touristenverkeer niet bereikt, of beter gezegd bereikte. De laatste jaren, nu het spoorwegnet zoo enorm is uitgebreid, nu de automobiel en de rupsauto tot zelfs in de Sahara doorgedrongen zijn en wij het luchtruim veroverd hebben, bestaat er niet veel ‘terra incognita’ meer op deze planeet!
Het boek opent met de beschrijving van een reis in een gedeelte der wereld, waarvan eerst de laatste jaren meer hier te lande algemeen bekend is geworden; ik bedoel de Amerikaansche woestijnstaten New-Mexico, Texas en Arizona. Toen ter tijde maakte onze reiziger deel uit van de wetenschappelijke expedities, uitgerust door de Amerikaansche regeering, om de overblijfselen van de oer-oude Indiaansche beschaving te onderzoeken. Veel is er zoo langzamerhand opgedolven: onlangs heeft men zelfs in zuidelijk Nevada de overblijfselen ontdekt van een stad, naar schatting een tienduizend jaren oud. Wat zeggen wil, dat wij de nog steeds gangbare theorie, dat de bakermat der beschaving uitsluitend op het oostelijk halfrond heeft gestaan, wel eens mogen herzien. Interessant zijn, behalve de natuurbeschrijvingen, ook zijn beschouwingen omtrent de oorspronkelijke bewoners dezer streken, de Indianen. Degene, die in deze bladzijden spannende avonturen zoekt, zal echter bedrogen uitkomen. Met groote piëteit heeft de Regeering der Unie, nadat zij eerst de Indianen - droevig overblijfsel van een fier, doch moorddadig menschenras - in ‘reservations’ tegen de al te groote belangstelling van de zijde harer ‘beschaafde’ blanke burgers in veiligheid had gebracht, de vele ruïnes en de schoonheden der ongerepte natuur als natuurmonumenten in stand gehouden, opdat wij en ons nageslacht te allen tijde ons een denkbeeld zullen kunnen vormen van de natuur van het groote Continent, vóórdat de groote al-vernieler, de beschaafde blanke, zijn rechten deed gelden. Zoo heeft men daar thans o.a. het Mesa Verde National Park, waar wij de ontoegankelijke rots-woningen der prae-historische bewoners kunnen bewonderen, het Grand Canyon National Park met de wereldberoemde kloof der Colorado-rivier. De Indiaansche ruïnes heeft men als National Monument tot staatseigendom verklaard, waarvan er vooral in de staten Arizona en New-Mexico vele te
vinden zijn. Ook Colorado bezocht ten Kate, waar de Denver and Rio Grande Railroad een gebied van zeldzame bekoring ontsloten heeft:
‘Nu eens rustte een sombere schaduw op de zwijgende bosschen en verhoogde den statigen ernst van het landschap, dan weder brak de zon door de nevelen en wierp haar vroolijk licht op het vochtig gebladerte en deed het schitteren in al zijn kleurenpracht. Niet zelden ook bood een berghelling het tooneel van verwoesting: een chaos van verkoolde boomstammen, sommige nog overeind staande, de meeste echter neergestort en half verteerd, getuigde van het vuur dat een heerlijk bergwoud had vernield. In de diepte ruischten wilde stroomen over rotsblokken en ontwortelde boomstammen; hier door een enge, steile bedding, daar langs de groene boorden eener bergweide. De grootsche, lange lijnen der bergen schakelden zich eindeloos aaneen, den vorm hunner toppen in de wolken verbergend’.
Het is alsof men de stemming aanvoelt, die over die bergen ligt. Doch behalve wetenschappelijk onderzoeker en natuurliefhebber, is ten Kate ook een fijnzinnig dichter, een der weinige wetenschappelijke menschen uit den bloeitijd van het materialisme, welke verklaart, dat de grootste ontdekkingen slechts gedaan zijn met behulp van de verbeeldingskracht en dat weten alleen niet voldoende is. De onderzoeker moet tevens iets hebben van den dichterlijken droomer, den profetischen ziener. Het zijn slechts de ‘goddelijk waanzinnigen’, die de menschheid met het hoogste en beste hebben begiftigd.
Het zal ons dan ook niet verwonderen te lezen dat deze onderzoeker niets moest hebben van onze schijnbeschaving met al haar vergeefsch en ijdel zwoegen. Telkens en telkens openbaart zich de denker, die mijmert over den zin van het leven, over de groote vraagstukken van Leven en Dood. Zelfs neemt hij aan, dat sommige Indianen over z.g. occulte krachten beschikken. Heden ten dage, nu de krachten van ons onderbewustzijn, de telepatische verschijnselen enz. het onderwerp zijn van een nauwgezette studie en er tallooze boeken van ernstige onderzoekers aan gewijd zijn, kunnen de geleerden de mogelijkheid van de z.g. bovennatuurlijke verschijnselen niet meer kritiekloos verwerpen.
In 1888 beheerschte de ‘kracht en stof’-theorie nog te zeer de gedachtewereld, dan dat een man van naam openlijk durfde verklaren, dat wij niet alles weten. Hoe weinig weten wij toch, ondanks al onze ‘positieve’ kennis en ‘exacte’ wetenschap; hoezeer vergeten wij, dat onze zintuigen, die dienaren onzer ziel, ons slechts de oppervlakte der dingen leeren kennen, terwijl de diepere oorzaken ons onbekend blijven.
Hoewel de schrijver doorloopend over een zeer onderhoudenden stijl beschikt, lijken mij zijn beschrijvingen van Noord- en Zuid-Amerika en van Japan het best geslaagd. Zijn reis naar ‘het dak der wereld’ in Peru is ook daarom zoo interessant, omdat thans de Centraal-Peruaansche spoorweg den reiziger dwars over het gebergte brengt en dus weinigen zich nog de moeite zullen getroosten om dit traject loopend of te paard af te leggen. Welk een verachting spreekt ook uit zijn bladzijden, aan Zuid-Amerika gewijd, voor den onvermijdelijken blanke, de booze macht, die dood en verderf bracht ...
Aan Hawaii worden enkele bladzijden gewijd, waar de schrijver het diepste in hem uitzegt:
‘Er ligt een eigenaardige, onbeschrijfelijke rust in de natuur, zooals ik slechts zelden heb waargenomen. De besneeuwde bergreus Manna Loa gloort in rose tinten bij het wegstervend zonlicht. Alles is roerloos. Slechts een eenzame leeuwerik verbreekt met zijn lied