Den Gulden Winckel. Jaargang 22
(1923)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen boek over het kloosterlevenGa naar voetnoot1)Waar steile bergen 't stille meer omringen,
Ligt een wit klooster uit den ouden tijd.
Daar bloeit het leven van de kloosterlingen
Zacht open onder 't oog der eeuwigheid.
Wel menigeen vond hier den laten vrede,
Verwonderd om de wending in zijn lot.
Hij schikt zich licht naar strenge kloosterzeden
Die nooit gebonden werd door een gebod.
Uit ‘Kloosterleven’ door J.J. van Geuns.
Elsevier's maandschrift Juni 1922.
MONNIKEN zijn door de landen getogen in de Middeleeuwen, zwijgende monniken in donkere kappen en groote pijen, belangwekkend om de sagen en legenden die de vrome verbeelding aan hun levens verbindt, belangwekkend om meer dan dat. Benedictijnsch Abdij-Klooster in Murtach, Boven-Elsas (10e eeuw)
Toenmaals waren de centra van beschaving de kloosters; van deze ging alle geestelijk leven uit. Waar elders volledige ongebondenheid heerschte, werd met de gebondenheid van het kloosterleven veel bereikt. De geschiedenis van de kloosters welke zich over West-Europa verbreiddenGa naar voetnoot2) heeft ook voor anders- | |
[pagina 4]
| |
denkenden groote waarde. ‘Klosterleben im Deutschen Mittelalter’ heeft zeer zeker ook belang voor den Nederlandschen lezer. De landsgrenzen waren toen heel anders dan nu; ook stonden ze veel minder vast; zoo handelt een gedeelte van het boek over het bekende klooster Mariengaerde in Friesland en wordt van den heiligen BonifaciusGa naar voetnoot1) uitvoerig verhaald. En dan, de monnik kent geen vaderland: in een klooster komen lieden uit alle landen der wereld te zamen en waardeeren elkander als broedersGa naar voetnoot2). De oudste voorstelling van den Heiligen Dominicus
Hier is minder een volledige kloostergeschiedenis gegeven als wel fragmenten uit oude kronieken, brieven, kloosterregels enz., overgebracht in modern Duitsch. Johannes Bühler verklaart: ‘Wir schreiben hier keine Geschichte der Orden, wir bringen nur Documente, welche manchen Einblick in diese Geschichte gestatten’. Zoo heeft het boek gewonnen aan levendigheid, aan levensechtheid, maar het is vooral lezenswaard voor hen die in het middeleeuwsch kloosterwezen goed thuis zijn; voor anderen kan de veelheid der anecdoten verwarring stichten en ook de lengte van het werk een bezwaar zijn; de echte snuffelaars daarentegen zullen het boek oppervlakkig vinden en den wensch niet altijd kunnen onderdrukken dit alles liever in het origineele Oud-Duitsch te mogen lezen. Toch een aardig boek, om veel levendige beschrijvingen, om veel cultuurhistorische bijzonderheden. Lezenswaard zijn de fragmenten uit de biographie van den heiligen Bonifacius door Willibald. Ieder Nederlandsch kind leert reeds op de lagere school van Bonifacius en hoe hij Thüringen, Hessen en vele andere landen heeft bekeerd en ten slotte in Friesland door lafhartigen moord aan zijn einde kwam. Met belangstelling las ik den kloosterregel van den Heiligen BenedictusGa naar voetnoot1), den eersten volledigen kloosterregel en die toch niet meer is afgeschaft. Aardige gedeelten behandelen minderbroeders, bedelmonniken en Dominicaners. Alle geestelijk leven ging immers uit van de kloosters; maar toch, wat heerschte ook daar nog veel ruwheid. Stokslagen en ook scheldenGa naar voetnoot2) was aan de orde van den dag. In de beroemde abdij van St. Gallen streden en vochten onder abt Conrad de monniken als woeste ridders. Opmerkelijk is ook dat de grootste heiligen er een eer in stelden hun lichaam te laten vervuilen, zooals Heinrich Seuse, die een vrome gelofte deed om gedurende langen tijd zijn lichaam met uitzondering van handen en voeten niet aan te raken noch te krabben. Sommige kloosterregels geven van zeer elementaire reinheidsbegrippen blijkGa naar voetnoot3). Andere waarschuwen tegen den omgang met nonnen welke tot onzedelijkheid aanleiding geeftGa naar voetnoot4). Teekenend voor de positie der Middeleeuwsche vrouw is het volgende uit ‘des | |
[pagina 5]
| |
Mönches Adam, Büchlein der Selbstgespräche’: ‘Wenn du ein zierliches Weib lustvoll zu empfangen begehrest, so wünschest du einen Seidensack voll Dreck in deinen Armen zu halten. Ist auch der Sack angenehm zu berühren, so ist doch sein Inhalt für die Nase stinkend’. Toch een aardig boek, om het eenvoudig vroom geloof dat afstraalt van vele bladzijden; toch een aardig boek om zijn naïeve legenden van heiligen en duivels. Afbeelding van den H. Thomas van Kempen
Zoo de geschiedenis van den kluizenaar Günther, die middagmaalde bij den koning van het land. Aanschouw den koning ernstig en plechtig in een kostbaren mantel en over hem in een groote, sombere pij, den monnik, zijn gast. Een dienaar draagt een gebraden pauw ter tafel, het kostbaar feestgerecht ter eere van den heiligen gast. Het is den monnik streng verboden deze wereldsche spijs aan te raken. ‘Eet hiervan heer monnik, het is van het fijnste, het edelste; het pauwenvleesch smelt op de tong. Uw eeuwig zieleheil zal deze kleine zonde niet deren. Tast toe, heer monnik, het is des konings wensch’. Standvastig weigert de vrome Günther van de verboden heerlijkheid ook maar te proeven. Dan wordt de koning wrevelig, want niet gewend is de vorst zijn wensch zelfs een haarbreed in den weg te zien gelegd. Zijn stem is zonder genade. ‘Eet, heer monnik, het is des konings bevel’. ‘Neen, heer koning, van den pauw zal ik niet eten, ik, gehoorzame zoon van den Hemelschen vader, in leven als in sterven’. Günther buigt diep het hoofd over de gevouwen handen; zij trillen, die handen, en tranen vloeien er over. Hij smeekt den hemel om bijstand... een wonder, want geen uitkomst ziet meer de monnik. Een ondragelijke stilte, stilte die den storm voorafgaat; onheilspellend is de blik des konings. De hovelingen verwonderen zich met onthutst gebaar en hun erbarmen gaat uit naar den armen kluizenaar. Wie zal het bevel des konings wederstreven. Dan plots... het wonder is geschied. Zij allen zien den dooden pauw tot nieuw leven geroepen, zich verheffen van den schotel en, de vleugelen uitspreidend in emerauden luister, wegvliegen... Gods hemel in. Hier is het levend geworden woord uit Benedictus' onsterfelijken regel. Bij het goede dat gij aanvangt te doen bidt God dat hij het voltooie.
A. VAN HAERSOLTE- van Holthe tot Echten. |
|