Een expressionistische roman
‘De verlaten stad’, door Gerard van Duyn. Met teekeningen van Gerard Rutten. - (Uitg.-Maatschappij ‘De Gulden Ster’, Amsterdam).
In een eenvoudig-smaakvollen omslag, verlucht door een expressieve inktteekening van Gerard Rutten, bracht de jonge uitgeverij ‘De Gulden Ster’ ons den eersten expressionistischen roman, dien de Nederlandsche letterkunde heeft geproduceerd. In Duitschland, de bakermat van den ‘Expressionismus’, wierpen de litteraire vertolkers van dezen nieuwen stijl zich in hoofdzaak op het tooneel en op het vers; in Frankrijk uitsluitend op het vers. De Engelsche litteratuur - zooals altijd - slaapt nog rustig haar slaap der rechtvaardigen... en der recht-waardigen!
In Nederland kregen de expressionisten voor het eerst onderdak in ‘De Stijl’ en in ‘Het Getij’. De onbegrijpelijken in ‘De Stijl’, de begrijpelijken in ‘Het Getij’.
Gerard van Duyn publiceerde in ‘Het Getij’, maar... dat zijn ‘Verlaten Stad’ daarom kost voor iederen boekenlezer is, zou ik niet graag willen beweren. Het is een boek ‘voor enkelen’, even goed als het geheele expressionisme, vóór zijn tijd geboren en in geen jaren nog samengegroeid met onze (doorsnee-)beschaving, een kunstrichting ‘voor enkelen’ is. Hiermee is het expressionisme niet veroordeeld; integendeel; eerder is de bewering, dat de expressionist ‘voor zichzelf alleen’ werkt, er mee veroordeeld, want ook voor mannen als van Gogh en Kleist, die langen tijd ‘voor zichzelf alleen’ werkten, is eerst met de jaren de erkenning gekomen.
Gerard van Duyn
Naar een teekening van Simon Koster
(cliché ‘Boek en Kunst’)
In elk geval... het groote publiek is momenteel nog kilometers-ver van het expressionisme verwijderd, en het zal nog wel eenigen tijd duren voor die afstand door cultureele ontwikkeling van het publiek eenerzijds en een breeder sociaal begrip van den kunstenaar anderzijds overbrugd is.
Evenwel... dit blijft alles hypothese, en nu de eerste expressionistische roman in onze taal op de leestafels ligt, kunnen we slechts afwachten òf en wanneer het hollandsche publiek er in zal ‘happen’. Blijft ons, na te gaan in hoeverre Gerard van Duyn's ‘Verlaten Stad’ dit happen waard is.
In de eerste plaats: de schrijver stelde zich voor zijn eersteling geen te zware taak en schreef, in tegenstelling tot àl te vele mannelijke en vooral vrouwelijke collega's, geen dik boek.
‘De Verlaten Stad’ comprimeert binnen weinige bladzijden de visie van een wereld zonder ideaal, zonder Gods-idee, het visioen van de ‘door een God verlaten stad, waarin alle arbeid zinloos werd’. Zoo staat de maatschappij-dezer-eeuw den schrijver voor oogen, en zoo suggereert hij haar ook den toeschouwer. Want hier is de lezer werkelijk toeschouwer; hier ziet hij voor zijn oogen een visioen voorbijtrekken, dat hem òf pakt, òf niet pakt. Een tusschenweg (belangstelling voor het verhaaltje) is er niet, omdat er geen verhaaltje is. De dingen staan er, saamgedrongen en irreëel; ze