Joodsche letterkunde te bepalen. Met geestdrift werd het geschreven en groote literaire en philologische kennis ligt eraan ten grondslag. Sakheim's critische talenten kunnen niet getoetst worden aan een boek, waarin tijden en namen, bewegingen en werken, in volle vaart langs ons schieten. Bij een voorbijsnellenden trein is het moeilijk de structuur der locomotief te beoordeelen.
Vooral de twee hoogtepunten der Joodsche letterkunde vinden hier een uitvoerige bespreking: de Hebreeuwsch-Arabische periode met haar Spaansch-Italiaansche naloopers en de moderne Oost-Europeesche.
Juist Sakheim was bijzonder bevoegd hier lang te verwijlen, n.l. bij de eerste periode, wijl hij speciaal de romanistiek bestudeerd heeft, bij de tweede, wijl hij voortgekomen is uit die groep van Joodsche ‘Aufklärer’ in Oost-Europa, die men ‘maskilim’ noemt, en kleinzoon is van een bekenden Hebreeuwschen auteur, Abraham-ben-Joseph Sakheim, wiens werk hij met eerbiedige liefde bespreekt.
Speciaal bij die haskala-beweging, die Oost-Joodsche ‘Aufklärer’ van de vorige eeuw, wier taal ons nu zoo droog, wier levensopvatting ons nu zoo simplistisch-rationalistisch voorkomt, moeten we toeven, om de Hebreeuwsche en Jiddische letterkunde te beoordeelen en haar van haar wortels af waar te nemen. Uit die teleurgestelde, universalistische maskilim zijn de vol-ijverige Zionistische en nationale dichters en schrijvers voortgekomen, waarvan reeds Bialik, de pas benoemde professor aan de universiteit te Jerusalem, één voet in den heiligen tuin der wereldliteratuur gezet heeft. Over Bialik en den anderen bekenden dichter, Saul Tchernikowski, den lust- en liefdedichter uit de Krim, schrijft Sakheim veel en met stormachtige genegenheid.
Het spreekt van zelf, dat waar in zoo'n beknopt bestek over zoo veel moet gesproken worden, er deelen zijn, die wat te weinig worden ontgonnen. De invloed der Joodsche litteratuur op de wereldletterkunde en de in niet-Joodsche talen schrijvende auteurs, uit den modernen tijd vooral, worden wel wat heel karig bedeeld. Een man als Martin Buber, de Duitsch-schrijvende, Joodsch-mystische wijsgeer verdiende wat meer plaats.
Eenige stijlvlekjes en wetenschappelijke slordigheidjes uitgezonderd, is het werk van Sakheim een pittig en leerzaam werk, vol en vurig, en het eerste, dat eens niet speciaal de Joodsche literatuur, doch het Joodsche element in de wereldliteratuur durft te omvatten.
SIEGFRIED VAN PRAAG.