Den Gulden Winckel. Jaargang 14

Dichters van dezen tijd

NAAR aanleiding van mijn artikel over Willem Kloos in D.G.W. van 15 April l.l. ontving ik het volgend schrijven van den heer Mr. J.N. van Hall:

Amsterdam, 17 April 1915.
Weledele Heer!

Dat J. Winkler Prins door mij geweerd werd uit ‘Dichters van dezen tijd’, gelijk door u in D.G.W. van 15 April beweerd wordt, is een onwaarheid.

In 6 drukken van mijn verzamelwerkje komt hij met vier gedichten voor. Alleen in den 7en en in den 8en druk heb ik, noodgedwongen, om plaats te vinden voor de beste onder de jongeren, enkele van de ouderen moeten schrappen. (Zie de voorrede van den 8en druk).

De aantijging is dus onverdiend en ik mag zeker wel van u verwachten, dat gij, in het eerstvolgend nummer van D.G.W.,

[p. *5]

het mij door u ten onrechte aangewrevene van mijn zondenregister zult afvoeren.

Met alle achting,

Uw dw. dr.

J.N. VAN HALL.

De heer Mr. J.N. van Hall verzoekt mij te willen meedeelen dat hij de verzen van J. Winkler Prins niet geweerd heeft, maar geschrapt, nadat hij er vier in de eerste zes drukken had opgenomen. Ik voldoe gaarne aan zijn verzoek, te meer omdat het nog duidelijker zijn onbekwaamheid in het keuren van verzen doet uitkomen; immers dat hij W.P.'s schoone verzen schrapte is nog veel erger dan dat hij vergeten zou hebben deze op te nemen¹⁾.

JOANNES REDDINGIUS.

1) Onze geachte medewerker veroorlove ons een enkele opmerking. Zeer zeker kan het schrappen van een schoon vers uit een bloemlezing aan niets dan aan onbekwaamheid in het keuren van verzen te wijten zijn. Wij kunnen ons evenwel óók voorstellen, dat een verzamelaar, slechts over een bepaald en met de jaren vrijwel constant blijvend aantal vellen druks beschikkende en verzorgende een bloemlezing van Dichters uit dezen tijd, meent aan de zich steeds uitbreidende schaar van talentvolle jongeren een naar evenredigheid feitelijk te groote plaats te moeten blijven inruimen, ten koste van dichters van 't onmiddellijk voorgeslacht. - Zoodat alleen door aan te toonen dat - in dit geval - Mr. van Hall in de nieuwe drukken van zijn bundeltje min of meer systematisch het mindere blijft handhaven ten koste van het betere, men o.i. tevens voldoende zou hebben bewezen, dat de verzamelaar ‘in 't keuren van verzen onbekwaam’ is.
(Red. D.G.W.)