Tooneel
Solidariteit. Treurspel in vier bedrijven van Mr. W. Kalma.
Den 18den Maart l.l speelde het gezelschap van de Tournée Louis Bouwmeester de première van Solidariteit, het eerste werk van een tot nu toe onbekenden vaderlandschen dramaturg, den Amsterdamschen advocaat Willem Kalma.
Eerlijk gezegd, heel belangrijk vind ik het stuk niet: de stof is vrij slecht gerangschikt, de behandeling vrij middelmatig. En toch is er veel sympathieks in dezen eersteling, omdat de fouten misschien wel. geheel en al op rekening kunnen worden gesteld van het gebrek aan ervaring des schrijvers. Het is heel best mogelijk dat in de toekomst de heer Kalma zich nog eens tot een groot tooneelschrijver zal ontpoppen: dit stuk geeft althans niet het recht het tegendeel te vermoeden. En dit is reeds heel veel, ook al vormt het nog geen positieve verdienste. In veel gevallen verschaft het eerste werk reeds een tamelijk bruikbaren waardemeter voor de toekomstige mogelijkheden des schrijvers, en kan men vaak met vrij groote duidelijkheid de grenslijnen van zijn talent erin afgeteekend zien. Zelfs kan het in veel gevallen gebeuren, dat ons elke redelijke hoop op een gunstigen ontwikkelingsgang van 's schrijvers aanleg reeds door een eersteling wordt ontnomen, en blijft ons niets anders over dan ‘to hope against hope’. Maar met Solidariteit is dat niet het geval. Spreekt dit stuk weinig van schitterende toekomstbeloften, kwaad voorspellen doet het zeker niet. Het is van den heer Kalma een verdienste dat hij in het koor van hen die het moderne conflict van kapitaal en arbeid bezingen een nieuw motief heeft ingezet. Den innerlijken strijd van den arbeider, die, door familieomstandigheden gedwongen, weer aan het werk gaat zonder zijn kameraden, en de staking daardoor doet verloopen, had ik nog niet geteekend gezien. Ongelukkig heeft de schrijver van dit tooneelstuk nog niet de soepele virtuositeit verworven die vereischt wordt om een dergelijken strijd naar behooren te schilderen. Daarom is zijn stuk onbelangrijk, al is het motief ook nieuw en zuiver gevoeld; want op het ‘hoe’ komt alles ten slotte toch in de allereerste plaats aan. Mijn twee hoofdgrieven tegen dit stuk zijn beide terug te leiden tot een zelfde oorzaak. Die beide grieven
zijn:
a. De wroeging die Stoffel Hendriks gevoelt over het verraad tegenover zijn stakende kameraden gepleegd, is te groot, als men overweegt dat hij alleen door zuivere overmacht ertoe gebracht werd hen in den steek te laten. Waar het leven van zijn ziek kind door den honger onmiddellijk bedreigd werd, is het een force majeure die hem terugdrijft tot den arbeid.
b. De wanhoopsdaad zelve, het vermoorden van zijn patroon als deze weigert op de eerste sommatie de ontslagen voormannen der stakers terug te nemen, is onevenredig aan de directe provocatie, en tevens als oplossing voor het drama onzuiver.
Mr. W. Kalma
De oorzaak voor die fouten schuilt in de omstandigheid dat men dezen Stoffel Hendriks volgens de vage karakterteekening moet houden voor een man zonder normale wereldwijsheid of normale levensbekendheid. Volgens dit stuk is hij een uitzonderingsmensch, terwijl de schrijver heeft nagelaten hem duidelijk als zoodanig aanneembaar te maken.
Deze Stoffel Hendriks is van een bespottelijke naïeveteit als hij denkt, dat een patroon zoo maar mir nichts dir nichts zich de wet laat voorschrijven op zijn eigen kantoor. Zijn wereldwijsheid is niet alleen onvoldoende om hem te doen inzien dat hij een vergeefsche poging gaat ondernemen als hij den werkgever wil dwingen, maar is zelfs niet groot genoeg om hem ertoe te brengen de vormen in acht te nemen bij het uiten van zijn verzoek, of beter nog, bestand te zijn tegen de onbeleefdheid van het kantoorpersoneel dat hem hondsch te woord staat. Wil een drama als dit ons overtuigen, dan moet de geschilderde strijd gevoerd worden door normale menschen, d.w.z. door menschen waarmede wij ons kunnen vereenzelvigen, wier emotie's en gevoelens de onze zouden