Den Gulden Winckel. Jaargang 16
(1917)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNieuwe Fransche boekenColette Willy: La Retraite Sentimentale.ALS No. V van de ‘Claudine’-serie is deze pittige, luchtige, allerprettigste roman, La Retraite Sentimentale, een vervolg op Annie's dagboek (No. IV); het beviel ons beter dan het voorafgaande deel, daar wij, bij dezelfde prachtige stijlkwaliteiten, wat minder bewondering ontmoetten voor ontrouwintrigues en wat gematigder verheerlijking der Lesbische geneuchten. Na haar oorlogsboek ‘La Paix chez les Bêtes’Ga naar voetnoot1) is de schrijfster even afgestapt van haar honden- en katten-stok... paardje (dreigend doemt Charivarius' schim op!), en heeft ons weer ingewijd in de levensintimiteiten van Claudine, van Annie, de onbluschbare, van den voozen Marcel, van den Franschen Maugis en van Renaud, die, overspannen, den tijd in een sanatorium doorbrengt, terwijl zijn jeugdige echtgenoote zeer platonisch van alle zonden des bestaans geniet: la Retraite Sentimentale. Toch zijn éen poesje en éen hondje niet vergeten: dat hoort bij de atmosfeer.
Colette Willy
Plotseling wordt de lezer opgeschrikt door het doodsbericht van Renaud. Claudine blijft als dertigjarige weduwe, uiterlijk ongeschokt, inwendig gebroken, in het mondaine leven achter. Met een herfststemming zooals wij die werkelijk alleen bij Colette Willy vinden (zoo sober, verrassend, plastisch-juist en levendig) wordt het boek afgesloten; wij hebben genoten, en ten gunste van den vorm veel gewaagds van den inhoud graag door de vingers gezien.
* * * | |
Pierre Louys: Poétique.Deze hedendaagsche Grieksche classicus heeft bij Crès te Parijs, gedeeltelijk ten bate van het Zwitsersche ‘OEuvre des prisonniers de guerre’ zijn geloofsbelijdenis in een uiterst gedistingeerd bandje laten steken; het is, in tegenstelling met b.v. Boileau's zorgvuldig uitgesponnen ‘Art poétique’, die als 's dichters receptencodex fungeert, zooals Verlaine's ‘La musique avant toute chose’ een standpunts-verklaring. Zijn systeem van werken komt hier op neer: zich onbewust aan zijn inspi- | |
[pagina 69]
| |
ratie overgeven, opschrijven wat men hoort, zonder zich te kunnen verantwoorden; het gevoel bevrijden van alle intellectueele banden; de prosodie overlaten aan de poëzie; nimmer plan of klad maken, en vooral: het juiste woord kiezen, dat het gevoel uitdrukt: ‘Choisis le mot; il n'en est qu'un’. Het rhythmus is de grondregel van het vers, van het proza en van de muziek. Tòch een paar receptjes: de R kan mooie
Emile Verhaeren
sprongetjes teweegbrengen; dubbele medeklinkers en sisklanken zijn zeer profijtelijk in 't gebruik. Goed de punctuatie verzorgen; oppassen voor tè stoute stijlfiguren. Hèt beeld ‘par excellence’ is voor Louys de hypallaga. Hij werkt 's nachts. De dageraad vindt de taak volbracht; dàn gaat de dichter begrijpen en voltooien. Bescheidenheid boven-, voor- en na alles. ‘Poètes, évangélistes d'une déesse intime, transfigurez-vous par la nuit. Ecrivez à l'écart. Signez. Rentrez dans l'ombre. Le verbe seul est illustre. Fermez vous-même à la gloire la porte de votre maison. Silence autour de l'homme. Solitude. Fierté!’
* * * | |
Emile Verhaeren: Poèmes légendaires de Flandre et de Brabant.Dit boek is een geweldige verrassing. Het lijkt ons toe of de grootste der tegenwoordige Fransche dichters niet dood is... Na zijn oorlogsbundel ‘Les Ailes Rouges’, dat wij meenden zijn laatste schepping te zijn, komt dit heerlijke, ècht-Verhaerensche werk ons onder oogen als een verademing. Onder alle historische en legendarische helden van Vlaanderland is er slechts éen enkele, generaal Leman, die ons aan de ijselijke werkelijkheid herinnert en ons losrukt uit ons genot, dat het aanschouwen van deze Vlaamsch-zinnelijke Breughel-tafereelen ons geeft. Als Breughelschilderij nu leek ons het eerste gedicht van de tweede afdeeling, ‘Petits poèmes’: Le Pélerin, het treffendst geslaagd; inniger dan de ietwat oppervlakkige vereeuwigingspoging van den oorlog (‘Les Ailes Rouges de la Guerre’) heeft ons deze mystieke stem uit het verleden geroerd. Verhaeren is het krachtigst en prachtigst argument voor de vers-libristenrichting. Zonder zich aan de strenge prosodie-wetten te onderwerpen - wij ontmoetten verzen van zestien en achttien syllaben - weet hij het gehoor te bekoren door ontzaggelijke rythmen, door levende klanken, waarvan wij den lezer dit laten medeproeven: Cavalcadantes
Au rythme clair d'un carillon de pas
Dans le tumulte et le fracas
Des violents buccins et des trompes ardentes,
Les pans d' orfroi de leurs manteaux
Couvrant le trot massif de leurs chevaux,
Celles qui sont reine et duchesse, en France,
Le buste droit, le front debout,
Vers le beffroi qui boude et la foule qui bout
S'avancent.
Majestatisch is het loflied op den Scheldestroom; luchtig-melancoliek de visie ‘Les petits Vieux’; in-reëel de bespotte superstitie in ‘La Statuette’. En dit is dan nu het laatste wat wij van den goddelijken zanger te hooren kregen. Voortaan zullen geen nieuwe juichstormen meer uit deze klokkenbronzen kathedraaltoren galmen.
MARTIN PERMYS. |