Het Orakel van Tibet, zooals het gewoonlijk is, met zijn Dienaren
tegen zonsondergang mijn troepje inhalen, en wij sukkelden nog twee uur verder, in het minst niet wetende waar wij waren, daar de weg diep onder de sneeuw begraven lag en wij slechts den algemeenen omtrek van de vallei hadden, waarnaar wij ons konden richten.
Herhaaldelijk meenden wij veiligen grond onder de voeten te hebben, doch de man aan het hoofd verdween dan opeens uit ons gezicht en viel in een kloof of een waterpoel, die door de sneeuw onzichtbaar gemaakt was. Onze dagmarsch had slechts 8 of 9 mijlen bedragen, doch zelfs om dezen afstand af te leggen, hadden wij 14 uren noodig gehad. Wij waren verdwaald. Onze krachten lieten ons in den steek en onze harten waren ons in de schoenen gezonken. Wij hadden geen flauw denkbeeld waar de weg zich kon bevinden, en waadden door een lange sneeuwkloof. Het was pikdonker, hoewel er maneschijn had moeten zijn. Terwijl wij in dien toestand verkeerden, begon het plotseling opnieuw te sneeuwen. Ik was alle besef van gevoel reeds lang te boven, doch Lhaten brak in tranen uit. Later gingen zijn tranen over in een krampachtig snikken, dat niet bedaren wilde. De anderen zweefden op den rand van denzelfden toestand...
Een uur later, ging de wind liggen, doch de betrekkelijke kalmte werd gevolgd door een van die verschrikkelijke stormen, die alleen in Tibet en in de passen bekend zijn. In een minimum van tijd zakte de tent boven onze hoofden in en lagen wij in een verwarden hoop door elkander, terwijl het zeildoek boven onze hoofden trommelde. De orkaan nam steeds in hevigheid toe en sleurde ons tenslotte allen in een verward kluwen van het rotsplat, doch wij waren ongedeerd. Het schoot ‘Satan’ plotseling te binnen, dat hij priester was, en hij begon een langdurige aanroeping van alle Tibetaansche heiligen, waarbij hij bijzonder luidruchtig was in den aanroep van den veelwijvigen, zich aan wijn bedrinkenden Padma Sambhava, die duizend jaren en langer dood was. Onder meer biechtte hij, hoe dwaas hij gehandeld had door mij te vergezellen, en vroeg daarvoor vergiffenis’.
Dit reisverhaal is wel bijzonder geschikt om in breede kringen meer kennis te verspreiden aangaande een der meest geheimzinnige landen der aarde: Tibet. Ook al mogen enkele reizigers en een Engelsche expeditie Lhasa bereikt hebben, zoo zijn land en volk nog in een waas van geheimzinnigheid gehuld. Trouwens, ontoegankelijk als het van nature is, lokt ook de ligging van Tibet niet tot een bezoek uit.
Vreemde zeden houdt dit volk er op na: wat te zeggen van hun gewoonte om de lijken in stukjes te laten snijden tot voedsel voor roofvogels, varkens en honden? Alles is vergankelijk, leerde Boeddha,
Afbeeldsel van een overleden Abt in een Tibetaansche Kathedraal