verte rijst een burcht met de tinnen omhoog. Een van Fouqué's vrienden gaf den schrijver de plaat als geschenk, met het verzoek den zin dezer eigenaardige gravure in geschrifte te willen verklaren en uitwerken. De voorstelling sprak tot de verbeelding van den romantisch-voelenden krijgsman: zijn geest was er mee bezig in vredestijd als in krijgsgewoel en in 1814 verscheen het ridderverhaal.
Charlotte M. Yonge
Deze schepping was het, die Miss Yonge tot haar ‘Heir of Redclyffe’ inspireerde, een boek in 1853 voor 't eerst verschenen. Terwijl de schrijfster doorgaans slechts de jongeren en wel bepaaldelijk jonge meisjes tot haar lezerskring had, werd dit geschrift ook daarbuiten met belangstelling gelezen. Een man als b.v. Dr. A. Kuyper was er diep door geïnpressioneerd, ja men verzekert dat dit boek zijn religieuse gevoelens en denkbeelden in niet geringe mate heeft beïnvloed.
De dagen der kindsheid zijn voorbij met veel van wat toen als het hoogste vereerd werd. Een nieuwe lente kwam en een nieuw geluid. De goden uit den jongen tijd zijn gevallen. Dachten wij als Thomas Hood in zijn kinderdagen, dat de toppen der ‘fir trees, dark and high’ den hemel raakten, wij erkennen dit nu als een kinderlijke waan, een ‘childish ignorance’ en wij zien:
‘I'm farther of from heaven Than when I was a boy’.
Wij doorblaren de bestoven boeken uit onzen jongenstijd en de herinnering komt ons aan het stil vertrek, waarin die bladeren met spanning, soms door tranen heen, werden gelezen. Dwaas, sentimenteel, onaannemelijk moet nu veel ervan geoordeeld worden, maar wij komen even in de weldadige sfeer van den rustigen huiselijken haard, waarvan die ouderwetsche verhalen getuigen.
Rust, -
huiselijke haard, - verouderde begrippen naar 't schijnt in onzen tijd. Van iets anders dan de intieme charme van huiselijke rust spreken deze boeken toch ook nog, iets waardevols ook nu: den straffen strijd met zichzelf, strijd soms als tegen een vloek die op ons rust, een druk buiten ons toedoen, ons opgelegd (men herinnere zich de ‘deadly feud’ uit ‘the Heir of Redclyffe’), maar een worsteling niet steeds zonder uitzicht of hoop als ze met vastheid, geduld, tenaciteit wordt aangebonden en altijd weer herhaald. Boven de klacht van Homerus (Il. 9. 505) (door Farrar bij een der hoofdstukken in zijne droeve jongensgeschiedenis als motto geplaatst) over het noodlot dat snood
de menschen belaagt, klinkt dan ook in breed geluid het choor uit Faust (dat de leidende idee is te noemen in Fouqué's verhaal van Sintram):
‘Wer immer strebend sich bemüht, Den können wir erlösen’.
EVERARD GEWIN.