Den Gulden Winckel. Jaargang 13
(1914)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen Franschman over ShawAugustin Hamon, Le Molière du XXe siècle. Bernard Shaw. - (Paris, Figuière & Co. 1913).MET den Franschman Brieux is Shaw wel een der meest besproken, een der meest gehekelde dramaturgen van onzen tijd. Wat men er ook over zegge, deze geestige en vernuftige Ier blijft een heel bizondere en origineele vertegenwoordiger van de hedendaagsche theaterkunst. Men denke nu niet dat hiermede G.B.S. - zooals het eigenaardige Engeland hem gewoonlijk noemt - bij de moderne Fransche tooneelschrijvers moet gerangschikt worden. Dat ware volkomen in strijd met zijn heele wezen. Het hedendaagsch tooneel in Frankrijk blijft in essentie gevoelswerk: variaties op het ééne motief, het sexe-probleem. Een uitzondering moet hier gemaakt worden voor Eugène Brieux - al is hij ook steeds Franschman van gevoel en ontkomt hij als zoodanig niet gansch aan den gewonen regel - wiens werk een moraliseerend, dogmatisch karakter heeft. Voor hem is het tooneel alleenlijk een gunstige plaats om een gedachte ingang te doen vinden bij het publiek. Wie Shaw's opvatting van degelijk tooneelwerk kent, begrijpt dat Brieux hierdoor de eenige moderne Fransche dramaturg is, waar Shaw mee over de baan kan. ‘Brieux is, sedert de dood van Ibsen, de belangrijkste dramatische auteur van Europa ten Westen van Rusland. In dit genre van comedie - weergave van het leven, zoo getrouw dat we verplicht zijn het tragi-comedie te noemen - in dit genre dat niet alleenlijk een vermaak, maar tevens een geschiedenis is en eene kritiek van de hedendaagsche moraal, is hij, zonder dat er één met | |
[pagina 71]
| |
hem kan vergeleken worden, de grootste schrijver dien Frankrijk sedert Molière heeft voortgebracht’Ga naar voetnoot1). Brieux mist echter Shaw's origineelen, doordringend-analyseerenden kijk op de sociale toestanden, zijn sterk en helder denkvermogen, zijn vlijmendscherpe geestigheid en voornamelijk zijn diep-intuïtieve kracht. Wat ik in den beginne van dit artikel wilde zeggen is dat kunst, als gevoelswerk, voor Shaw uit den booze is. Hij is realist en misschien wel scherper dan eenig ander tooneelschrijver; daarvan getuigt zijn rake plastische beschrijving van personen, toestanden en plaatsen; - doch de ware beteekenis van de werkelijkheid ligt voor hem niet in het artistieke, maar vooral in het intellectueele. Dit wil niet zeggen dat hij het gevoel in den mensch volkomen negeeren wil; zeker niet; maar het is ondergeschikt aan zijn intellectueele doeleinden. Shaw is vóor en in alles intellectualist. Hieruit volgt dat de actie in zijn stukken om zoo te zeggen zuiver verstandelijk is. De personen spreken en redetwisten meer dan ze bewegen. Als hij karakters teekent, ze psychologisch ontleedt, ze tegenover elkaar stelt en in botsing brengt, dan is het niet om een zielsconflict, een dramatischen toestand te kunnen scheppen, maar wel om door de verscheidenheid van de wederzijdsche betrekkingen te doen zien het huichelachtige, het leege van onze maatschappij. En in dien strijd tegen logen en conventie toont zich in Shaw de ware Ier, zooals Chesterton hem teekent: agressief, wars van zinnelijkheid, geestig, helder van verstand. Shaw is een sterke individualiteit; niet een die zich opsluit in een ivoren toren, maar een die alle invloeden van buiten in zich opneemt, het wàar-menschelijke er uit zift en verwerkt. Zoo heeft hij geluisterd naar Marx, Schopenhauer, Nietzsche, Ibsen, om zijn eigen-zelf op te bouwen. Er steekt zeker veel waarheid in de woorden, die de Hollandsche tooneelcriticus Simon B. Stokvis verleden jaar in ‘De Wereld’ schreef: ‘Het is onze groote fout dat wij (in ons land tenminste) blijven volharden bij de idee dat Shaw een kunstenaar zou zijn. Shaw is heelemaal geen kunstenaar, maar een prediker in modernen zin. Alleen is voor hem het tooneel de kerk. Het zij tot zijn eer gezegd dat hij ook niet voor kunstenaar wil doorgaan en als zoodanig wordt hij dan ook door geen der groote critici van zijn land beschouwd’. Is het echter billijk alle waarde van Shaw als kunstenaar te negeeren? Al schijnt hij zelf er zich weinig om te bekommeren, het staat toch vast dat hij in zijn ‘Candida’ een niet gewone diepte van levensaanvoeling, visionaire kracht en echt-menschelijke uitbeelding heeft gegeven. De waarde van deze kunstuiting wordt niet geringer zoo zij uit zijn onbewuste-zijn is geboren; integendeel.
Bernhard Shaw
Daargelaten de kwestie of Shaw's werk wel ooit door het Fransche volk met liefde zal genoten worden - Shaw is immers te streng intellectualistisch - moeten we toch zeggen dat het Augustin Hamon's groote verdienste is in wijderen kring belangstelling ervoor te hebben opgewekt. Niet dat dit boek de eenige studie is die in Frankrijk over Shaw is verschenen; maar in talrijke dagblad- en tijdschriftartikels, alsook in zijn vrije kursussen aan de Sorbonne, heeft Hamon Shaw's werk met onvermoeibaren ijver en warm, gloeiend enthousiasme verdedigd. In samenwerking met zijne vrouw, Henriëtte Hamon, heeft hij ons de Fransche vertaling van Shaw's spelen bezorgd. In het boek dat nu voor ons ligt behandelt hij G.B.S. achtereenvolgens als mensch en als tooneelschrijver. Als hij over den mensch spreekt, dan zal hij het voornamelijk over Shaw-socialist hebben. En Shaw-socialist is niet los te maken van Shawdramaturg. Dus vloeien beide onderwerpen voortdurend in elkaar. Shaw zegt zelf: ‘Je crois que ce qui, dans mes pièces, déplait aux directeurs de théâtre et les effraie, c'est moi’. De strijdende socialist zit achter elk stuk; om dus de waarde van Shaw's werk volledig te begrijpen moeten we eerst in kennis gekomen zijn met den gedachte-mensch. De eerste twee hoofdstukken bevatten een overzicht van Shaw's deelneming aan de sociale beweging in Engeland, gedurende het laatste kwart eeuws. Hamon oordeelt dat Shaw's invloed heel belangrijk is geweest, door zijn werk als een der voornaamste pamphlet-schrijvers van de Fabian-Society en door zijn ononderbroken optreden als redenaarGa naar voetnoot1). | |
[pagina 72]
| |
‘Pour moi, zegt Shaw, ma vie appartient à la communauté, et aussi longtemps que je vivrai, c'est mon privilège de faire pour elle tout ce que je peux. Je veux être entièrement vidé quand je mourrai, car plus dur je travaille plus je vis. Je me réjouis dans la vie, pour elle-même. Pour moi la vie n'est pas une courte chandelle. C'est une torche splendide que pour le moment je tiens et, avant de la remettre aux générations futures, je veux qu'elle brille d'un éclat aussi grand que possible’. Wat Shaw scherp afteekent, is zijn logische handeling, de wil om zijn dagelijksch leven in overeenstemming met zijne gedachten, met zijn werk te brengen. Het moet ons niet verwonderen dat zijn vranke, vrijpostige - soms wel eens brutale - houding aanstootelijk was voor zijne medeburgers. S. heeft dan ook 12 jaar noodig gehad om zijn werk in Engeland naar waarde te doen schatten. Benevens werken van sociologischen en polemischen aard, heeft hij, vóor zijn werkzaamheid als tooneelschrijver, enkele romans geschreven: ‘Un socialiste insociable’, ‘La profession de Cashel Byron’, ‘Le Lien irrationnel’, ‘Un amour parmi les artistes’. Hamon noemt ze ‘des thèses sociales ou plutôt des cadres où s'enchassent des idées nombreuses, profondes, triviales et rares, exprimées paradoxalement et plaisamment’. Maar Shaw deed ook aan journalistiek en was als zoodanig werkzaam aan ‘The Star’, ‘World’, waar hij met de muzikale kritiek belast was - later aan de ‘Saturday Review’, waar hij de dramatische criticus werd. In de tooneelspelen van Shaw vindt men het karakteristieke van den mensch: de oprechtheid en den opstand. Dit werk is komisch, voornamelijk komisch van gedachten, méér dan van situatie en taal. Deze komiek is moraliseerend, zooals het theater van Aristophanes, waarvan Deschanel zei, dat het was ‘un discours indirect par plusieurs personnages qui se parlent entre eux, pour se faire entendre au public’. Zooals Molière lacht S. met zijn verstand - hetgeen hem hoofdzakelijk doet verschillen van de 19e eeuwsche dramaturgen, voor wie het sexueele vraagstuk - vooral in den vorm van echtbreuk - de steunpilaar van het drama was. Het theater van S. is deterministisch; want dit is de grondgedachte: de natuur krijgt altijd de bovenhand - tegen alle conventies van socialen, mondainen of religieusen aard in. Het is eene school van oneerbiedigheid, van opstand tegen het ouderlijk en wettelijk gezag, tegen al wat hij er valsch, verdrukkend in vindt. Zooals in Molière zijn het de ouderen die belachelijk gemaakt worden en de jongeren die overwinnen. Het is opmerkelijk dat hier ook de man uit 't volk eene belangrijke en sympathieke rol heeft. Dit tooneel is realistisch, optimistisch. Het is revolutionair niet alleen van gedachte, maar tevens van vorm: Shaw heeft ook de gewone verdeeling in akten weggelaten. Het is ook feministisch, want de vrouw is geen speelpop meer; ze stelt hare natuurlijke rechten. Haar liefde is niet sentimenteel, zooals in de Fransche stukken; zij is ‘teinte de maternité’, zegt Hamon. ‘Le Molière du 20e Siècle’. Is deze epitheet wel zoo zonder meer op S. van toepassing? Er zijn in S. als in Molière hoedanigheden die beiden dicht bij elkaar brengen. Maar wat Hamon in de schaduw laat is het belangrijke verschil van levensconceptie. Molière heeft nooit de maatschappij zelve in beschuldiging gesteld. Hij weet alle kwaad aan de menschelijke natuur, wat een vage en onmachtige beschuldiging was. S. teekent typen van klas, kaste, professie en sekte. Hij beschuldigt niet de menschelijke natuur, want dit is slechts ‘een middeltje van degenen die het kwaad willen bestendigen’, zegt hijzelf. Niet het kwaad zelf zal hij laken. Hij zal het simpellijk voor oogen leggen en aan den mensch overlaten het te bevechten. Het boek van Augustin Hamon is eer een pleidooi, dan een kritische studie. Het geeft van Shaw een levend beeld, maar het is op vele plaatsen heel eenzijdig en oppervlakkig. Het is voldoende aan te halen waarom de schrijver het werk van S. als kunst aanziet: ‘L'artiste est en somme un marchand de plaisir. Distribuer, donner du plaisir, c'est sa fonction primordiale, essentielle. Conformément à cette définition de l'art, l'oeuvre de S. est absolument artistique’. Daarentegen getuigt het hoofdstuk over ‘Candida’ van een zuiver begrip, van een fijne en diepdringende ontleding.
MAURITS WATERSCHOOT. |
|