit. Wij hebben reeds hooger aangestipt dat de methode van Kinck de suggestieve methode is. Graag neemt hij zijn toevlucht tot symbolen. Dat kan af en toe den lezer wel eens in de war brengen, maar toch gaat geen enkel détail verloren, doordat elk element van het psychologisch probleem naderhand wederom wordt opgenomen en onderlijnd, om tenslotte in het schoon geheel de hem aangewezen plaats te gaan bekleeden. Dit is niet het geringste bewijs van het meesterschap, waarvan de auteur verder getuigt door de felle typeering der personen, de diepgaande analyse, zooals alleen de grootste meesters, die de menschelijke ziel tot haar bodemlooze diepte hebben gepeild, die vermogen te geven en die de figuur van Nils Brosme verheft tot de waarde van een dokument voor de studie van het eeuwige probleem dat de Mensch steeds is geweest voor den mensch. Want dit ook is een der verbazende kwaliteiten van Kinck's kunst, dat zijn personnages zoo reëel aandoen, dat het echte menschen zijn. Niemand, die niet zelf op eigen kosten het leven heeft leeren doorgronden, zou in staat zijn zoo treffend-juist de reacties van een temperament weer te geven op milieu en omstandigheden. Niemand, die niet aan den eigen lijve de moordende beklemming heeft gevoeld van de sombere eenzaamheid der Noorsche bergdalen, zou als Kinck kunnen weergeven hoe een naar levensblijheid en geestdrift smachtend gemoed, gevangen onder den domper van huichelarij en bekrompen deugd, fataal wordt gedreven naar een conflict, dat slechts in waanzin of bevrijdenden opstand zijn oplossing kan vinden. Wij kunnen hier geen opsomming geven van de vele merkwaardige bijzonderheden van dezen roman, van de groote menigte positieve waarden die er in opgestapeld liggen. ‘De Predikant’ is een boek, dat men na een eerste, vluchtige lectuur niet voor goed opzij legt, maar dat men telkens weer opneemt om te luisteren naar de huiveringwekkende kreten van een getormenteerde en diep-menschelijke ziel, als naar een echo van de eeuwigheid.
* * *
‘Anny Porse’ kan beschouwd worden als de tegenhanger van ‘De Predikant’. Deze roman behandelt eveneens het fatale verloop van een menschenleven, dat zich verheffen wil boven de ruwe, verstompende alledaagschheid en zich hardnekkig vastklampt aan een schoonen droom, om niet ten onder te gaan in de | |
[pagina 88]
| |
geest- en zieldoodende brutaliteit der omgeving. De hoofdpersoon van ‘De Predikant’ is een man, de hoofdpersoon van dezen tweeden roman is een vrouw. Er is echter een nog scherpere tegenstelling in deze beide boeken, die een soortgelijk thema behandelen. Het eerste geeft ons één oplossing van het conflict: de bevrijdende opstand. ‘Anny Porse’ brengt de tweede: de vlucht in den waanzin. Kinck heeft zijn thema dus volledig uitgewerkt. Hij heeft zich niet tevreden gesteld met het geven van een aanneembare verklaring van een gegeven geval; maar de oplossing gevonden zijnde, heeft hij ze als een algebraïsche formule critisch bekeken; hij heeft er de discussie van gemaakt, bevonden dat de uitkomst zoowel negatief als positief kon zijn en niet opgehouden alvorens gansch het probleem was uitgewerkt. Getuigt dit niet van de ruimte, die zijn helder brein omvademt en van den diepen ernst waarmee hij alle levensvragen behandelt? Ernst. Ziedaar het woord, dat als een frontispice zou kunnen geplaatst worden boven het oeuvre van dezen Noor. De ernst van Kinck is er een die aan de levensblijheid haar rechten laat en zelfs de frivoliteit niet uitsluit. In zijn werk spelen die neigingen van het menschelijke hart hun rol, hebben uitbundigheid en passie, sensualiteit en dweepzucht hun plaats; maar ten gepasten tijde weet hij naar voren te brengen wat wij gaarne ons beter ik noemen, datgene, wat overblijft, als al het minderwaardige van een personaliteit is weggevallen, de quintessens, de echte ziel. In dit boek zijn al de groote kwaliteiten aanwezig van het vorige. Alleen de behandeling verschilt eenigszins. Het verhaal is in ‘De Predikant’ dichter aaneengesloten, terwijl ‘Anny Porse’ aandoet als een ware kaleidoscoop, waarvan de verscheidene facetten bij nader toekijken toch weer samenloopen in een en hetzelfde brandpunt om ten slotte één grootsch geheel te vormen. En een tweede gelijkenis dient hier aangestipt tusschen deze beide werken; zij hebben naast het psychologisch gedeelte, beide een socialen kant. Het sociale element is in ‘Anny Porse’ belangrijker dan in ‘De Predikant’. Het is althans sterker geprononceerd. De beteekenis van Kinck voor het Noorsche volk is ontzaglijk, niet omdat hij zich met hart en ziel zou gespannen hebben voor een taak van sociaal hervormer; want dat heeft hij niet. Zijn beteekenis vloeit voort uit het feit, dat hij, als grondig menschenkenner, die de Noorsche boerenbevolking met scherpen, doordringenden en tevens liefderijken blik heeft gadegeslagen, is doorgedrongen tot de ziel van zijn landgenooten en deze ziel in al haar naaktheid, met haar gebreken en haar gaven, heeft weten bloot te leggen. Dat was een eerste vereischte om aan zijn volk het zelfbewustzijn en het zelfvertrouwen terug te schenken, waaruit het de noodige krachten zou putten om zich te ontworstelen aan achterlijkheid en sleur en zich hooger op te werken. Dit heeft niets te maken met politiek. Men kan trouwens aan de politiek al haar rechten laten en beweren dat Kinck op een hooger plan heeft gewerkt, vermits hij zich vooral heeft toegelegd op het ontbolsteren van de geestelijke krachten die sluimerden in zijn volk. Vroeg of laat zal dit volk tot de erkenning gelangen van Kinck's overweldigend kunstenaarschap en zijn naam in één adem noemen met die van de grootste Scandinaafsche meesters. Wij, van onzen kant, mogen prof. Jan De Vries dankbaar zijn, dat hij deze twee in ieder opzicht groote romansGa naar voetnoot*) in het bereik heeft gebracht van het Nederlandsche publiek.
KAREL LEROUX |
|