Den Gulden Winckel. Jaargang 26
(1927)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLéon Daudet in NederlandDE massa, misleid door onverantwoordelijke courantiers, heeft, niet alleen in Nederland, steeds een volkomen onjuist beeld van de persoonlijkheid en het werk van Léon Daudet gekregen. En het is daarom bijzonder aangenaam, dat zijn bezoek, het persoonlijk contact met de intellectueelen, de noodige correcties daarop heeft aangebracht. Het is niet mogelijk (en het is daarvoor hier niet de plaats) om in een kort bestek de politieke beginselen van Léon Daudet - geheel gebaseerd op de Maurrassiaansche theorie - uiteen te zetten. Het is bovendien van geen belang of die beginselen al of niet overeenstemmen met onze eigen concepties van leven en samenleving. Want waar zou het naar toe moeten indien wij het niet meer verstonden om in een tegenstander de eerlijkheid van zijn overtuiging, den persoonlijken moed en het talent waarmede hij die overtuiging verdedigt te waardeeren en te eeren? Daudet, die, als zoon van Alphonse Daudet, voorbestemd was om in de derde republiek een belangrijke rol te spelen, heeft alle kansen op een schitterende officieele carrière welbewust geofferd, ten einde, zonder voorbehoud en buiten iedere eerzucht en iedere baatzucht om, zijn idealen, gesynthetiseerd in de definitieve formules van Charles Maurras, te dienen. Hij heeft meer gedaan. Hij heeft zijn huiselijk geluk, zijn vrijheid, geheel zichzelf geofferd, met een élan, als wij, in ons koeler leven, maar zelden kennen. Daudet is neo-royalist, anti-democraat (in Franschpolitieken zin), hij is klassisist... wat doet het er toe. De diep eerbiedige bewondering die aan een Henriette Roland Holst ook niet-communisten, zoo hun geest door botte partijdrift niet misvormd is, verschuldigd zijn, blijve een Daudet, strijdend aan den anderen uitersten vleugel, niet onthouden. Een karakter, een talent en een onbeperkte vitaliteit! Deze combinatie is te zeldzaam om haar niet, als zij zich, zooals in de boeiende gestalte van Léon Daudet, voordoet, in eere te houden. Daudet is - en dit zij hier in het bijzonder aangeduid - een der krachtigste, rijkste, geestigste prozaïsten van zijn land. Zijn taal is vol gloed en glans. Hij is een onuitputtelijk Vinder van levende, scherpgesneden beelden. En zijn tempo is meesleepend als een bergstroom die fonkelt en dartelt in de zon. Pamflettist - warmer en rijker dan Courrier - in de allereerste plaats; essayist, die steeds nieuwe uitzichten opent; criticus met een indringend vernuft en een onfeilbaar orgaan om valsch van echt, pathos van gevoel te scheiden. Als romancier, als schepper van autonome menschengestalten, die onder den drang van een persoonlijke logica en een eigen noodlot handelen en spreken, kan ik hem minder hoogschatten. Niettemin zijn, naar mijn smaak en inzicht, ‘Le Voyage de Shakespeare’, ‘Sylla et son Destin’, ‘Un jour d'orage’ drie machtige boeken. Maar zijn meesterwerk, een meesterwerk in absoluten zin, vormen zijn twee kapitale deelen ‘Mémoires’. Ik kan moeilijk zeggen hoe dikwijls ik deze al niet gelezen heb!Ga naar voetnoot1)) En telkenmale heb ik er nieuwe verrukkingen gevonden. Men weet nooit wàt uit een periode van litteraire activiteit voor het verre nageslacht bewaard zal blijven, maar als er uit dezen tijd één werk kàns heeft om klassiek te worden dan is het wel dit. En wij mogen niet die magnifique brochure: ‘Défense | |
[pagina 221]
| |
des Humanités gréco-latines’ vergeten; zoomin als zijn kritische studiën: ‘Les Oeuvres dans les Hommes’, ‘Le Roman et les Nouveaux Ecrivains’ en ‘Etudes et Milieux litéraires’. De kritiek van Daudet brengt een nauw verband tusschen het werk en den mensch. Zijn hooge opvatting over de taak van den criticus heeft hij eens geformuleerd: ‘La critique est un art qui tend à devenir une science, et sans doute, la première des sciences. L'oeuvre est intimement liée à l'homme, à ses qualités, à ses vertus, à ses vices, à ses travers’. En aldus is er een nauw verband tusschen zijn litterair-critische en zijn psychologischphilosofische studiën (‘L'Hérédo’, ‘Le Monde des Images’, ‘Le Rêve éveillé’) en, verder voortbouwende, zijn politieke concepties. De geschriften van Daudet - die nog in de volle kracht van zijn leven en productie staat - zijn verzameld in meer dan vijftig deelen. Men staat versteld van zijn werkdrift en zijn veelzijdigheid; vooral wanneer men bedenkt dat een groot deel van zijn tijd en zijn energie in beslag genomen wordt door zijn dubbele functie van leider eener machtige revolutionnaire partij en van een groot dagblad. Léon Daudet heeft in Nederland harten veroverd. Dat is een van zijn machten: hij is, in het persoonlijk contact, onwederstaanbaar. Zijn gezondheid van lichaam en geest, zijn rondborstigheid, zijn humor en zijn door niets te verduisteren goed humeur laten niet na hun werking uit te oefenen. Toen hij lid van de Fransche Kamer was had hij een persoonlijken invloed, veel grooter dan de invloed van zijn partij in het politieke verband. Als hij, met zijn stentorstem, sprak, luisterde men, geboeid of men wilde of niet. En zijn vrienden telde hij onder alle partijen. Een van zijn getrouwen was de communistische dokter Morucci, die bij een of andere felle uiteenzetting, toen het debat op handgemeen dreigde uit te loopen, door de woelige menigte der afgevaardigden heen drong om zijn vriend-en-vijand, zoo noodig, met de vuisten te verdedigen! Daudet is een van die bloeiende naturen die men moet liefhebben als men hen van nabij kent, en die men met overtuiging en kracht bestrijden kan zonder dat dit iets behoeft af te doen aan de persoonlijke relaties van wederkeerige genegenheid en waardeering. Door de komst van Daudet in Nederland heeft men hier, eindelijk, contact gekregen met een van de scheppende, levende en levenwekkende krachten, die in het hedendaagsche Frankrijk werken; en, in hem, heeft men dat land beter leeren kennen dan in de schimmige grootheden door Nederland-Frankrijk geimporteerd. Eindelijk een Kerel en geen ‘letterkundige’! J. GRESHOFF |
|