toegepast werd, er zijn kennersblik over heeft laten gaan. Een portret, hierbij verkleind gereproduceerd, en eenige vlugge vignetten zijn van niemand minder dan Carlègle, en de uitgave werd ondernomen door
P.J. Toulet
(Naar een houtsnede van Carlègle)
de ‘Editions Un Coup de Dés’ (Castermans en Vriamont) te Brussel. In zulk een editie, welke aan al die drukdoende overladen Fransche uitgaven naar de laatste mode ten voorbeeld kan worden gesteld, is, in allen eenvoud, het volmaakte zeer nabijgestreefd. J.F. van Royen, meester in de rechten en in de drukkunst, kondigt een uitgave van ‘Maneschijn’ van Arthur van Schendel aan. (Kunerapers). Gelukkig blijkt dus, dat de Posterijen de werkkracht van dezen voorganger en leider der Nederlandsche boekkunst niet gehéel en al, zij het dan ook te veel, in beslag nemen. Wij citeeren het prospectus:
‘Maneschijn’, een der kleinere onder Van Schendel's verhalen, de vertelling, die een verouderd man doet aan zijn broeder en diens vriend; in een toon, als die van den verteller zelf wordt beschreven: zacht en vervloeiend, zoodat de liefderijkheid van het hart hoorbaar is in den klank, en de blanke avond zoeter wordt van rustigheid.
Is dit alles, dat wenschen deed, dit eene verhaal te zien, alleen en op zich zelf, als een enkele teederwitte roos, uit den veelkleurigen en dichten ruiker genomen? Er wordt in gesproken van witte violieren en van een zilveren wilgeboom, te aanschouwen als een stille fontein in de teederheid van het maanlicht; het is onder het vertellen, of er onzichtbare wezens in de geuren en schaduwen rondwaren, en de vraag verheft zich: wie heeft oogen, die alles zien?
Het is een verrukkelijk zweven tusschen droom en werkelijkheid, rijzend en dalend met de bewegingen van het verhaal, - en ook dit is het niet.
Het zou een spel kunnen zijn, maar het is anders; het is er niet om zich zelf, omdat het is de weerschijn, de bekorende en zachtkleurige weerschijn van de al aanwezige, maar met geen woord genoemde verborgenheid: de droom is het wezen, de werkelijkheid een droom.
Deze doorschouwing van het leven, die den daarmee niet bekende eeuwig arm laat, wie haar kent eeuwig rijk doet zijn in alle armoe aan aardsch geluk of goed, - deze ondergrond der vertelling, die dááruit opbloeit, lenig en onzwaar als een bloemtwijg zelf in de maanbeschenen gaarde, maakt haar waard en edel boven allen.
De drukker heeft met sobere middelen getracht, alleen door zuiverheid en echtheid, den kostbaren inhoud haar uiterlijken vorm te geven, wetende, dat deze weinige bladen een eeuwige waarheid verbergend, nochtans schroomvol vermijden moesten eenigerwijze het uitzicht op het eeuwige te belemmeren.
Mr. J.F. van Royen
Oprichter en leider van de Kunera-pers (Naar een geëtste caricatuur door Ton van Tast)
De oplage, op Japansch papier enkel in zwart gedrukt, bedraagt één honderd in de pers genummerde exemplaren, van welke vijftig voor de leden van de Vereeniging der Vijftig zijn bestemd.