Den Gulden Winckel. Jaargang 27
(1928)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKroniek der vertalingenDe Trouwe Nimf, door Margaret Kennedy.Ga naar voetnoot*) - Hollandia Drukkerij, Baarn.MEN kan de romans rangschikken in twee groote categorieën, al naar gelang den aard van het complex dat er aan ten grondslag ligt. Er zijn boeken, welke gebouwd werden rondom een inwendig complex, waarvan de psyche der helden de basis vormt en den loop van het verhaal zich ontwikkelt min of meer evenwijdig met de ontleding of de afwikkeling van het zielkundig conflict bij de hoofdpersonen. Zulke verhalen worden meestal betiteld met de nogal kil aandoende benaming van psychologische romans. Ze zijn voor den oppervlakkigen lezer niet steeds zeer boeiend, hij moet zich eenig geweld aandoen om ze door te lezen, ze zijn hem als een soort taak, welke hij niet onafgedaan mag laten zonder in 't eigen oog te kort te schieten aan een driemaal geheiligden cultuurplicht. Wel zijn er onder dat soort romans te vinden, welke den lezer niet loslaten en hem van 't begin tot het einde in spanning houden, hetzij door de behendige afwikkeling van het psychologisch conflict, hetzij door de steeds herhaalde onthulling van nieuwe geheimzinnigheden der menschelijke psyche. Dit laatste gebeurt veelal in de romans van Dostojevski b.v. Het andere soort romans dat wij bedoelen, berust op een uitwendig complex, op een complex van omstandigheden. Het verloop van het verhaal wordt bepaald door de omstandigheden, waarin de personen worden geplaatst. De psychologie van de helden is niet de overwegende factor, ze is zelden ingewikkeld, ze is meestal een soort doorsnee- of typepsychologie en ligt vaak reeds bij den aanvang van het boek bloot voor den lezer. Uit het binnenste van de hoofdpersonen zijn geen verrassingen te verwachten. Indien er verrassingen komen, zullen ze voortvloeien uit de omstandigheden, omstandigheden waarop elke figuur reageert volgens haar eigen door den lezer gemakkelijk te doorschouwen psychologie. Het verschil tusschen beide soorten bestaat hoofdzakelijk hierin, dat de eene ontledingen zijn, de andere verhalen. Beide hebben een goeden en een kwaden kant. De verhalende romans zijn meestal in een levendiger trant geschreven, ze zijn minder abstract dan de andere en boeien gewoonlijk meer den lezer. De ontledende romans, daarentegen, hoewel zij gemakkelijker in eentonigheid vervallen, staan uit den aard der zaak minder bloot aan het euvel der oppervlakkigheid, vermits zij als onderwerp hebben het uitdiepen van de menschelijke psyche of de ontleding van een merkwaardig, nietalledaagsch, psychologisch gegeven. Natuurlijk is zulke classificatie van de romans louter theoretisch en zou het moeilijk zijn, in de practijk een scherpe grens te trekken tusschen de twee categorieën. Het eene boek is wat meer verhalend dan het andere. Het verhaal en de ontleding zijn in de werkelijkheid steeds vermengd. Zuivere typen zijn niet voorhanden. Een beschrijving zonder psychologie is denkbaar, een verhaal niet, evenmin als het mogelijk is volledig het verhaal weg te cijferen bij de uitrafeling van een psychologisch complex. Het onderscheid dat wij beoogen te maken is een kwestie van doseering, van overwicht van een der elementen. Misschien ligt in de juiste doseering van die beide elementen het geheim besloten van het precept voor den echten roman, het groote kunstwerk, het boek, waarvan men zeggen kan dat het tezelfder tijd genietbaar is door de groote massa, de minder ontwikkelden, | |
[pagina 55]
| |
en door de elite, de fijnproevers. De zaak dient dan wellicht aldus verstaan, dat de groote massa haar behagen schept in de verhalende kwaliteiten van den roman, terwijl de meer ontwikkelden vooral geboeid worden door de diepzinnigheid van het boek. Hoe moeilijk het voor sommige romans kan zijn er het geschikte etiket op te plakken, wat De Trouwe Nimf betreft, kan daaromtrent geen twijfel bestaan. Het boek is hoofdzakelijk verhalend, de psychologie, de ontlading speelt erin slechts een ondergeschikte rol. De kern, het geraamte van het boek, wordt niet hoofdzakelijk gevormd door de eigenaardige psychologie van de personen, maar wel door een half dozijn belangrijke feiten. In het verhaal van die feiten en het verband van oorzaak tot gevolg bestaat deze roman. De psychologie van de figuren is weinig ingewikkeld en tamelijk sommair aangeduid van meet af aan. Zij houdt geen verrassingen in, geen ‘coups-de-theatre’. De schrijfster deelt ons van den innerlijken mensch van haar helden juist zooveel mede als noodig is om alle latere reacties - reacties, waarvan geen de logica geweld aandoet - te dekken. Het moet haar als een kwaliteit worden aangerekend, dat zij bij de typeering van haar figuren niet rechtstreeks en opzettelijk is te werk gegaan, maar deze laat afleiden uit de manier, waarop zij ten tooneele worden gevoerd. En deze manier is voortreffelijk. Het is niet mogelijk een aangenamer en luchtiger verteltrant uit te denken dan die van Margaret Kennedy. Als een kabbelend beekje, vlijtig en helder, verloopt het verhaal, af en toe onderbroken door den snedigen dialoog. Ze is niet erg diepzinnig, ze is niet overdreven lyrisch, ze is nooit zwaar op de hand, ze is soms spiritueel, dikwijls vroolijk en altijd onderhoudend, van de eerste tot de laatste der drie honderd vijf en dertig bladzijden van dezen roman. Dat is geen kleinigheid en vergt meer dan alledaagsche schrijverskwaliteiten, kwaliteiten, welke in het onderwerp dat ‘De Trouwe Nimf’ behandelt, een zeer geschikte stof schijnen te hebben gevonden. Het boek kan doorgaan als een episode uit de kronijk van een kunstenaarsgezin, het gezin van den operacomponist Albert Sanger, waar kinderen zijn van drie verschillende moeders. De kinderen uit het tweede bed hadden voor moeder een zekere juffrouw Churchill, uit een oud Engelsch geslacht. Het ‘ras’ van hun moeder overgeërfd hebbend, samen met den aanleg van hun vader, zijn zij opgegroeid, buiten alle toezicht, tot een soort verwilderde bloemen van een onweerstaanbare bekoorlijkheid. Van stad tot stad meereizend met Sanger, steeds hun eigen plan trekkend, hebben ze een zekere levenservaring, waaraan hun kinderlijke naiefheid echter nog niet volledig is ten gronde gegaan. Natuurlijk staan zulke vrijgevochten kinderen, die hun vader gewoonweg Sanger noemen, aan vele gevaren bloot en de eerste bittere ervaring is voor de zestienjarige Antonia die er thuis een gansche week uittrekt met een vriend van haar vader, een jongen jood, wiens minnares ze wordt. Ze is verleid terwijl ze dronken was, hoewel ze zich graag bewust had gegeven. Daardoor is de liefde in haat verkeerd, maar Tony is een te levenskrachtig ding om onder zulk verdriet gebukt te gaan en na Sanger's plotselingen dood stemt ze toch toe in een huwelijk met den beminden verleider. Romantischer, onuitgesproken en maar half vermoed, is de liefde van de jonge Teresa voor den anderen vriend des huizes, den componist Lewis Dodd, schrijver van de ‘Revolutionaire Zangen’, die de voor hem te conventioneele Engelsche maatschappij is ontvlucht om het bohemerbestaan van de Sangers te deelen op de Karindehütte in Tyrol. Deze wildzang, hoewel hij in het kind Teresa steeds zijn toekomstige beminde heeft gezien, wordt smoorlijk verliefd op de 28-jarige Florence Churchill, een nicht van de kleine Sangertjes, die de kinderen na Sanger's dood in naam der familie komt opeischen om ze in een Engelsch pensionaat te plaatsen. Florence, die haar overbeschaafd milieu ook wat saai begon te vinden, geraakt onder de bekoring, eenerzijds van Dodd's ruwe, verwilderde levenswijze, anderzijds van de niet te miskennen genialiteit zijner composities. Er volgt een huwelijk, dat na korte wittebroodsweken, als beide naturen onbewust hun oude gewoonten gaan hernemen, een felle crisis doormaakt. Florence verliest haar zelfbeheersching en jaagt de kleine Tessa, die van haar liefde voor Lewis meer en meer bewust is geworden, maar genoeg karakter bezat om het geluk van haar weldoenster te eerbiedigen, haar vluchtenden echtgenoot achterna. Lewis en de 15-jarige Tessa, de trouwe nimf, belanden te Brussel. Het arme kind, dat steeds zwak van hart was, is doodop, na de scène met Florence, de bewogen overvaart en de vermoeiende treinreis. Een stom toeval, de opperste inspanning om het raam te openen, doet haar hartje breken en ze sterft in de armen van den vriend, die geroepen was om den beminde te worden. De opstandeling in Dodd ligt geveld. Voortaan is alles hem onverschillig. Waarom zou hij nog zijn vrouw ontloopen, nu de schoone droom die lokte is verzwonden?
Dit zijn de hoofdlijnen van het mooie boek, waar nog verscheidene merkwaardige nevenlijnen zijn doorheen geweven, welke het geheel maken tot een zeer gevulden roman. De groote kunst bestond erin voor Margaret Kennedy de eigenaardige figuren uit het door haar gekozen milieu te laten evolueeren zonder zich aan onwaarschijnlijkheden te bezondigen. Zij is er niet alleen in geslaagd de gegeven verwikkelingen te doen aanvaarden als het normale verloop der omstandigheden, maar ze tevens naar een ontknooping te leiden, waarmee de logica vrede neemt. Zij heeft zelfs meer gedaan, zij heeft bereikt dat men het bewogen einde van het boek beschouwt als de fatale uitkomst van den dramatischen toestand, waarin de hoofdpersonen door het natuurlijke spel der omstandigheden waren geraakt. Het kiesche punt was zich te ontdoen van een der drie figuren bij het conflict betrokken. Zij heeft den dood van de kleine Tessa voldoende voorbereid om het verwijt te vermijden zich van een deus ex machina te hebben bediend, en bij die voorbereiding eveneens al te groote opzettelijkheid weten te weren. Men kan eenigszins den indruk hebben misschien, dat dit einde meer mocht gedramatiseerd zijn. Ons dunkt eerder, dat men de schrijfster er dank voor moet heeten gemakkelijke effecten te hebben afgewezen, en in de matiging, waarvan ze bij het slot van haar boek blijk geeft, zien wij een nieuw bewijs van de groote beheersching van haar onderwerp, welke zij van den aanvang heeft aan den dag gelegd. Wanneer men bedenkt, hoe gemakkelijk dit verhaal in het oppervlakkige, het potsierlijke, het onwaarschijnlijke kon verloren loopen en vaststelt met welke groote zekerheid Margaret Kennedy dit heeft weten te vermijden, dan kan men zonder schroom dit boek een zeer geslaagd boek heeten en ‘De Trouwe Nimf’ rangschikken onder de goede buitenlandsche romans, welke in vertaling aan de Nederlandsche kenners werden voorgelegd.
KAREL LEROUX |
|