Italiaansche letteren
Umberto Fracchia-Angela
ZELDEN heb ik een boek gelezen dat in zijn eenvoudige schoonheid mij meer ontroerde. - En voor dat ik het boek bespreken wil is dit voor mij de moeilijkheid, dat ik eenerzijds voel hoe alle woorden van lof en van warme hulde in strijd zijn met den eenvoud en de soberheid van dezen roman, terwijl toch anderzijds het boek zoo in alle opzichten superieur is dat overdrijven nauwelijks mogelijk schijnt wanneer men het wil prijzen. -
Toen ik ‘Angela’ begon te lezen wist ik dat het een voortreffelijke roman was; den inhoud kende ik, dank zij de kritieken die ik er over gelezen had; toch heeft het boek mij van het begin af in spanning gehouden, en het geheele boek door voelde ik die ontroering, die alleen waarachtige kunst vermag te geven.
Eenvoud en soberheid, oprechtheid en diepe menschelijkheid zijn de voornaamste eigenschappen van dezen roman. - Naast Angela is Maestro Zimolo de hoofdpersoon; Zimolo is een oude horlogemaker, die in een nauw steegje van een groote zeestad, Napoli of Genova bijvoorbeeld, een klein winkeltje heeft, waar hij sedert dertig jaren zijn leven eenzaam slijt; hij heeft maar één groot, steeds onvervuld verlangen: een kind te hebben. Nu hij zelf geen kind meer krijgen kan, wil hij er een aannemen, en het is terwille van haar kind, de kleine Luli, dat hij eindelijk besluit om Angela, een der prostituées uit het roode huis met de groene lantaarn, bij zich in huis te nemen. Hij verkoopt zijn winkeltje en gaat met haar en de kleine in de bovenstad wonen. Maar het geluk is voor hen niet weggelegd; Luli is een stil en in zichzelven gekeerd kind dat aan Zimolo niet die vreugde en dat geluk schenkt, die hij verwacht had, terwijl Zimolo zelf langzamerhand een seniele liefde voor de mooie Angela opvat, een liefde, die hij niet
Umberto Fracchia
kan uiten, die hem jaloersch maakt op den kleinen Luli en hem tot allerlei laagheden en minderwaardige gedachten en handelingen sleept, waartoe die goedige oude man vroeger nooit in staat zou zijn geweest. Zoo wordt het samenleven dat zij alle drie als een geluk hadden beschouwd, en als een begin van een nieuw en vredig leven, een hel waaruit de dood alleen hen vermag te verlossen.
Naast en om deze menschen heeft Fracchia enkele andere personen geplaatst. Vooreerst een doktersgezin, waarvan de zoon Emilio, een jonge student, eerlijk en onbedorven, met veel idealen en illusies, de geliefde van Angela wordt; terwijl Elena, zijn zusje, verloofd is met Pietro Pais, een student dien Zimolo in het hospitaal heeft leeren kennen. En dan Lola, de cynische en verbitterde prostituées, die een sterke tegenstelling vormt met Angela, die zoo eerlijk en zoo onbedorven van ziel is gebleven, en de kleine Ponce, zoo onbewust en verdierlijkt, een mensch enkel levend op zijn instincten.
Fracchia heeft al deze menschen in zijn boek doen leven; hij heeft hen als menschen gezien en hij heeft medelijden gevoeld voor hun armelijk en ellendig bestaan. Maar hij heeft dat medelijden niet laten spreken uit lange beschouwingen of