Den Gulden Winckel. Jaargang 15
(1916)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDrie opmerkingen over Goethe's ‘Werther’Ga naar voetnoot*)Algemeene opmerkingALLEN, die zich eenigszins met literatuur hebben beziggehouden, kennen Goethe's ‘Leiden des jungen Werthers’ naar den titel, wellicht ook als boek. De belangstelling voor dit werk als geval Werther is gedaald, in zooverre door het veranderen van een aanverwanten tijdgeest de toen uitteraard | |
[pagina 88]
| |
ontstane belangstelling verdwenen is. Op het oogenblik zien de meesten in ‘Werther’ een bron van onderzoek aangaande ‘gevoelige zielen’. Men leest het als een dier verouderde boeken, die nog alleen door hun ouderwetschheid bekoring hebben behouden. Hoezeer ten onrechte heb ik reeds vroeger (in de Ploeg) aangetoond. Dit werk draagt den stempel der genialiteit van den jongen Goethe; welke genialiteit weer een geheel andere is dan die van den ouderen. En al zijn wij geneigd ‘Werther’ beneden ‘Wilhelm Meister’ te stellen, wij ontkomen niet aan den machtigen invloed, welken Goethe, die in deze ‘Pseudo-konfession’ zijn vurig hart geheel en al uitstort, door dit geschrift op ons uitoefent.
Het schrijven van ‘Werther’ was voor Goethe een zelfoverwinning, van uit de noodzakelijkheid om zijn ziel bezig te houden met het uitdiepen van een psychologie, die de zijne zoo na verwant was. Tevens een afrekening met de ‘wilde’ voorperiode zijner ontwikkeling. Er waren zooveel invloeden van anderen, onder wier ban hij stond, b.v. Rousseau, dat hij, wilde hij geheel zich zelve kunnen worden, zich door een grooter eigen werk daaraan moest zien te onttrekken. Er kwamen zooveel dingen te samen, die alle in het geval Werther hun bliksemafleider vonden, dat het schrijven van zijn boek voor Goethe iets onvermijdelijks werd. Maar toen het werk gedaan was, bekende hij ronduit dat hij hoopte nimmer weer in zulk een toestand te geraken als die hem noopte de Werther te schrijven. | |
Goethe's vermelding aangaande het ontstaan van zijn ‘Werther’.Onlangs is door Heinrich Düntzer er de aandacht op gevestigd, dat hetgeen Goethe in zijn ‘Dichtung und Wahrheit’ mededeelt over zijn plan en arbeid aan ‘Werther’, niet volkomen juist is en op een ‘lapsus memoriae’ berust. Daar zegt de autobiograaf n.l.: ‘Op eens verneem ik de tijding van Jerusalem's (een vriend van Goethe) dood en onmiddellijk na dit algemeen gerucht de nauwkeurigste en uitvoerigste beschrijving van het voorgevallene; en in dat oogenblik was het plan voor “Werther” gevonden. Het geheel sloot van alle kanten aan elkaar en werd een solide massa, zooals het water in een tobbe, juist op het punt staande van te bevriezen, door den geringsten schok in vast ijs wordt veranderd’. ‘Werther’ ontstond ongetwijfeld uit een in de idee uitgewerkte verbinding tusschen Jerusalem's dood en Goethe's liefdeverhouding te Wetzlar (met Lotte Buff en de met Brentano gehuwde Maximiliane von Laroche). Maar het is onjuist, dat de ontroering over Jerusalem's treurig einde hem er toe opwekte diens leven in dichterlijken vorm uit te beelden; waaruit men dan zou opmaken dat ‘Werther’ gevoegelijk door ‘Jerusalem’ kon worden vervangen. Let wel: November 1772 ontvangt Goethe door Kestner uitvoerig verslag over alles wat tot Jerusalem's dood moest hebben geleid. Hij wordt er diep door getroffen, omdat hij voelt hoe na hij zelve er aan toe is geweest om evenals zijn vriend onder te gaan. Doch geen oogenblik denkt hij er aan diens leven in ‘Werther’ te beschrijven. Hij bericht in Sept. 1773 aan Kestner, dat hij de ‘Situation’ in Wetzlar, zijn liefde voor Lotte Buff als tooneelstuk wil gaan uitwerken, ‘om God en de menschen te trotseeren’. Dit plan vervalt; totdat eind Januari 1774 zijn ongelukkige vriendin Maximiliane Brentano, die hij zoo hartstochtelijk was gaan liefhebben, dat hij er zich de beleedigingen van haar jaloerschen echtgenoot om liet welgevallen, uit Frankfort afreist. De met zijn liefdeonrust alleen gebleven Goethe begint daarop den volgenden dag zijn ‘Werther’, om zich zelf uit zijn kritieken gemoedstoestand te redden. Er komt in zijn werk iets van Jerusalem, maar vrijwel alles van hemzelven, en binnen vier weken is Goethe gereed. Het in ‘Dichtung und Wahrheit’ meegedeelde berust dus op een vergissing - een begrijpelijke, aangezien Goethe pas na tientallen van jaren de geschiedenis van dat levenstijdperk opteekent in zijn auto-biographie; en des te meer aanvaardbaar, waar het blijkt, dat hij zich op andere plaatsen in dat werk nogmaals vergist heeft. | |
Het voorbericht.Niet algemeen bekend is het, dat de, volgens d'Oliveira ‘in ademlooze stilte neergeschreven’ voorrede, die Goethe aan zijn Werther-geschiedenis laat voorafgaan en waarin hij het boekje den lezer aanbiedt, eerst na tallooze pogingen tot een uitvoeriger uiteenzetting haar thans bekenden, beknopten vorm kreeg. Oorspronkelijk was Goethe van plan hier Werther te excuseeren en zijn lezer te waarschuwen. Enkele fragmenten dier eerst beooging zijn in het manuscript bewaard gebleven. Op een verloren geraakten aanvang moest volgen: ‘Daardoor ben ik er toe gekomen de voetstappen van den ongelukkige ijveriger na te gaan; ik heb zijn vrienden overreed mij toe te staan van vele achtergehouden papieren kennis te nemen, daarin eenige onjuistheden van de afschrijvers kunnen verbeteren en hier en daar een gaping aangevuld’. Daarna begint Goethe in het manuscript zelf aldus: ‘Wat ik ook maar aangaande de geschiedenis van den armen Werther heb kunnen uitvorschen, heb ik met vlijt verzameld en leg u zijn nalaten- | |
[pagina 89]
| |
schap tamelijk volledig voor en weet dat ge mij er voor zult danken. En gij, goede ziel, die denzelfden drang voelt als hij, vindt niet slechts smartstillende bevrediging in zijn lijden, laat niet, terwijl gij het leest, den drang naar onheilzame mismoedigheid zich in u vermeerderen, maar verman u; laat dit boekje u een troostend, waarschuwend vriend zijn, dien gij vertrouwen kunt, wanneer gij door lotsbeschikking of eigen schuld geen naderen kunt vinden, en die met verstand zijn ervaringen aan uw toestand weet aan te passen en u op den rechten weg terug te voeren, met of tegen uw wil’. En ten slotte vond het den vorm, waarin wij het thans kennen: ‘Wat ik ook maar aangaande de geschiedenis van den armen Werther heb kunnen uitvorschen, heb ik met vlijt verzameld, en leg het u hier voor, en weet dat ge mij er voor zult danken. Gij kunt zijn geest en karakter uw bewondering en liefde, zijn levenslot uwe tranen niet ontzeggen. En gij, goede ziel, die denzelfden drang voelt als hij, beur troost uit zijn lijden en laat dit boekje uw vriend zijn, wanneer gij door lotsbeschikking of eigen schuld geen naderen kunt vinden!’ Wij zien hier wel dat Goethe niet dan na verscheidene mislukte pogingen slaagde in wat hij beoogde. En toch, wanneer wij deze enkele regels lezen, schijnen ze ons toe als neergeschreven in één kort aandachtig oogenblik -!
CONSTANT VAN WESSEM. |
|