| |
Letterkundig leven uit de januari-tijdschriften
Onze Eeuw.
De heer A.J. Barnouw heeft zich verdienstelijk gemaakt met voor de lezers van Onze Eeuw Geoffrey Chaucers Canterbury-tales in te leiden en te verdietschen. Wij krijgen in deze aflevering het verhaal van den Ridder, één uit het bont gezelschap van rijk en arm, edel en dorper, dat de oolijke waard uit ‘De Wapenrok’ in Southwark in goede vriendschap bijeen en ‘in stemming’ weet te houden. Dat ridder-verhaal is er een van 2250 verzen, waarin geen onvertogen klank de stemming van hoogen riddermoed en hoofsche minne verstoort. Het klassieke epos met zijn pracht van kleurige tafereelen, zijn galerij van krijgerstoeten, Godentempels en middeleeuwsche ridder-roman met zijn lust in het hoofsche minneavontuur, 't kruist zich hier alles tot een klassieke ridder-‘jeeste’, een middeleeuwsche Theseïs.
Gerard van Eckeren begint het Tweede Boek van zijn ‘De van Beemsters’ en brengt ons met zijn allengs zich uitbreidend predikantsgezin van de vette Heveldingsche klei op den schralen grond van Heidenoord over. Prof. Dr. N. van Wijk beschrijft ons ‘de tragedie van Polen’. Van de overige bijdragen noemen wij nog ‘Stemmingen en Stroomingen’ door Jhr. Smissaert en Verzen door Jacq. van der Waals en Jules Schürmann.
| |
La Revue de Hollande.
Van Paul Adam eenige geestdriftige bladzijden over La Marseillaise.
Ne croyez pas qu'ils s'arrêtent jamais les chanteurs de la Marseillaise. Que les uns succombent sur les champs de guerre; que les autres vieillissent glorieux parmi leur postérité au coin de leur foyer, l'exemple de ceux-là, les fils de ceux-ci, perpétueront, à travers les siècles, l'oeuvre de la Liberté.
Liberté, Liberté chérie, toi qui combats parmi tes défenseurs, tu ne peux pas mourir avec ceux qui te chantent en tombant.
Ils furent les moments de ta pensée, le geste de ta volonté, la bouche de ta clameur; mais toi, déesse, l'impérissable, tu as pour corps toujours repaissant, les élites faites par la civilisation méditerranéenne, celles qui ont inventé toutes les religions et toutes les sciences, toutes les justices et tous les arts.
Inutilement le destin jaloux ensevelit dans le désastre d'une heure les foules de héros porte-lumières.
N'importe! Le Miracle persiste.
La Marseillaise de nouveau est chantée par les voix des vieillards qui se souviennent, par les voix des enfants qu'ils éduquent, par les voix des adolescents qui s'arment.
Le Miracle survivra!
Alweer deed de redactie een gelukkige keuze met den Nederlandschen prozaschrijver voor deze maand, tenzij men mocht meenen dat Henri van Booven's werk te weinig specifiek Nederlandsch' heeft, te zeer op vreemde litteraturen is geïnspireerd. Toch een schrijver met genoeg eigens en fijne qualiteiten, èn iemand wiens kunst in 't buitenland verstaanbaar zal zijn.
Armand Sumier behandelt de quaestie der verschillende talen in Zwitserland; P. Valkhoff en J. Fransen geven een historische herinnering: Voltaire en Hollande. Onder de poëzie vinden wij een vers gewijd aan ‘Les villes martyres’.
Vous étiez, hier encor, les sublimes reliques
Qu'on vénère à genoux et en joignant les doigts,
Vous aviez les beautés mélancoliques
Qu'on trouve an carrefour
De vos chemins et de vos rues,
Vous nourissiez avec amour
Des consolations autrefois inconnues,
Vous étiez, dans le deuil, les refuges pieux,
Qui ensevelissaient nos douleurs et nos larmes,
Et vous étiez aussi, dans les moments heureux,
Voorts een ‘prière’ van Roger Gaillard, waarin van den Seigneur gevraagd wordt om den eenvoudigen boer in 't hemelsch paradijs toch niet anders te geven dan wat hij hier op aarde zoo liet had. Ziehier een enkel in mijn oog subliem couplet:
Il [le paysan] contemplait l'ombre sereine
Que d'un bond son chat traversait.
Il écoutait l'ean souterraine
Monter jusques à sa fontaine,
Pour abreuver la nuit de juin qui s'y penchait.
De Franschen zijn toch in veel opzichten nog een heerlijk volk!
| |
Groot-Nederland.
Maurits Wagenvoort begint alweer een nieuwen roman, nu een uit het Italiaansch kunstenaarsleven: ‘Het Koffiehuis met de roode buisjes’. Jammer dat deze schrijver, die aardig weet te vertellen, zich nooit boven de goede journalistiek verheft.
In ‘De Gekleede Jas’ voert Agnes van der Moer ons een schildersatelier binnen, waar we den schilder met zijn model hooren philosopheeren over ‘Dorian Gray’ en den verleiderfiguur uit dat boek: Henry Wotton. Het eindigt nog al comisch. Van de verdere proza-bijdragen verdient aandacht: Een Palatijnsproke van het leven en van den dood door H.M.R. Leopold. Verzen zijn er veel in dit nr. en wel van: Anton van der Stok, J.W. Schotman, J.J. Kuiper, J.A. Busé en H. van der Wal. Verder de vaste rubriek over Literatuur en het dramatisch overzicht, en als losse bijlage een op het bijbelsche gegeven geïnspireerd drama van Bernard Canter: Deborah.
| |
De Nieuwe Gids.
De bizondere, maar nog wat gemaniereerde, schrijver R.
| |
| |
van Genderen Stort begint een roman: Hélène Marveil. Hij draagt dit boek, zijn eersten enigszins omvangrijken arbeid, op aan een lieve Vriendin, die aan dit boek niet met den veder, met raad of voorstel heeft medegewerkt, doch in anderen vorm: ‘gij leerdet mij de werkelijkheid’. Het gegeven van deze, helaas waarom weer zoo met mondjesmaat toebedeelde, bladzijden is een vrouw, gevangen onder de geheimzinnige aantrekkingskracht van een vreemden man, die zich in haar weg stelt. Van Aart van der Leeuw opmerkelijk proza: ‘De Goede Herder’; van J.J. Hora Adama een schets van oorlogsrazernij: De Yatagan. De grootmoe van Jaapje, het weeshuisjongetje is aan 't uitpakken over de Franschen in ons land en over den lammen koning en dan over ‘de bevrijders’, de Kozakken, die stalen als raven, en:
‘Ja, kinderen’, zei ze, zich terugzettend in haar stoel, ‘we kunnen er nu wel om lachen, maar ik, verzeker ik je, heb wat uitgestaan. Op 'n goeie dag komt zoo'n boschduvel bij ons ingeloopen, zonder vragen, een officier, geloof ik, - ik had niets geen goeic presompsie op die sinjeur. Ik was alleenig thuis, wat moest ik doen? Ik kon geen woord van de vent verstaan. ‘Snaps!’ ja, verstond ik; hij ging als een dolle naar alle kasten. ‘Snaps! Snaps!’ Ik ben bij de voordeur gebleven en dankte God dat hij weg was. Zie je’, zei de oude vrouw, haar spitse hand over den tafelrand wrijvelend en houdend haar oogleên neêr, ‘ik was niet ònknap in mijn tijd’.
Is in dit laatste niet aardig en innig zoo'n oude vrouw gezien? Bij veel minder eenvoudige lieden, in een milieu van veel minder onschuldige hofmakerij brengt ons C.P. v. Rossem, die ons nl. in den salon eener actrice in de XVIIIe eeuw, Madlie Duthé van de opera, binnenvoert.
Niet ieder is 't misschien bekend dat Mr. C.Th. van Deventer, de indische specialiteit, in vroeger jaren veel kunstcritiek geschreven heeft, in 't bizonder ook over muziek. Der nieuwsgierigheid van Dr. J. de Jong, die in oude kronieken van het indisch blad ‘De Locomotief’ waaraan van Deventer medewerkte geneusd heeft, danken wij eenige nadere mededeelingen over van Deventer's opvattingen in kunstzaken.
André de Ridder schrijft uitvoerig over Paul Bourget's tendenz-roman ‘Le Sens de la Mort’. Zijn conclusie luidt, dat dit boek, als literair werk, stoer en gaaf is en dat wij er den psycholoog Bourget op zijn sterkst in terugvinden. In zijn kunstnotities schrijft Corn. Veth o.a. nogal waardeerend over de herrezen ‘Ware Jacob’, het spotblad van Speenhoff. Het verschijnsel ‘Latijn contra Teutoon’ wordt door Hein Boeken gedemonstreerd in zijn Aanteekeningen over Kunst en Letteren. Als uitgangspunt neemt hij wat hij de twee meest actueele boeken van het oogenblik noemt: Huysman's ‘Cathédrale’ en d'Annunzio's ‘Piu che l'Amore’.
| |
De Gids
Mr. J.N. van Hall wordt bij 't aftreden als Gids-redacteur met een hartelijk woord door de redactie uitgeluid. Top Naeff verrast met een mooie bijdrage; Vriendin. M.H. van Campen behandelt in zijn zwaar, uitbundig proza onder de Nederlandsche romancières ditmaal Ina Boudier-Bakker. Natuurlijk heeft hij 't ook over 't gebrek aan zg. ‘woordkunst’ bij deze gewaardeerde schrijfster.
‘Maar door wat spreken dan tot u die grootheid en echtheid van haar, die gij-zelf immers zulk een poover styliste acht?’ Ik zou antwoorden: door de onveranderlijk zelfde wijze, waarop zij open en aarzelloos zoowel haar tekortkomingen als haar deugden toont. Haar gebrek aan nauwkeurige verwoording, een gebrek dat zij nergens te verbergen poogt, het is een aangeboren lacune in haar talent, geen slordigheid, die zij zou kùnnen vermijden, maar niet vermijdt, en uit welks aanwezigheid dus tevens een gemis van ernst en zelfachting zou blijken, die onze ernst en onze achting dooden zou. Haar vele en groote deugden, zij dringt ze nergens op den voorgrond. In het kort, zij poogt nergens meer of anders te schijnen dan zij is, maar ook uit liefde tot het Scheppend Vermogen, dat zich in haar manifesteert, hoedt zij er zich voor, ooit minder te schijnen dan zij is..... Dialogiseerend, beschrijft zij, beeldt zij schitterend.... O, dat snikkende gillen van Ammy Terlaet, in haar vaders huis, als zij de Brière's ontrouw heeft ontdekt; ge ziet haar in wanhoop wankelen, ge hoort, sidderend en meegegrepen, haar hijgen, haar hortende woord-kreten als de rauwe gillen uit de van wee verdiepte borst van een gewond en voor den dood vertwijfelend dier.... - In dit werk is de hooge en reine eenvoud, die het volmaakt-pure en onopgesmukt-natuurlijke kenmerkt en hier is dan ook de wijd-gespreide ‘aura’, de stemming-wekkende, die ook al het natuurlijke als een stralende invloed omgeeft. Deze roman is een arbeid, als geboren om een verleider van pasbeginnenden te zijn! ‘Hoe gemakkelijk, zoo soms slordig-weg, zonder eenige woordkunst geschreven’. Jawel! vraagt het Byron en laat hij U het antwoord geven, dat een profetie, een verklaring en een der kunstenares waardiger lof dan de mijne meteenen is:
‘Whom nature guides, so writes, that every dunce,
Enraptured, thinks to do the same at once;
But after inky thumbs and bitten nails,
And twenty scatter'd quires, the coxcomb fails’.
Gerard van den Hoek is ook al weer een schrijver op wien gelet dient te worden; hij geeft hier de gedachten en visies van een kniesoor, proza met merkwaardige qualiteiten, maar wat fragmentair nog, zonder veel perspectief, naar 't mij voorkomt. Prof. Heymans schrijft over een Nederlandsch boek over Bergson (Dr. Hoogveld, De Nieuwe Wijsbegeerte). Onder de Verzen trokken vooral die van Frans Bastiaanse ons aan. J. de Meester heeft het Tooneeloverzicht van Mr. van Hall overgenomen.
| |
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift.
Van Ary Delen een mooi geïllustreerd artikel over Richard Baseleer. Onder de oudere Engelsche Caricaturisten behandelt Corn. Veth ditmaal Thomas Rowlandson, in dit nr. speciaal diens politieke en maatschappelijke satire. J.M. Goedhart-Becker begint een novelle: Martje Vroom. Ook van Frits Hopman is er proza. Poëzie
van H. Middendorp en W. Bech; dan de boekbespreking en korte, smakelijke notities over beeldende kunst.
| |
De Hollandsche Revue
Annie de Meester heeft voor dit tijdschrift een kop van Louis Couperus geteekend, die wij goed gereproduceerd tegenover de rubriek met het zwaarwichtig opschrift ‘Wereldgeschiedenis’ vinden afgedrukt. Op de plaat van Hahn zien wij den Telegraaf-redacteur Schröder aan een touwtje door den rechter worden weggeleid, terwijl om een hoekje vele nooit ontdekte misdadigers grijnslachen. ‘Groot in 't Kleine, Klein in 't Groote’ staat er boven; maar de logica van deze prent ontgaat ons toch. De Karakterschets is gewijd aan het Kamerlid Duys. We zien er uit dat Duys in zijn jeugd een godsdienstige opvoeding heeft genoten, maar ‘vreemd uit het nest is gevallen’. Als Boek van de Maand wordt Prof. Kohnstamm's brochure over ‘Godsdienst en Politiek’ behandeld.
| |
Stemmen des Tijds.
INHOUD. Het Nationalisme in Zuid-Afrika, door Prof. H.D.J. Bodenstein. - Dwars door Centraal-Afrika, door G.J.A. Pool. - Het Nibelungenlied, door Dr. H.T. Oberman. - Jan Swammerdam, door Dr. K.E. de Jong. - Economische Kroniek, door Mr. P.A. Diepenhorst.
In De Tijdspiegel, voor 't eerst onder een nieuwen uitgever verschijnend (M.v.d. Beek, den Haag), vinden wij o.m. proza van Aart v.d. Leeuw (‘De Reismakkers’), een artikel van Prof. Logeman over de ‘Buig’ in Ibsens Peer Gynt, een opstel over Duitsche Romantiek in Holland van H. Middendorp. In Vragen van den Dag o.a. een beschouwing over Ada Gerlo; in Nieuwe Banen het slot van Dr. de Hartogs ‘Tolstoi’; in De Hofstad een artikel over Theodore Botrel, thans vurig oorlogs-chansonnier. |
|