Den Gulden Winckel. Jaargang 20
(1921)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAnatole France en het hedendaagsche FrankrijkDE oude meester, in zijn Zorgvliet la Béchellerie, zal waarschijnlijk veel vermaak ge vonden hebben in al het bedrijf rondom den Nobelprijs. En dat hij dien prijs niet waardig, én later toch wèl waardig bleek, én dat volgens den geest van Nobel hij voor de wereld zijn moet: een vertegenwoordiger van idealistische literatuur, én dat volgens alle kranten en tijdschriften hij het best het hedendaagsche Frankrijk vertegenwoordigt!... Waarschijnlijk echter gelooft hij - maar gelooft hij iets? - in die rol van representatieve figuur de la doulce France, en vergeet dan een uitspraak in l'Ile des Pingouins: ‘Les vieillards tiennent beaucoup trop à leurs idées. C'est pourquoi les naturels des îles Fidji mangent leurs parents quand ils deviennent vieux. Ils favorisent ainsi l'évolution, tandis que nous en retardons la marche en fondant des académies’. Een Voltaire? Ja. Een geniale spotter, een kunstenaar van buitengewoon verfijnden smaak? Zeer zeker. Maar dat is dan ook zijn geheele levensbeschouwing, en ethisch brengt hij niets. In France vinden wij hetzelfde medelijden met alles en allen, als bij Shaw, en den goeden glimlach om dat alles; maar Shaw, die den übermensch roept, neemt die houding aan als het resultaat van zijn philosophie; bij France vinden wij zulk een ondergrond niet. De uitdrukking ook is verschillend: Shaw's taal is zoo volmaakt niet, zijn humor is vaak scherp, zuur, onrechtvaardig, onverwacht, soms clown-achtig-komisch. France is de kalme grijsaard die zoetjes monkelt over het leven, en gelaten is, en geen uitkomst aanduidt, daar waar Shaw een onverbeterlijk idealist, een koppig tendenz-schrijver blijft, voor wien humor een middel is. Iets paradoxaals is in France: dat de man niet schijnt overeen te komen met den auteur. Vrijdenker schrijft hij mooie heiligenlegenden: republikein, schept hij Les Dieux ont soifGa naar voetnoot1) en la Révolte des Anges; Fransch tot in het merg, vertelt hij ons de geschiedenis van l' Ile des Pingouins, en daar ligt niet veel liefde in... De kalme scepticus, de fijne genieter van hetgeen het leven geven kán, draait zich - als dilettant? - naar Clarté- en Communismebewegingen. (Maar wanneer dáarover een boek van hem?). Zooals het is duidt zijn gansche oeuvre éenzelfde lijn aan: den fijnen glimlach op zijn dunne lippen. En de enkele uitzondering Le Lys rouge - de tragedie van jaloerschheid - pervers een beetje, boek van passie en diep intellectueel genot | |
[pagina 185]
| |
en wrange droefheid, mag dan ook - juist als uitzondering op het geheel - de schoonste Fransche roman genoemd worden van de laatste eeuw. Maar het geheel... O, die eeuwige glimlach en dat gedachtengegoochel! Dat verdorrend scepticisme, dat ontzenuwend gelaten-zijn! Menschen
Anatole France
als poppen, allemaal wat belachelijk, een interessant Jan Klaassenspel: naïeve en verstrooide geleerden, die een vuurwerk van paradoxen gereed hebben voor het minste lucifertje, domme, conservatieve generalen, instinctieve en zinnelijke vrouwen, en de goede kerel, het France-type, die zijn gedachten tot het uiterste drijft... zij hebben allemaal een belachelijke uiterlijkheid, ze zijn meesterlijk geëtst, maar ontroeren ons niet, want dit ís het leven niet. France, de vertegenwoordiger van den huidigen geest in Frankrijk? De grootmeester van mooi Frankrijks taal is de representatieve figuur van een ietwat vermoeide beschaving vol distinctie: Versailles op een stillen herfstdag, met getemperde zonne over boomen en gladde vijvers. Maar dat ís Frankrijk niet. Frankrijk is niet het achttiendeeuwsche anachronisme van verfijnd spotten en genieten. Het heeft de diepe menschelijkheid van Charles-Louis Philippe, het komt tot uitdrukking in het goethiaansche van Romain Rolland. En haar vertegenwoordigen veel beter André Gide, Claudel, Suarès, Péguy, Barbusse en navolgers, de broeders Tharaud; misschien - ware hij meer kunstenaar - Pierre Benoît... en zoovéél anderen, wellicht de interessantsten, de jongeren, de onbekenden, die den zin en de richting zoeken - misschien het Leven, simpel-weg - en het evenwicht dat door den oorlog werd geschokt. Boven al dit streven kan de wétende, ietwat moede, ietwat ontgoochelde, ietwat spottende glimlach van France schijnen; hij stoort niet veel. Een remedie brengt die glimlach intusschen niet.
Brussel. FRANZ DE BACKER. |
|