Den Gulden Winckel. Jaargang 23
(1924)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Artiesten uit een ‘Groszstadt’
| |
[pagina 98]
| |
aan den vooravond van een nieuwe romantiek, waarin het geheele oude Europa zich zal kunnen uiten: de ‘Groszstadtromantiek’, welker décor gevormd zal worden door de torens, cabarets en bars der stad, en welker handelende personen de moderne menschen met hun gecompliceerde zielsbehoeften zullen zijn. De jongste uitingen der literatuur en der schilderkunst, zoowel als de opleving der cabaretkunst (een speciale Groszstadtkunstuiting) wijzen op de opleving van deze Groszstadtromantiek. Wellicht was de lyriek van de tachtigers niets dan de naklank van een stervende generatie, terwijl het realisme - (hoezeer thans ook door ons, jongeren, bestreden) - een soort van voorstadium voor de komende Groszstadtromantiek vormde, waarvan wij thans de opkomst kunnen bespeuren en die voor eenige tientallen jaren in Rusland reeds werd ingeluid door Dostojefski. Berlijn, Parijs, Weenen, hun geest zal waaien over geheel Europa, en het werk van den romanschrijver, zoowel als van den dichter, zal in de allereerste plaats worden het product van den Groszstadt-inwoner. De belangstelling voor het leven der artiesten in de groote steden, voor hun leven in de café's van Parijs en Brussel, waarvan één der medewerkers van Den Gulden Winckel zoo aardig weet te vertellen, is typeerend voor den modernen mensch. De artiest in het café, in het cabaret, in het bordeel, het is de plaats waar hij zijn ‘stof’ ter verwerking moet opdoen. Het is de plaats waar hij thuis hoort. (Honni soit qui mal y pense!) In herinnering stijgen voor mij op diverse Duitsche artiestencafé's. Sommige werden tot vreemdelingen-attracties (Simplicissimus in München), terwijl weer andere door zóó sterk gemengd publiek worden bezocht (b.v. het beroemde Romanische Café bij de Kurfürstendamm in Berlijn), dat zij het sterk uitgesproken karakter van een speciaal artiestencafé, vooral 's zomers, minder in den winter, feitelijk missen. 't Romanische Café is op winteravonden wel gezellig en interessant. Vooral veel Russen en Russinnen komen er. Interessanter was voor mij echter in Berlijn een klein restaurantje in de Lutherstrasze in Schönedorf, een mooi gebouwde wijk dicht bij de Kurfürstendamm. Het restaurantje was goed en goedkoop. Het publiek bestond gewoonlijk uit wat arme doctoren, beambten, en eenige Russische schilders en danseressen. In de heel kleine ruimte aten zij voor hun millioenen en milliarden marken een eenvoudig middagmaal met een glas water of bier, en een kleine pudding na. Onder de stamgasten behoorde ook een jong medisch doctor, die de practijk had vaarwel gezegd en in opdracht van een Weensche uitgeversfirma een wetenschappelijk werk schreef over sexueele afwijkingen. Over dezen psycholoog, hoewel geen algemeen bekend letterkundige (het boek verschijnt eerst einde van dit jaar) wil ik eenige herinneringen neerschrijven, omdat hij het zeer speciale type van een modern psycholoog vertegenwoordigde. Zonder de entourage der Groszstadt is hij mij niet denkbaar. Terwille van de voorstudie voor zijn oeuvre leefde hij in Parijs, Londen, Weenen, Boedapest en tenslotte in Berlijn. In een dorp zou hij zich voelen als een Parijzenaar in de Bataklanden. Hij ging met de menschen om als met witte muizen. Witte muizen waren voor hem alle sexueel abnormale personen. Hij nam psychologische proeven op hen, zooals de medicus witte muizen injecties toedient. In de avonduren of in den nacht werden de gevallen met détailvermeldingen en verwijzingen ingeschreven in het kaartsysteem, dat den grondslag voor zijn oeuvre vormde. Hij leefde teruggetrokken op zijn kamer en maakte overdag of in den nacht psychologische strooptochten door Berlijn, waarvan de resultaten in de stilte van zijn kamer werden vastgesteld. Tauent-zienstrasze, Kurfürstendamm, met z'n cabarets voor homosexueelen, Friedrichsstrasze met z'n vreemdelingencabarets en café's, en de Linden met Kranzler, Bauer en Victoria vormden het grootste gedeelte van zijn arbeidsterrein. Als een detectiefpsycholoog ging hij te werk, en immer weer moest ik, wanneer ik hem op z'n tochten vergezelde, z'n psychologisch doordringingsvermogen bewonderen. Hij was de moderne Groszstadtmensch, die kwartieren lang midden in Berlijn ‘wo Kranzler an den Linden stoszt’, stil stond, en dan - gelijk Timmerman's Pallieter van het land - de (nieuwe) schoonheid van de moderne Groszstadt genoot. Een typische trek in zijn karakter was de vervreemding van alle mystiek. Alle gemoedsstemmingen en zielsbewogenheden bracht hij terug tot lichamelijke oorzaken en gesteldheden. Dit teekende hem niet als medicus, doch als Groszstadtmensch. De stedelingen groeiden âf van mystiek en zelfinkeer, en een nieuwe mystiek deed de Groszstadt geboren worden, n.l. het telkens zich openbarende gevoel van eenzaamheid en verlatenheid, dat z'n oorzaak vindt in de vergrooting der afstand van het ik en den hemel, waarover ik bij den aanvang van dit artikel schreef. Een eigenaardige vervreemding van de mystiek bracht de Groszstadt in der daad mèt zich. Sterk openbaart zich deze verwijdering b.v. in het erotische leven der stedelingen. Terwijl dit vroeger steeds nauw verband met de mystiek hield, zegt een modern Duitsch schrijver van het erotische leven dezer eeuw zeer terecht dat het beschouwd wordt als een ‘unappetitliche Privatsache, vor der man ungefähr denselben Respekt hat wie vor seiner | |
[pagina 99]
| |
Notdurft, eine Verlegenheit, die einen schamrot macht, in den besten Fällen ein diskretes Vergnügen, in den schlimmsten Fällen eine unsäglich lächerliche Schweinerei’. Deze wijziging in het sexueele leven bracht de Groszstadt met zich, doch een verandering hierin is niet onmogelijk. Weer anders wordt inderdaad reeds het aspect der erotiek. De Groszstädter wenden zich de zwoele verbeelding toe, welke de moderne kunstenaar òpheft en herschept tot kunst. (Hans Heinz Ewers!) In alle uitingen dezer laatste jaren, zoowel in de kunst- als in de levensuitingen in het algemeen, wordt dus merkbaar de zich aankondigende nieuwe romantiek. Een Groszstadtromantiek, die de stad zal zien als de expressionistische schepping van den modernen mensch, en die den afstand tusschen hemel en stad doorpeilen zal. Boven het verwachting- en liefdeloos begeeren der steden zal opstijgen het lied van verlangen naar mystieke liefde, en de kunstenaars zullen kunstproducten scheppen, begrijpbaar voor de stedelingen en den dorst lesschend van zijn verlangen naar de nieuwe romantiek. De jonge kunstenaars zullen het lied van de vereenzaming en smarten der steden zingen en de verrukkingen van zijn excessen en verlangens. De jonge kunstenaars zullen niet beelden, maar vèrbeelden. Zij zullen zichzelve in alle stedelingen zien, en alle stedelingen zullen zichzelve herkennen in hen. De jonge kunstenaars zullen uitbeelden de verlangens en de tragedie van den modernen mensch: de stedeling. Geboren zal worden een nieuwe romantiek: De Groszstadtromantiek. Zoo nu en dan bespreek ik wellicht in ‘Den Gulden Winckel’ eenige uitingen dezer nieuwe richting, die zich nog slechts ‘ahnen’ laat; en misschien zet ik dan mijn Berlijnsche herinneringen voort en bespreek eenige meer algemeen bekende Berlijnsche figuren, wat mogelijk meer in de lijn van ‘Den Gulden Winckel’ valt.
's-Gravenhage, Mei '24.
GERARD VAN DUYN. |
|