Brief uit Italië
Het feest der Onbenulligen.
In Rome vieren de Onbenulligen feest. - Eigenlijk vieren zij in heel Italië feest; overal, in boeken, couranten, tijdschriften en in de schouwburgen. Maar toch, vooral in Rome. - In Rome geven zij den toon aan, in Rome zijn zij groot en schijnen zij belangrijk. -
Ik schreef ‘in boeken’, maar dat is eigenlijk niet juist, want ‘boeken’ schrijven zij niet. Hoogstens weten zij hun in tijdschriften verspreide prozatjes te bundelen, maar een boek schrijven, neen zoo iets minderwaardigs doen zij niet.
Zij zijn immers de schrijvers, de groote schrijvers, die niet schrijven. -
Zij schrijven niet, omdat.... ja zij zouden u honderd en een reden op kunnen noemen waarom zij niet schrijven; maar ik zeg u dat er ten slotte maar één ware reden is. - Die zeggen zij echter niet aan u, den lezer, den leek, die hen bewonderen moet. - Soms, laat op den avond, of liever vroeg in den morgen, wanneer zij meer dan gewoonlijk aan Bacchus hebben geplengd, bekennen zij in stillen besloten kring: ‘Ik heb niets te zeggen’. - Want dat is de ware reden, zij hebben niets, heelemaal niets te zeggen; zij zijn onmachtig om een boek te schrijven, zij zijn onmachtig om een groot gevoel te hebben of een groote gedachte te dragen; zij zijn de onmachtigen. -
Toch schrijven zij in alle couranten, bezetten zij alle tijdschriften, roeren de trom en hemelen elkander op, en vieren feest, zij, de onbenulligen. -
Ik overdrijf niet; o ik weet het, er zijn in Italië ook nog schrijvers die schrijven, er zijn nog mannen die iets te zeggen hebben, maar zij tellen niet mee; over hen spreekt men met minachting, zij worden nauwelijks geduld. -
Ik heb veel over deze laatsten hier geschreven, ik heb steeds getracht te wijzen op het goede dat er is, ik heb de rest steeds doodgezwegen. - Maar nu kan ik niet meer, ik moet nu, wil ik niet een al te valsch beeld van onze letterkunde geven, ronduit erkennen: de onbenulligen vieren feest!
Er wordt in Italië nog steeds veel, zeer veel geschreven, vooral novellen, romans, tooneelstukken; maar wat blijft er van al dat geschrijf over; wat is er tenslotte waard om gelezen te worden? Vrijwel niets, althans heel weinig. - De goede tooneelstukken, ik bedoel niet de puzzles of de ‘lyrische avonturen’, neen ik bedoel de ‘tooneel’-stukken, zijn zeer schaarsch.
Een roman, een echten goeden roman, wie kan dien nog schrijven? -
Ik hoor al zeggen dat het overal zoo is; dat onze tijd niet in staat is om een echt levend kunstwerk voort te brengen, omdat er slechts cerebraliteit en zinnelijkheid is en men alle gevoel in zichzelven dood heeft geanalyseerd. - Ik ontken dit niet, ik beweer alleen dat dit proces van ontbinding, anders kan ik het niet noemen, nergens zoover is gegaan als in Italië. - Nergens heeft men zoo'n aantal ‘groote schrijvers’ die niet schrijven. - Ik wil geen namen noemen; zij die de italiaansche litteraire wereld goed kennen weten wie ik op het oog heb, en voor de anderen zou een naam niets zeggen. -
Daarom geen namen, het is geen kwestie van personen, was het dat maar! - Neen, het is een ziekte die wij willen en moeten bestrijden; wij allen lijden er aan in meer of mindere mate, maar dat neemt niet weg dat, al moeten wij beginnen met het kwaad bij ons zelven te bestrijden, wij dat ook moeten doen overal, overal waar wij zien dat deze geestelijke onmacht zich omhult met allerlei fraaie theorieën om haar voosheid te verbergen en zoo te heerschen en feest te kunnen vieren.
Er is op het oogenblik een aanbidding van ‘den vorm’, die opmerkelijk aandoet. Men schrijft prachtige volzinnen, keurige periodes, alles is even mooi, maar ... het is niet meer dan ‘vorm’. - Inhoud, gedachte, is er niet; alles is even leeg en hol. -
Het zijn treurige waarheden, die ieder op zijn beurt gaarne erkent, maar... dat is niet voldoende, zoo lang men voortgaat den zelfden weg te bewandelen dien men tot nu toe heeft begaan. - Er is een behoefte naar iets anders, naar iets beters, maar niemand durft helaas het kwaad in den wortel aan te tasten, niemand durft met den bestaanden toestand te breken, niemand durft te zeggen dat het een gebrek aan diepte is, aan artistiek gevoel, die onze letterkunde zoo doet zijn als ze thans is. - Men tracht de wond te helen door haar te verbergen. -