| |
Letterkundig leven uit de december-tijdschriften
Groot-Nederland.
Louis Couperus schenkt ons eenige ‘Romantische Episoden uit Moorsche Eeuw’. Daarna vinden wij een voortzetting der ‘Herinneringen’ van Ada Gerlo, een schrijfster die wij goed doen in 't oog te houden. Er is iets in dit werk dat zich onderscheidt van de vele novelletjes waarmede onze tijdschriften vol staan.
Belangrijk is de studie van Herman van Puymbrouck over Georges Eekhoud en zijn Werk. Ofschoon Eekhouds Escal Vigor reeds acht drukken beleefde en zijn boeken in vele talen zijn overgebracht, geniet deze schr. in Vlaanderen en Nederland niet dat aanzien dat hij verdient. Eekhoud, die als zoovelen een geheel Fransche opvoeding kreeg, onderscheidt zich van de meeste zijner mede-auteurs ‘d'expression française’ gunstig in zooverre hij het niet tot een volkomen breuk tusschen hem en zijn volk komen liet, al dwong een aanvankelijke dwaling hem tot Fransch schrijven of... niet te schrijven.
En nu hij wel gedwongen was in zijn dwaling te volharden is het toch zijn groote verdienste geweest niet de zelfverblinding te hebben bezeten van Verhaeren, Lemonnier, e.a. die het kwaad gaarne als een deugd beschouwden. Al wat hij van zijn Vlamingschap nog redden kon, wilde hij behouden; en mocht hij de taal van het volk niet meer tot de zijne maken, hij heeft haar toch omringd met een vereering en een liefde, welke men gewoonlijk van een Fransch-sprekenden Belg niet mag verwachten. Het is duidelijk, dat het hem pijn moet hebben gedaan, als iemand lijk Lemonnier schreef, dat het Vlaamsch was ‘une langue régionale, qui s'en va de désuétude’. Want eenmaal hoort hij hoe een dame zegt: ‘La langue flamande, c'est si laid!’ en hij kan aan zijn verontwaardiging niet weerstaan en deelt mede: ‘Helaas, dacht ik later, er is geen land, dat niet fier is op zijn taal. Het is alleen bij ons, dat men de taal van het land lastert en dat men veinst haar te verachten. Renan, Fransch schrijver als niet één, spreekt met vereering in zijn Souvenirs d'enfance van zijn Bretonsch dialekt; Zola en Daudet, twee Zuiderlingen, Fransche schrijvers eveneens, verloochenden geenszins het Provençaalsch; Léon Cladel verheerlijkte in méér dan éen bladzijde van bewonderenswaardig Fransch de harmonieuze taal van zijn Quercy!... Waarom bij ons deze haat, dit misprijzen voor de prachtige taal van ons volk! Wat een dwáling! Wat een duizelingwekkende afvalligheid en verbastering!’
En verder zegt Puymbrouck:
Vlaming door zijn krachtige sympathie, door zijn verlangen, door zijn heimwee, is hij het weldra ook geworden door het algemeen karakter zijner kunst, door dezer stoffelijken en geestelijken inhoud, door zijn genie. Heel de natuur, al de menschen, de hartstochten, heel het leven, dat zich in zijn kunst weerspiegelt, behoort tot Vlaanderen. Men leze Kees Doorik, La Faneuse d'Amour, La nouvelle Carthage, of Les Libertins d'Anvers, of L'autre Vue, of zelfs Escal Vigor en men aanschouwt een hoekje van Vlaanderen, of beter gezegd, van het Vlaamsche land.
Maurits Wagenvoort vervolgt zijn roman. Edw. B. Koster en J. Reddingius geven Verzen.
| |
De Hofstad.
Dit ‘Artistiek Weekblad’ gaat voort met steeds lezenswaardige, (geïllustreerde) kunst-overzichten te geven, zoowel wat betreft schilder-, toon-, tooneelspeelkunst, als op 't gebied der literatuur. De rubriek voor Dames (die ook voor Heeren wel interessant is) wordt door Suze de Jongh van Damwoude met de noodige lenigheid onderhouden; in de beschrijving der Modes is Parijsche zwier. Ook uit de Parijsche Brieven flonkert meest iets van de ville lumière en ge neust licht al mede eens in het ‘vervolg’ van Jeanne Reyneke's nieuwsten roman.
Ziehier wat de Hofstad-redactie schrijft over den dichter Rabindra Nath Tagore, wiens naam dezer dagen op aller lippen is.
Rabindra Nath Tagore
(Cliché uit De Hofstad)
In de Nobel-prijs-toekenning aan dezen Engelsch-Indischen dichter is meer een mysticus dan een literator gehuldigd. Hetgeen een getuigenis te meer is dat deze tijd zich voorbereidt op de ontvangenis der zuivere mystiek. Of er in Europa op heden geen
| |
| |
mensch van verinnigder mystische beschouwing ware te vinden geweest - laat ons dat nu niet en hier niet overwegen, maar erkentelijk zijn voor de toch alleszins kostbare aanwijzing van dezen dichter. Zij stelt ons in staat, kennis te maken met een, die waarlijk mensch is, en over de verhouding van mensch tot God en natuur in vrome murmelvloeiïng mediteert. Aan Fred. van Eeden de eer, den mysticus aangewezen en voor ons land ingeleid te hebben vóor nog de algemeene aandacht op hem viel. Zijn ‘Gitanjali’ of ‘Wij-zangen’ zullen thans wel veel gelezen worden naast zijn andere gedichten, zoomede romans en drama's.
| |
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift.
Maurits Sabbe heeft, ziende de laatste schilderijen van den kunstschilder Alfred Neste, zich gedrongen gevoeld tot het schrijven van een open brief aan zijn vriend, die, evenals hij ‘uitgeweken Bruggeling’, nog zoo geheel blijkt te hangen aan de dierbare moederstad. 't Is wèl een intieme kijk dien Neste op Brugge heeft en waarvan eenige mooie reproducties ons doen meegenieten.
Max Eisler eindigt zijn rondgang met ons langs de collectie Drucker in het Rijks-Museum. J.A. Loeber Jr. causeert over Textiele Kunst in Indië. Voor de beminnaars van het proza van Ary Prins is hier een fragment van een verhaal uit het einde der Kruistochten.
Wally Moes vertelt wel zuiver, en daarom schrijnend, van de misère geleden in een schamel heihutje, van stokrozen en goudsbloemen omringd. Herman Robbers heeft in het opmerkenswaardig feit, dat in de boeken, waarin met vreugde van den grooten vooruitgang over 't tijdvak 1813-1913 werd gewaagd, de letterkunde nagenoeg buiten beschouwing is gelaten, aanleiding gevonden om, aan de hand van G. Kalffs ‘Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde’ en Dr. de Vooys' ‘Historische Schets’ dier letterkunde, eens na te gaan of inderdaad onze literatuur buiten die algemeene evolutie is gebleven. Robbers begint dan met een uitvoerige karakteristiek der beide bovengenoemde uitgaven, en verwijt Kalff, dat in diens VIIe deel:
de vreugde aan plastische levensuitbeelding, het meeleven met uitingen van liefde voor de omringende wereld, bij de behandeling onzer middeleeuwsche, zestiende- en zeventiende-eeuwsche letterkunde zoo duidelijk in dezen schrijver merkbaar, tegen het naderen van het 19e-eeuwsch humoristisch realisme mindert. Een zekere leukheid is voor de warmte van vroeger in de plaats gekomen. Het woord ‘sentimenteel’ ligt in de professorale pen als bestorven. Stellig vijf-en-twintig maal wordt, ter kenschetsing van het werk onzer humoristen: Hildebrand, Jonathan, Klikspaan, Van Koetsveld, en van nog vele andere na hen gekomenen, Potgieters smalende uitdrukking: ‘copiëerlust des dagelijkschen levens’ gebezigd. Ofschoon in korte woorden erkennend, dat het deze z.g. ‘copiëerlust’ geweest is, die in Nederland, vóór Multatuli, het beste proza heeft doen ontstaan, schijnt Kalff aan dat beste proza toch maar gering plezier beleefd te hebben. Zijn karakteristiek voorál van Hildebrand's proza (maar min of meer van álle 19e-eeuwsche prozaschrijvers) is opvallend onvoldoende.
Naar men weet heeft Prof. Kalff vóór de literatuur van '80 halt gemaakt. Te meer jammer oordeelt R. het dat in een werk als ‘'t Herstelde Nederland’ niet een poging gewaagd is om te komen tot een synthetische beschrijving van deze krachtige beweging.
| |
De Witte Mier.
INHOUD. Ex-Libris composés par Armand Rels. - Over boek-formaten, door K. - Gedenkboek der Rotterdamsche Kunstkring, door A.B. - Merkpalen. - Bernhard - ‘Een bonte rij’. - Contra Schwencke. - Uit het dagboek van een letterlievend journalist V Octave Mirbeau I. - Uit buitenlandsche tijdschriften. - Op den uitkijk. - Bibliographie - Bijlage Flinsch.
| |
De Gids.
INHOUD. Julie Simon. De levensroman van R.C. Bakhuizen van den Brink, uit brieven en bescheiden tezamengesteld, door C. en M. Scharten-Antink. - Een reisdagboek uit IJsland, door Prof. R.C. Boer. - Het historisch-materialisme en de litteraire critiek, door M.H. van Campen. - Vijf liederen van Isoude, door Dr. P.C. Boutens. - Gedachten en gestalten, door Dr. Julius de Boer. - Het nuttelooze wonder, door Herman Baccaert. - Armoedig Noorden, door R.P.J. Tutein Nolthenius. - Het bad, door Johan Wesselink. - Verzen, door Johan Toot. - Dramatisch overzicht, door Mr. J.N. van Hall. - Buitenlandsch overzicht. - Bibliographie.
| |
Onze Eeuw.
INHOUD. Nabetrachting, door Prof. Dr. P.J. Blok. - De onzekerheid, door Louis Carbin. - Onderwijs-hervorming, door Mr. F.E. Posthumus Meyjes. - De godsdienstige ontwikkeling van Rome, door Dr. H.M.R. Leopold. - Nogeens: Giuseppe Verdi, door Dr. J. de Jong. - Binnenlandsch Overzicht, door F.J.W. Drion. - Verzen, door Jules Schürmann. - Buitenland. - Leestafel.
| |
De Nieuwe Gids.
INHOUD. Pallieter - Eene Aangename Verrassing, door Felix Timmermans. - Pallieter - Regen, door Felix Timmermans. - Het Roofriddertje en de Witte Rozen, door Frits van Raalte. - San-Marino (De Kleinste Republiek der Wereld), door Johan de Zeeuw. - Dans, Rhythmische Gymnastiek, Tooneel, door T. Landré. - Darwinisme en Scepticisme, door C. Pekelharing. - Grillot de Givry over Lourdes, door F. Erens. - Rabindranath Tagore, door J.R.v. Stuwe Hzn. etc.
| |
De Tijdspiegel.
INHOUD. Dorpslucht, door Stijn Streuvels. - Verzen, door Herman Middendorp. - Ter verjaring van Carmen Sylva, door F. Smit Kleine. - Aphorismen, door J. Petri. - Onze Leestafel. - Tijdschriften. - Ontvangen boeken.
| |
Leestafel van ‘Den Gulden winckel’
(Deze rubriek valt buiten het redactioneele gedeelte).
Bloeitijd, Uit onzen. Schetsen van het leven onzer vaderen in de XVIIe eeuw. Red.: Prof. dr. theol. S.D. van Veen. Baarn, Hollandia-drukkerij.
Per serie (10 nrs.) f 3. -
Afz. nrs. f 0.40 |
|
7. Hoeven, Dr. A. van der: De letterkunde. (54 blz.). |
|
Elsschot, Willem: Villa des roses. (V, 227 blz.). Bussum, C.A.J. van Dishoeck.
f 2.25; geb. f 2.90 |
|
Fremery, H.N. de: Nieuwe handleiding tot de kennis van het spiritisme. Telepathie van levenden, stervenden, en overledenen. (XV, 450 blz.). Bussum, C.A.J. van Dishoeck.
f 2.90; geb. f 3.50 |
|
Omar Khayyam: Rubaiyat. Honderd kwatrijnen. Vertaald door P.C. Boutens. (V, 100 blz.). Bussum, C.A.J. van Dishoeck.
f 1.90; geb. f 2.50
Geb., goudled. f 6. - |
|
Steynen, Job: Sentimenteele geschiedenissen. (V, 198 blz.). Bussum, C.A.J. van Dishoeck.
f 2.25; geb. f 2.90 |
|
Trelker, A: Jong leven. Illustraties van Tjeerd Bottema. (VI, 55, II, 51, 59, 64 blz.). Bussum, C.A.J. van Dishoeck
f 1.50; geb. f 1.90 |
|
Trelker, A.: Sprookje. Geïllustreerd door Tjeerd Bottema. (75 blz., m. 7 pltn.). Bussum, C.A.J. van Dishoeck.
f 0.90; geb. f 1.40 |
|
|