De Gemeenschap
Wij hebben aan te kondigen een nieuw tijdschrift, zich noemende ‘Maandschrift voor Katholieke [lees: Roomsch-Katholieke] Reconstructie’ en verschijnende onder redactie van Jan Engelman, Hendrik Kuitenbrouwer en Willem Maas. Tal van bekende roomsch-katholieke schrijvers zegden medewerking toe. Uit de breed-opgezette ‘Verantwoording’ waarmede de eerste aflevering opent halen wij enkele zinsneden aan:
‘De huidige samenleving, die een organisme in diep verval moet heeten, vertoont een tragisch beeld van elkander tegenstrevende levensbewegingen, waarin, hoewel diepgaande kenteringen waarneembaar zijn, de neiging tot ontkenning der bovennatuur en tot natuurlijke verklaring overheerscht.......
Belijden wij, te behooren tot de ideologen, dan is de beperking voorop te zetten, dat ook verkeerd-gericht idealisme zich-zelf opteert. Aan elk idealisme ligt de vaakonuitgesproken bedoeling ten grondslag tot levensharmonie te geraken, maar als de objecten verkeerd worden gewaardeerd of in verkeerde verhouding tegenover elkander worden gesteld, draagt het begin der ideologie reeds de kiem der ontbinding.......
Noch wetenschap, noch kunst, noch techniek, die zich-zelf tot doel maken, die niet te dienen weten, zullen op den duur vruchtbaar zijn voor de regeling der verhouding van mensch tot mensch, voor de aardsche gemeenschap ......’
Zoo wil dit tijdschrift dus ‘dienstbare schoonheid’ brengen.
‘De waarachtigheid van hen, die, ofschoon de macht-totuitdrukking als inzet mee-eischend, het belang van den maker boven het gemaakte wenschen te stellen, kan met een dédaigneus gebaar of de sterkere macht der negatie nimmer weg te redeneeren zijn. Met de kruimels die van de elpenbeenen tafelen vallen behoeven wij ons niet te voeden, die een angelieker droom kennen dan champagneroes na psalm-dreun. Wij wenschen geen kunst te maken voor ons particulier plezieren, wij willen goed en wijs worden in alle dingen, voor het nut der menschen maatschappij’.
Wij vinden verder in dit 1e nr.: gedachten over Architectuur, een kinderliedje Sint Maartensavond, bij een linoleumsnede (op den omslag staat: houtsnede) van Joep Nicolas; eenige in 't fransch geschreven ‘Réflections sur l'Art religieux’ door Jacques Maritain, een stuk over Meerstemmige Kerkmuziek, een engelsche bijdrage over ‘The New Spirit in the English Theatre’, een Koraal van Wies Moens etc. In de Boekbespreking wordt den jongen dichter Henri Bruning (‘De Sirkel’) verweten dat hij tot de Vrije Bladen (het tijdschrift van Houwink en Marsman) kon toetreden.
In de ‘Kroniek’ wordt wat gedold met allerlei dingen van den dag. Dit over Mahler's niet bestaande 10e Symphonie, uitgevoerd door het Concertgebouw-orkest:
;‘“Tachtig procent sfeer” zei Mengelberg tegen den verslaggever. “Tusschen de noten gebeurt het wonder der vleeschwording van deze muziek”. En met deze muzikale biefstuk zullen we het dus voorloopig weer moeten stellen: tachtig procent Mengelbergsch sensualisme en de geest van Mahler fronsend achter den sluier der eeuwigheid.
Wààaar zijn de dagen van Mathijs Vermeulen?;’’