Den Gulden Winckel. Jaargang 18
(1919)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Iwan Turgenjew en Marcellus EmantsDE Wereld-Bibliotheek heeft onlangs haar verzameling vertaalde werken verrijkt met den roman van Turgenjew Vaders en Zonen. Een kenmerkende voorrede gaat de vertaling uit het Russisch door Else Bukowsky vooraf. Daaruit blijkt dat, toen 40 jaar her, in 1880, Iwan Sergejewitsj, na een langdurig verblijf in den vreemde, in Moskou was, ter gelegenheid van de onthulling van Poesjkien's standbeeld, hij tot zijn groote verbazing daar met eerbewijzen werd ontvangen, niet het minst door de jongere kunstenaars van pen en penceel, van beitel en troffel, en zelfs biologen en philosophen zijn omgang zochten. De groote Russische verteller ondervond wat een zijner eerste Nederlandsche bewonderaars in datzelfde jaar '80 over hem schreefGa naar voetnoot1): hoe hij als vinder werd erkend van het wetenschappelijk-litteraire pad, als voorbereider van het naturalisme in de letteren, dat weldra meer dan een kwart eeuw over de Europeesche letterkringen met weinig uitzondering zou heerschen. De schrijver van dat essay over den grooten Rus was Marcellus Emants, die in 1876 te Parijs Turgenjew bezocht en vier jaar later, toen hij het oeuvre van Iwan Sergejewitsj in een, door den schrijver zelven geautoriseerde Duitsche, vertaling had bestudeerd, zijn ervaringen na ontmoeting en lectuur in het maandschrift ‘Nederland’ openbaarde. Aanvankelijk was in 1876 aan het opsporen van T.'s adres moeite verbonden. Na vergeefs den Russischen novellist in een Parijsch adresboek te hebben nagespoord, wordt Emants op een der boulevards staande gehouden door een mager man met blonden Slavoonschen knevel. Eenige inleidende frazen over Parijs en het weêr brengen hem en Emants tot hun doel: Emants wilde weten waar Turgenjew woonde, de magere man woû een adres hebben waar hij dans- en Fransche taalles zou kunnen geven. Ik antwoordde ontkennend. - Misschien Duitsche? Ik vroeg hem of hij Duitscher was. - Niet precies ... Ik ben Oostenrijker of liever Kleinrus. - Welnu, indien u Russisch spreekt en misschien onderwijst, moet de schrijver Turgenjew u bekend zijn. - Turgenjew, wel zeker! Dat is een philosoof.
‘De magere man gaf mij daarop het verlangde adres; ik stopte hem een tweefrankstuk in de hand en reed naar de rue Douai 50’. - | |
IIn 1861, op drie-en-veertigjarigen leeftijd, gaf T. | |
[pagina 130]
| |
Vaders en Zonen in het licht. De roman duidt op een keerpunt in T.'s ontwikkelingsgang. Als vlinder ontpopt hij zich en rijst in nieuwe pracht omhoog. De figuur van Bazaroff is een type van den nieuweren tijd, die, volgens Emants den essayist, als vertegenwoordiger van het Russisch nihilisme voldoende zou zijn om des schrijvers naam onsterflijk te maken. Met den 32-jarigen Emants van '80 aanvaarden wij de litteraire onsterflijkheid van T., die als postulaat bewondering heeft. Wat in '80 door een jong geletterde met onsterflijk werd aangeduid, heet 40 jaar later ‘een grootmeesterschap in de letteren’. Zijn de poelen van schimp en smaad ondempbaar, het levend water der bewondering spat in elk letterseizoen daarnaast met breeden straal omhoog. In dat merkwaardig essay worden tevens wijsgeerig-letterkundige begrippen naar voren gebracht die toenmaals nog niet in onze letteren waren doorgedrongen en eerst later, toen de School der jongeren van '80 ze had gepropageerd, zuivere uiting in belletrie, essay en critiek zouden vinden, met name: naturalistische afbeelding en wijsgeerige karakterontleding. Vraagt Emants den Russischen meester welke richting hij als denker is toegedaan, dan antwoordt Turgenjew: ‘De pessimistische’. Dit leidt den auteur van Bergkristal, Juliaan de AfvalligeGa naar voetnoot1) en Lilith tot deze omschrijving van het pessimisme: ‘Het zij mij vergund de beteekenis van het woord (pessimisme) te ontdoen van de dwaze uitleggingen, welke men zoo vaak in het dagelijksch leven en in zoo menige critiek er aan hoort geven. Een pessimist behoeft volstrekt geen grompot te wezenGa naar voetnoot2) of een verkondiger van stellingen als: ik wil morgen uitgaan dus zal het weder slecht zijn; het gaat regenen want ik heb geen parapluie bij mij; de beste menschen sterven jong omdat zij te goed zijn voor deze wereld. Een pessimist denkt in 't geheel niet dat alles misloopt, en men dus het best doet bij de pakken neer te zitten, predikt ook geen zelfmoord gelijk maar al te dikwijls geloofd wordtGa naar voetnoot1). Het pessimisme is geen gevoels- maar een verstandszaak, uit waarneming ontsproten en door redeneering gesteund. Het beweert, dat in de wereld het leed het genot overheerscht en zal blijven overheerschen; dat het leven een doel heeft hetwelk slechts door het lijden te bereiken is, en dat ieder, die leeft, op zijn gebied tot de ontwikkeling van het menschdom medewerken moet. Hoe onbestrijdbaar het pessimisme als zoodanig is, bewijzen alle pogingen om er een andere leer tegenover te stellen, die steeds transcendent het batig saldo aan geluk in een leven (hier)namaals of in een volgend bestaan in de vierde ruimte-dimensie moeten stellenGa naar voetnoot2). Waarin het kwaad van het pessimisme ligt moet nog altijd aangetoond worden. Dat het de arbeidskracht vernietigen zou is onwaar, daar het zich volstrekt niet kant tegen het bestaan van een doel voor het leven. Dat het de opgeruimdheid doodt, is een even onhoudbare bewering, daar het integendeel voor vele ontgoochelingen behoedt en bovendien de redeneering veeleer afhankelijk is van de gemoedsstemming dan omgekeerd’Ga naar voetnoot3). - Na deze uitéénzetting, die wel tegenspraak maar geen weerlegging duldt, herinnert Marcellus Emants hoe Iwan Turgenjew in al zijne novellen en romans een bevestiging brengt van de leer der antieke wijsgeeren: dat bij den mensch de begeerte lang en de bevrediging kort duurt, hetgeen de latere auteur van Een Nagelaten Bekentenis en van Liefdeleven aldus toelicht: ‘Terwijl al wat leeft naar positief geluk streeft, bereikt de meerderheid het nulpunt niet, vanwaar dit zou moeten beginnen, maar drukken ziekten, ouderdom, gebrek en andere omstandigheden haar beneden de middellijn neer, die genot en leed scheidt. “Das Alte stirbt aus und das Neue will nicht kommen” laat Turgenjew een zijner boeren zeggen: in het leven is dit immer het geval. Het nieuwe blijft eeuwig in wording, | |
[pagina 131]
| |
het afstervende oude hangt loodzwaar aan de voorwaarts strevende menschheid neer. De taak, welke het individu vervult, komt misschien aan de menschheid in haar geheel ten goede, maar verschaft hemzelven het gezochte geluk niet. Hoogstens wacht hem een betrekkelijke voldoening, indien hij vergeten kan dat zijn hand naar de sterren heeft gegrepen en hij zich nu tevreden stelt met den glimworm, dien zijn vingers omklemmen. Voor een karakter-schilder, die een dergelijke overtuiging is toegedaan, moet elk blijeinde een leugen zijn. Een slot, waarin de held zijn ideaal zooal niet verwezenlijkt, dan toch der verwezenlijking nabij
Iwan Turgenjew
ziet, zonder dat, door de ondervinding in het leven opgedaan, zijn geloof in die idealen verzwakt, of zijn begeerte er naar verflauwd is, kent Turgenjew dan ook niet. Voor het meerendeel zijner personen is het eind een wreede ontgoocheling, die hun het onbereikbare van het doel, waarheen zij streefden, leert kennen, of hen doet inzien, dat de ingeslagen weg in 't geheel niet tot dat doel leidt’. - Juist 40 jaar geleden - in Juni 1879 - schreef Turgenjew aan Emants: ‘Depuis plus de deux ans j'ai abandonné le travail de la plume et me contente de voir et d'admirer - s'il y a lieu - ce que font les autres’. In 1881 was T. voor het laatst in Rusland, beloofde zich daar te zullen vestigen en ‘mede te werken aan het nieuwe Rusland’. ‘Maar het was hem niet vergund terug te keeren; den 3en Sept. 1883 stierf hij in Frankrijk na een lang lijden’. (Else Bukowsky). | |
IIEen geschiedschrijver onzer letteren van het tijdvak 1880-1910 zal wèl doen bij de studie van Marcellus Emants' oeuvre vooraf aan zijn essay over Iwan Turgenjew de aandacht te schenken, die het als een psycho-philosophisch ontleedstuk van een beroemd karakter verdient en waardoor tevens de door Emants van den aanvang zijner werkzaamheid gevolgde methode - de aesthetischnaturalistische - aan den dag wordt gebracht. Vergelijkt men wat Fransche, Deensche, Duitsche cultuurhistorici over den Russischen hervormer Turgenjew en zijn invloed op het wezen der Russische maatschappij als beslissende kenmerken doen gelden, zoo zal slechts dàn geen valsch licht op den grooten Rus vallen, indien men, gelijk Emants, hem niet als politiek partijman (hetgeen hij strikt genomen nooit is geweest) doch als sociaal hervormer, als socioloog voorstelt. Grooter kapitalist naar geestelijk dan naar stoffelijk bezit is T. de Russische aristocraat, wiens bedoeling met zijne romantiek en novellistiek niet uitsluitend naar een sociaal, doch allereerst naar een artistiek oogmerk was gericht. Want ook hierdoor verdient het essay van Marcellus Emants als een proef van machtig kunnen te worden geraadpleegd, omdat het de sociologische waarde van de naturalistische werken van Turgenjew voor zijn tijd en een deel van zijn volk naar voren brengt en bijgevolg uit een wijsgeerig-aesthetisch oogpunt het litterair credit van den schrijver uit zijn oeuvre aantoont. Naar afstamming, opvoeding, opleiding en naar maatschappelijken omgang was Iwan Sergejewitsj een sociaal aristocraat, en de litteraire geschiedschrijver, die nu daarom zijne werken lager stelt dan die van Dostojewsky, Poesjkien en Gogol, omdat deze, uit democratische bronnen gevloeid, sterker invloed op de massa's oefenden - begaat een onbillijkheid in zijne litteraire waardeering. Dezelfde onbillijkheid wordt door critici begaan, bij welke staatkundige of kerkelijke partij ook aangesloten, die de poëzie van een Herman Heyermans, of een Henriette Roland Holst, afhankelijk stellen van hunne politieke partij-begrippen. Dat hunne romantische fantazie saamgeweven is met hun politieke- en meermaals de laatste de eerste | |
[pagina 132]
| |
beheerscht, kan, voor wien het wezen van den mensch als eene onverbreeklijke eenheid beschouwt, als axioma gelden - niettemin, waar de breedte van hun artistieke schepping niet geheven wordt boven de smalheid van hun politiek partijschap, daar boeten zij als elk slaafsch kunstenaar aan vrije vlucht in wat zij aan groepswiekslag winnen. Een volstrekte heilstaat onder de menschen is een ideologisch zegge communistisch wanbegrip. Hem te bezingen maakt duizelig. Het is merkwaardig met welk een helderheid de essayist Emants uit de meesterstukken van Turgenjew Vader en Zonen; Rook en Nieuw Land het Russisch stads- en boereleven, ja, de geheele Russische samenleving opbouwt en een beeld van haar ontwerpt dat in forschheid van lijnen den beitel van een Troubetzky en in schoonheid dien van een Carpeaux herinnert. Ik citeer Emants: - ‘Rauch’ is een machtige greep uit het Russische leven. Van aanleg karakterschilder kwam Turgenjew er eerst op rijperen leeftijd toe aan de achtergronden, waarop zijne helden moesten uitkomen, dien rijkdom van lijnen en tinten te geven, waardoor de roman tot een volledig en afgewerkt beeld van een tijd en een volk kan worden’. - ‘De hoofdpersoon in “Neuland”, Neshdanow, is een Slavische Hamlet. Velen van T.'s helden doen aan Shakespeare's Deenschen prins denken, geen hunner evenwel in zoo hooge mate als Neshdanow’. En wat het Rusland van 1860-1880, door T. hier in Nieuwland geschilderd, betreft - afvragend wat het tot zijn opbouw behoeft, geeft Emants dit saamgetrokken antwoord: ‘Mannen gelijk Ssolomin heeft Rusland noodig; dat wil zeggen, practische naturen, die zich vergenoegen met op een klein terrein zoo nuttig mogelijk te zijn, en liever een enkel steentje bijbrengen tot het stichten van een gebouw, waarvan zij zich vorm noch inhoud kunnen voorstellen, dan ijdele pogingen aanwenden om geheel alleen of met weinige bondgenooten een gelukstempel op te richten, waarvoor zelfs de fundamenten nog niet zijn gelegd. Die verstandigen en onbaatzuchtigen zijn evenwel zeldzaam, terwijl aan dwepers en ijveraars van allerlei soort en aard geen gebrek is’. - En ziehier eindelijk een karakterteekening uit Neuland over Neshdanow, die in Emants' samentrekking vrijwel het welgelijkend beeld biedt van vele dichterlijke idealisten, die in de practijk als redders, beproefde vrienden van het menschlijk geslacht der vijf werelddeelen, sinds de triumvir Robespierre of de markies de Condorcet zich vertoond hebben: - ‘Neshdanow komt met bijna alle klassen der maatschappij in aanraking. Zelf het onechte kind van een hooggeplaatst man, behoudt hij, ondanks zijn democratische beginselen, iets aristocratisch', dat hem immer beletten zal de demagoog te worden, welken hij zich zooveel moeite geeft uiterlijk en innerlijk voor te stellen. Hij is een dichter, een edele natuur, wien het tegen de borst stuit zijn volk ten prooi te zien aan onkunde, ellende en verdrukking. Hij spaart noch de krachten van zijn geest, noch die van zijn lichaam om de omwenteling teweeg te brengen, waarvan hij de verwezenlijking zijner idealen verwacht’. -
Marcellus Emants
In dubbelen zin mislukt nu zijn politieke oogmerk, dat de rauwheid der brute massa's wil revolutionneeren tot een ideologischen heilstaat ter triomfeering van eigen denkbeelden. Hij voelt zich wèl geroepen doch blijkt van te edel metaal om het troebele mengsel te kunnen oplossen en daarbij stoot zijn innerlijk den ruwen bolster van het demagogisch bedrijf af en voert zijn ontgoocheling hem tot zelfmoord. ‘Het volk begrijpt hem niet, de samenzwering met al hare kunstige vertakkingen valt als een kinderkaartenhuis ineen, en ontmoedigd, ontnuchterd en beschaamd jaagt de ongelukkige zich een kogel door het hart’. Dat is dan het eenig gevolg zijner opoffering, dat hij zich zelven diep ongelukkig maakt; de rol welke hij op zich nemen wil, past niet voor zijn aanleg, noch voor zijn krachten. Hij voelt dit laatste wel, maar kan toch niet anders handelen. ‘Welk recht had mijn vader mij met organen in het volle leven te stooten, die vreemd zijn aan de kringen, waarin ik mij moet bewegen? Een vogel voort te brengen - en hem in het water te werpen? Een schoonheidszoeker - en hem te stooten in het drek?! Een democraat, een volksvriend, die enkel bij de lucht van foezel al mislijk wordt?!’Ga naar voetnoot*) -
F. SMIT KLEINE. |
|