| |
Letterkundig leven uit de mei-tijdschriften
De Gids
De grootsche plannen om bij den driehonderdsten terugkeer van Shakespeare's doodsdag den Dichter waardig te herdenken hebben in Engeland door den oorlog schipbreuk geleden. Een bescheiden huldiging heeft echter plaats gehad, óók in Duitschland, en Dr. W.G.C. Byvanck heeft gemeend dat de Shakespeare-gemeente in Nederland niet mag achterblijven. Hij opent deze Gids-aflevering met een uitvoerig artikel, aaneengemijmerd uit de herinneringen aan een reis in Seeland en een bezoek aan Helsingör, het Elsinore van 's Dichters Hamlet. Het stuk staat min of meer in den van Schendelschen toonaard. De schr. volgt den zielegang van den Dichter: den knaap, den jongeling uitgaande op een inbezitneming van zijn omgeving eerst, van de wereld straks; verbrekend de banden van levensnood, geestesnood, en gaande op avontuur. Een tijdlang leeft hij in de illusie van het nieuwe werelddeel der Fantazie dat zich voor hem opent; maar de practijk van het leven kan de losheid van het kunstenaarsbestaan niet verdragen. Evenwel:
De dichter was gegroeid in kracht. Hij gaf het niet op. Daagde het Leven hem uit, hij was bereid tot de proef, een man van genie en ondervinding, een tooneelspeler en een schrijver van tooneelspelen. Hij had lust in het leven, nu hij zich een meester wist om het in den spiegel van zijn talent op te vangen en terug te kaatsen in schittering van kleur en ordonnantie van gedachte. Hoog en laag had hij zijn beschermers en bekenden, hoog en laag had hij zijn avonturen. Beurtelings aan het hof en in de kroeg, op het land en in de hoofdstad, zwervend en gezeten, kende hij de gansche maatschappij in haar luister en haar naaktheid. Hij verstond het te jokken met de drinkebroêrs in de taveern en te zwetsen met het bediendengepeupel in de voorhal van een paleis, hij hoorde van het overleg van staatslieden en van de geheimen van het hof, hij luisterde af de klacht van de edelvrouw even goed als hij getuige was van het geschimp eener herbergierster van de laagste soort. Ja, meer nog, hij gevoelde zich te huis in al de gevoelens en al de karakters, want zijn tooneel dat een beeld gaf van de wereld, maakte de wereld zelf tot zijn tooneel. Hij die koningen liet spreken, wat was er vreemds voor hem in een levende koningin?
Maar... het leven blijft als een macht tegenover hem staan:
Hij was de vreemde, de acteur... Nu, hij zag er niet tegen op zijn krachten met de maatschappij te meten, het zou dan borst tegen borst gaan; was zij verraderlijk, hij kon er zijn trots, zijn verachting, desnoods zijn eigen verraad tegenover stellen; bedroog zij met haar liefde, hij kon ook bedriegen en had het grooter bedrog op zijn zijde...
Het kwam hem te staan op het verlies der gaafheid van zijn persoonlijkheid. Hij trad in de moreele miserie.
Als tegenslag: het gevoel van eenzaamheid. En uit die eenzaamheid rijzen voor hem op de groote vragen; uit het verraad van het Leven verwerft hij zich een nieuwe opvoeding.
In een mooi stuk getiteld ‘Holland’ tracht Just Havelaar het wezen en de waarde van ons Nationaal karakter te bepalen. Ziehier wat hij zegt over onze nationale Kunst:
| |
| |
Wij hebben goede dichters, een subliem diepzinnige als Boutens, maar ook eenvoudige volks-dichters als Adama van Scheltema en groot-menschelijke als Henriëtte Roland Holst; en in Perk bezitten wij een reeds klassiek poëet van dezen tijd. Maar Nederland kent zijn dichters slecht; het is op die dichters niet trotsch. Het is, in zijn geheel, op niets en niemand trotsch. Wij hebben uitvoerende musici, zoo vele en zoo fijn-begaafde, als nauwelijks een ander land, maar ons volk zingt niet meer: het brult maar en het blèrt. De vormende weldaad der muziek gaat voor ons nog grootendeels verloren. Wij hebben geniale tooneelspelers, -
Foto J. Vincent
Het carillon in den Paleiskoepel te Amsterdam, het mooiste klokkenspel door Hemonij gegoten (1664).
Uit: De Torens zingen!
en we dwingen ze modieuze domheden te presteeren. Wij hebben zeer bizondere architecten, - doch we laten ze villatjes concipieeren tot 't tragisch einde hunner dagen toe. En als, in de beeldende kunst, moedige talenten nieuwe mogelijkheden scheppen, ondervinden ze slechts beuzelige bedilzucht en sceptische pedanterie. Het is 70 jaar geleden, sinds Potgieter - ziek van Holland's kleinzieligheid - in zijn ‘Rijksmuseum’ de kracht van 't oorspronkelijk Hollandsche prachtig verbeeldde; en zijn verdere leven lang bleef dit te doen zijn doel. Maar, waar weinig om hem heen hem bevredigen kon, wendde hij zich liefst tot ons verleden, en populair werd Potgieter nooit. - Het is 55 jaar geleden, sinds Multatuli ons schold en sloeg om ons op te doen schrikken uit den schuldigen dommel van 't provincialisme; maar wij zeiden, dat Multatuli 1e ‘kunstenaar’ was en 2e ‘als mensch’ niet goed: reden genoeg om voort te dommelen. - Dertig jaar geleden is 't, dat Van Deyssel, sterker geschraagd door levende krachten, zijn brandend verlangen uitsprak naar een fier en eigen geestesleven, hier in Holland, in 't burgerlijke, klein-kritische en zelfgenoegzame Holland van zijn jeugd. Van Deyssel en de zijnen echter brachten wel een intensieve en uiterst verfijnde kunstzinnigheid, doch juist niet een kunst van samenvattende macht.
Wij vermelden voorts proza van A. Roland Holst en poëzie van Karel Wasch, Jan Veth, Jan J. Zeldenthuis en J.W. Schotman. Onder de Aanteekeningen en Opmerkingen vinden wij door J. de Meester melding gemaakt van een curieuse verzameling Vlaamsche gedichten, een door een Duitscher uitgegeven ‘Auswahl im Urtext und in Uebersetzung’, waarin wij o.a. Pol de Monts bekende regels over den Vlaamschen leeuw aantreffen(!), aldus weergegeven:
der falsch und voll Verrat
den vlaemschen Leuen streichelt
und dann ihn treulos schlaht.
De Duitschers zijn toch een... eigenaardig volk!
| |
Stemmen des Tijds.
Met romans en novellen worden wij niet verwend in dit tijdschrift. Blijkbaar oordeelt echter de redactie: beter geen werk dan tweederangswerk, en we mogen haar voor de handhaving van dit standpunt dankbaar zijn. Zou er echter niet een weinig keuriger gerangschikt kunnen worden bij 't ‘opmaken’ van de aflevering? Als men dit nr. openslaat is het eerste wat men aantreft het slot van een artikel over ‘de voorgestelde Belastinghervorming’, waarop dan volgt een artikel door J.G. Dijk over Oscar Wilde, met een dadelijk pakkende inleiding. Zou nu de aflevering als geheel niet een prettiger aanzien hebben gekregen door een eenvoudige omzetting van deze beide stukken? Ik weet wel: een kleinigheid, en... ‘'t zijn mijn zaken niet’. Maar de aantrekkelijkheid van een tijdschrift steekt voor een deel nu eenmaal in zulke kleinigheden en 't is niet onmogelijk dat de redactie van een bescheiden wenk in deze richting wil gebruik maken. Voor hare indeeling neme zij een voorbeeld aan de Gids.
Uit het stuk van den heer Dijk lichten wij de volgende uitspraak:
Oscar Wilde, voor wien de geheele wereld openlag, zonder dat éénige rem of scrupule hem in den weg stond, heeft haar niet gewonnen, integendeel; óók niet herwonnen in een ‘vita nuova’ dat - naar het zeggen van het Evangelie, - daartoe zulk een heerlijke kans geeft. Maar den schoonen schijn heeft hij bewaard en het fraaie woord heeft hij altijd kunnen vinden.
Het is wel niet veel, dat is waar, maar het is toch altijd iets meer dan niets.
Daarbij: zelfs in het verleugende leven van Wilde gloort het ideaal, zooals immers alle zonde verbogen, verworden ideaal is: ook hij greep naar de eenheid waarnaar wij allen grijpen. Maar hij greep haar als een roof; waarheid en onwaarheid, goed en kwaad beide ontkennend door ze tot ‘intellectueele bestaansvormen’ te verklaren, was er voor hem maar één categorie: de schoonheid.
| |
La Revue de Hollande.
Dit nr. geeft het vervolg van P. Valkhoff en J. Fransen's mededeelingen over ‘Voltaire en Hollande’.
Fenna de Meyier heeft Herman Robbers' fijne jeugd-werk ‘De Vreemde Plant’ vertaald, dat wij hier vinden onder den titel: La Fleur mystérieuse. Van Hélène Swarth vinden wij drie gedichten van een eenigszins ander timbre dan wij van haar gewoon zijn. Ik kan niet nalaten La Veuve hier af te schrijven.
La veuve pâle vient s'asseoir,
Pour que son lourd regret s'endorme,
| |
| |
Sous le manteau lustré d'usure
Bombe son pauvre dos voûté.
Sur l'humble chapeau noir tremble un bouquet fané.
Ecoutant le confus murmure
Elle respire la poussière
Et l'odeur des automobiles.
Et ses yeux pâles et tranquilles
Regardent les bambins jouer dans la lumière
Avivant d'or rougi le velours du gazon.
Pourvu qu'elle ait son banc, sa place coutumière,
Elle veut croire encor que la vie a du bon.
Mais en voyant passer les couples qui s'égarent
Vers les sentiers ombreux et frais,
Son lamentable coeur se gonfle de regrets,
Ses doux yeux résignés s'effarent.
Et l'âcre sel des pleurs ardents
Mord la rougeur de ses paupières,
Lasses d'avoir pkeuré longtemps.
Et le lourd désespoir des longs jours solitaires,
Dans l'étroite mansarde où. l'enferme le sort,
Où nul amour ne la console,
L'accable d'un désir de mort.
| |
De Nieuwe Gids.
Hélène Marveil gaat met haar man en haar geheime verlangens op reis naar 't buitenland; wij volgen het paar op den eindeloozen spoortocht. Met Jaapje, het weeshuisknaapje, gaan wij de kermis op en we genieten met hem in ‘het spel’ van de horlepijp en de groote ‘pantemiene’. Er is weer veel fleurige kindergretigheid in deze bladzijden. Van Victor E.v. Vriesland een reeks ‘Aanteekeningen in Proza’. Sensitief-impressionistisch werk, van een hier en daar doordringende suggestiviteit. Ziehier enkele regelen uit ‘Angst’.
Gisterenmiddag om half twee in de Rue de la Liberté heeft hij haar ontmoet. Zij was zeer wit gepoederd, met roode lippen smal en hevig. Ze gaf hem een hand, daarop waren roode plekjes als geschilderd, van ziekte.
Hij durfde niet veel te zeggen. Ze gingen langzaam en voorzichtig naast elkander, want de straat was vol van menschen. Een paard voor een huurrijtuig hoestte met lang en diep gerochel als van een mensch.
Ze zijn naar het park gegaan langs de kroegen, waaruit de muziek over de wit-martelende sneeuw stroomde. Daar veranderde ineens alles. De boomen in wanhoop wrongen zich los van den grond naar de witte lucht. De lucht was als een vaas vol melk. Het licht wankelde van den hemel af naar de aarde. Hij vloekte....
Van Frans Bastiaanse vinden wij hier afgedrukt de voordracht door hem gehouden op het Kunstcongres te Amsterdam, in Dec. 1915, over ‘De Techniek der Poëzie’. Van Cornelis Veth wederom verschillende artikeltjes en notities over beeldende kunsten en kunstenaars. Poëzie van Hélène Swarth, Hendrik Kroon en J.G.E. van der Haar.
| |
Vragen van den Dag
Geeft o.m. een uitvoerige beschouwing over ‘Litteratuur en Onderwijs’ door A.M. de Jong, naar aanleiding van de ook hier met vreugde begroete ‘bloemlezing’ van Poort en Rengers Hora Siccama. De waarheid der klacht door J.M. Acket geslaakt in 't laatste nr. van ‘De Nieuwe Taalgids’: dat het ‘tegenwoordig mode (is) te schimpen op ons, arme literatuuronderwijzers’, wordt hier bevestigd: de heer de Jong is allerminst over 't literatuuronderwijs op de scholen te spreken.
Wij hebben er allemaal van genoten, en we zijn het er vrij wel over eens: aan onze onderwijsinrichtingen wordt de litteratuur stelselmatig vermoord door de leraren. Litteratuur hebben we allemaal een ontzettend vak gevonden. We lazen graag, maar dat waren ‘mooie boeken’, waarin verteld werd van liefde, van zon en wind, van blauwe luchten en bloeiende velden. Maar ‘op de les’, daar had ‘die man’ het maar altijd over die ouwe dooie kerels met 'er rare liefhebberij voor drama's en heldendichten en verheven monsterachtigheden... 't Was heel respectabel natuurlik, heel moeilik ook, maar 't was zo taai, zo taai... je viel d'r gewoon van in slaap... En dan moest je van al die lui weten, wanneer ze geboren waren, wanneer ze d'r eerste drama geschreven hadden, en of ze lid waren geweest van die ruzieachtige Eglantier, die rederijkerskamer, of van wat anders. En je moest onthouden, wat die mensen deden voor d'r boterham, en of ze hoge connecties hadden of niet... Nee, litteratuur was niks, dat was een van ‘die rotvakken’, waar je nooit mee klaar kwam... je gaf d'r niks om! De Nederlandse letterkunde kon je niks bommen, die was zo vervelend als een zeurige ouwe tante, en zo dood as een pier...
Gelukkig, zegt de heer de Jong, komt er nu verfrissching. In dit verband willen wij nog even de aandacht vestigen op J.M. Acket's lezenswaard artikel in de bovengenoemde Nieuwe Taalgids: ‘Een Verdediging’. ‘Wilt ge de leeraars beschimpen?’ zegt Acket: ‘Goed. Maar beschimp niet het mooie vak’.
De geschiedenis der letterkunde, ook als ze gegeven wordt door 'n studieman die van zichzelf weinig betekent, geeft zo'n rijkdom van blikken en perspectieven, gelijk 'n dominee of pastoor zonder veel ingeboren geestelikheid nog zo veel heerlike woorden te spreken hebben.
| |
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift.
Prof. W. Martin vervolgt zijn interessante mededeelingen over het Determineeren van oude Hollandsche schilderijen, Kasper Niehaus zijn studie over Edouard Manet. Cornelis Veth keuvelt voort over Oudere Engelsche karikaturisten en illustrators en staat ditmaal stil bij Thomas Rowlandson. De novelle ‘Martje Vroom’ door J.M. Goedhart-Becker, vertellend van een meisje, dat een liaison heeft met een jongen man boven haar stand, blijft boeien; er is zuiverheid en innigheid in dit werk, al is 't gegeven niet nieuw. Van den jong gestorven Gerard van den Hoek vinden we hier ook nog een bijdrage. Mogen zijn weinige novellen gebundeld worden!
| |
Onze Eeuw.
INHOUD. Op een tweesprong, door H. Krayer van Aalst. - Het Japansche Raadsel, door M.A. van Heekeren. - De Kleinzoon, door Willemine G.A. Labberton. - West-Borneo, door Dr. E.B. Kielstra. - Gevleugelde woorden van Bismarck, door A.W. Stellwagen. - Nationaal of Internationaal? door Dr. J. de Jong. - Verzen, door Ellen.
| |
De Tijdspiegel.
INHOUD. Wijnmaand, door Amélie de Man. - Het 4e eeuwfeest der Friesch-Nederlandsche nederzetting op het eiland Amager in Denemarken, door Ds. J.D. Domela Nieuwenhuis Nyegaard. - Kentering, door Herman Middendorp. - Gambirbloesems, door Noto Soeroto. - Literaire Kroniek, door Herman Middendorp.
| |
De Hollandsche Revue
INHOUD. Frontespiece, door Ds. L.C. Schuller tot Peursum. - Wereldgeschiedenis. - Belangrijke Onderwerpen: Kinderteekenen. - Een bloeiende kunsthandel, etc. - Karakterschets: C.J.K. van Aalst. - Revue der Tijdschriften. - Het boek van de maand: ‘Vacantieschool’, door C.P. van Asperen van der Velde.
| |
Omhoog.
INHOUD. Paschen, door Thomson. - Wereldwaardeering, door G.H. van Senden. - Moedertje, door Mevr. v.W. - Boekbespreking, door **
|
|