Ernest Pérochon. Nêne. Vertaling van Ellen Forest. - Utrecht, A.W. Bruna's Uitgevers-Maatsch. (272 blz.). f 2.20; geb. 3.75
Ellen Forest deelt in haar Voorrede een en ander over het boek en den schrijver mee, waaruit we het volgende citeeren:
‘Dit tragische boek vol ontroerende momenten is een boek van heel simpel gebeuren. Behalve het groote ongeluk van Curassier, zit er als dramatische handeling bijna niets in. En toch - toch ontroert het tot weenens toe. Pérochon heeft het leven van zijn menschen vastgelegd op schijnbaar “gewone” momenten, docht juist uit deze momenten “wordt in de ketting van oorzaak en gevolg het groote leed geboren, waaraan Madeleine, die alleen goed wilde, niets vroeg dan zich te mogen offeren en voor anderen te mogen leven, te gronde ging”’.
Inderdaad is Nêne een heel eenvoudig maar heel ontroerend boek. Nêne is een simpel boerenmeisje dat bij een boer komt om daar het huishouden te doen en voor zijn twee moederlooze kinderen te zorgen. En al heel gauw hecht Madeleine zich zóó aan de twee kinderen, dat ze alles voor hen over heeft.
Na een oneenigheid van haar met Corbier, haar baas, wil ze weggaan. 's Avonds pakt ze stilletjes alles in; een flesch odeur, die ze voor de kinderen kocht, sprenkelt ze als wijwater over hun kleertjes uit. Tot laat in den nacht zit ze nog te naaien voor hen om alles keurig achter te laten. Maar ten slotte kàn ze de kinderen niet verlaten en - ze blijft. 's Morgens begint haar dag van hard werken opnieuw. Madeleine vindt haar eenige geluk in haar liefde voor de twee kinderen. Alles doet ze voor hen. Van haar geringe loon koopt ze cadeautjes en snuisterijtjes voor hen, zoodat ze in niets achter staan bij kinderen die wèl een moeder hebben...
Corbier denkt er over met Nêne te trouwen, alleen omdat ze zoo zorgzaam is voor de kinderen en zoo hard werkt. Maar hij ontmoet een meisje, Violette, op wie hij verliefd wordt; hij wil met haar trouwen, doch Violette, die het land heeft aan Nêne, eischt dat Nêne vertrekt. Natuurlijk moet dit gebeuren, en heel tragisch is de scheiding van de kinderen, die Madeleine al zoo lang heeft voelen aankomen, beschreven. Kort voor haar vertrek brengt ze 't kleine meisje, Lalie, naar een school. Aandoenlijk zijn haar overwegingen, wanneer ze Lalie er heen brengt, in een dure, mooie jurk. ‘Dat kind’, dacht ze, ‘zal mij nooit vergeten, wat er ook gebeurt. Als ze later aan haar jeugd denkt zal ze zeggen: voor de eerste keer dat ik naar school zou gaan, had Madeleine mij bij de hand genomen. Dat was een herinnering voor heel haar leven’. En hoe fijn en eenvoudig en toch aangrijpend is de beschrijving van een der laatste dagen, die ze met de kinderen doorbrengt, buiten. De kinderen weten niet dat ze van hen zal weggaan.
‘Madeleine trok de twee kinderen tegen zich aan: ‘als ik weg ga kan ik jelui misschien nooit meer zien. Ik ben jelui moeder niet... ik, ik ben, nee, ik ben jelui moeder niet... Jelui moeder is dood. Ze was erg goed jelui moeder... en zoo mooi... Daar is geen andere vrouw die ooit zoo mooi zal zijn, van haar moet je 't meeste houden, kinderen, meer dan van mij, meer dan van wie ook...
Ze sprak zachtjes en langzaam. ‘Je mag ook van anderen houden. Je mag ook houden van mij... dat is niet verboden... Als je groot bent kan je zeggen: het was niet mijn moeder, maar we denken toch nog vaak aan haar... Dat is dan mijn belooning en ik zal er heel tevreden mee zijn...
Als Nêne weg is wil ze de kinderen weer zien, ze kan het verlangen naar hen niet tot zwijgen brengen. Maar Violette, de nieuwe moeder van de kinderen, heeft hen stelselmatig van Nêne vervreemd, en wanneer deze, met haar hart boordevol liefde, naar hen toe gaat om hen te kussen en te liefkoozen, blijven de kinderen onverschillig. En de kleine jongen, haar troetelkindje, zegt: ‘Ik houd niet meer van je, ga weg, je bent slecht... en je ruikt naar kaas’. Een snik, diep als een doodssnik - Madeleine vlucht... ze kan niet verder leven, en in den vijver, achter 't huis, verdrinkt ze zich... Een ontroerend, fijn gevoeld boek, dat uitstekend vertaald is.
N.v.K.-B.