Jubelbrief
Aan de Gulden Winckeliers, Zilvere jubilarissen Gerard van Eckeren en J. Greshoff.
Waarde Collega's!
WELLICHT zal uw fijn gecultiveerd onderbewustzijn (of moet ik, die verschillende wijsgeeren in mij heb gehuisvest, hier schrijven: fijn gecultiveerd bovenbewustzijn?!) de rythmiek der allure van mijn prozaregelen snappen. Vergunt mij evenwel in dit plechtig feestnummer uwe opmerkzaamheid te trekken naar de problematieke onsterflijkheid van mijn Dagboek-proza der XXste eeuw onzer Christelijke Jaartelling. Daarin leest de leergierige studiosus:
‘Eind October 1901. Vandaag uitgever-directeur van de Hollandia-Drukkerij te Baarn bij mij. Plan een zeer goedkoop maandblad voor boekenvrienden dat hij wil oprichten onder mijn redactie. Prof. Kalff van Leiden had hij eerst gevraagd, maar die had hem naar mij verwezen. Met L.F. Schudel afgesproken dat hij binnen een week zal weten of ik het doe.
19 Oct.: Schudel gemeld dat ik het doe en dat het eerste nummer half Januari 1902 moet uitkomen.
26 Oct.: Naar Baarn bij Schudel. Praat over een vaste rubriek bibliographie. Zal daarvoor uitnoodigen A.S. de Rochemont, redacteur te Amsterdam.
November: Bij afwisseling te Utrecht, Doorn en Amsterdam vergaderd. Concept voor een openingsartikel behandeld.
December: “De Liggende Os” als vaste vergaderplaats gekozen. A.S. de Rochemont, redacteur van het Nieuwsblad van den Boekhandel zal voor de rubriek Boekbeschrijving zorgen’. -
Nog eenige bijzonderheden over het openen van ‘Den Gulden Winckel’. Door de gezamenlijke pogingen van de heeren L.F. Schudel, de Rochemont en mij verscheen het eerste nummer den 15den Januari 1902, met een, naar wij meenden, mooie lijst meêwerkers. Het ‘Portaal’ dat ‘Den Gulden Winckel’ opende, is grootendeels naar de toenmalige perszede in verstaanbaar Nederlandsch gesteld, de technische boekdrukkerstermen zijn er ingebracht door de Rochemont. Schudel en ik hebben hem uitgenoodigd zijn naam als redacteur op het omslag te vermelden, doch hij heeft geen gevolg gegeven aan ons verzoek. Misschien omdat een dubbel redacteurschap (Nieuwsblad van den Boekhandel en dit) de maat zijner beschikbare krachten zou te boven gaan. Hoe dit ware, zeker is dat hij Schudel en mij naar het gelukkig bezigen als titel van Vondel's Den Gulden Winckel heeft geleid en de fraaie houtsnede van J.G. Veldheer voor kop- en randversiering zich bijna een kwarteeuw op het groene omslag heeft vertoond. -
Ziehier wat ik mij over het ontstaan van ‘Den Gulden Winckel’ herinner.
Wat eindelijk mij te binnen viel, toen uw aanzoek om eenige regelen voor het zilveren feest mij bereikte, is de mededeeling dat uw Winckelheil mij uiterlijk tot Januari 1952 belang blijft inboezemen. Als gevolg daarvan verzoek ik u, waarde collega's, mij op de invitatielijst van uw goude feestvierders te plaatsen en mij de eerste drinkspreuk te gunnen. Die belofte zij als jubelbrief gericht naar uwen dienstvaardigen dienaar
F. SMIT KLEINE
Doorn, 30 Dec. 1926.