literatuur tot mijn vak zou maken, zoodat er, toen ik op den leeftijd kwam om een beroep te kiezen, besloten werd, dat ik als volontair bij de registratie zou komen.
Ik vond het daar vreeselijk, in één woord ellendig. Dat eentonige kantoorwerk kwam immers in het geheel niet met mijn aard en karakter overeen. Drie lange jaren heb ik daar gewerkt, en eens vond men onder het boek waarin ik cijfertjes moest prutsen l'Assommoir van Zola. Door dit en andere dingen begon ik zoo langzamerhand in te zien, dat déze weg de mijne niet was, en toen er dan ook een betrekking open kwam aan de Zutphensche courant, die voor dien tijd vervuld werd
door iemand die te Leiden ging studeeren, solliciteerde ik en... werd aangenomen. Wel was het geen schitterend baantje, want ik verdiende er tweehonderd gulden, maar 't was toch iets. Ook schreef ik toen artikeltjes in de Kamper Courant, waarvoor ik twee gulden per stuk kreeg.
Al dien tijd, óók toen ik nog aan de registratie was, ging ik iederen dag heen en terug naar Zutfen, want we woonden toen in Voorst. 's Morgens om negen uur ging ik uit huis en kwam er om vijf uur weer in.
O, dat heerlijke, prachtige dorp, wat heb ik daar altijd veel van gehouden. Die kalmeerende, streelende rust van het buiten-zijn... De natuur, de menschen, àlles zoo geheel anders dan in de drukke rumoerige stad.
Dikwijls heb ik er uren rondgezworven. De stilte bracht mij tot nadenken. Hier voelde ik me langzaam schrijver worden. 't Is misschien wat vreemd uitgedrukt, maar u begrijpt wel wat ik bedoel... Tusschen twee haakjes: een gedeelte van Geertje speelt ook in Voorst.
En nù nog zou ik buiten willen wonen; meestal dan ook als ik 's zomers vacantie heb ga ik naar een dorpje op de Veluwe om eens uit te rusten van het zenuwachtige, altijd haast-je-rep-je leven aan een groote courant. Ach, de eenzaamheid of eigenlijk gezegd de afzondering heeft mij altijd aangetrokken. Als klein kind reeds stelde ik mij voor om heel boven op zolder een klein kamertje voor mij in te richten. Later wilde ik in een klooster gaan... Nog steeds heb ik dat verlangen om alleen te zijn, die soort van pijnlijke huiverigheid voor de menschen. Ik geloof trouwens dat dit ook wel een kenmerk van het geheele geslacht der tachtigers is, dat zie je aan Kloos, aan van Deyssel en anderen: steeds keeren zij meer in zich zelve terug. Ze zijn vol heerlijke lichtende ideeën, maar in de maatschappij blijken het op den duur geen van allen bruikbare menschen te zijn.
Uit die menschenschuwheid nu is mijn pessimisme logisch gegroeid. Daarin vindt die donkere kijk op het leven die in bijna al mijne boeken en inzonderheid in “Over het Leed van den Hartstocht” terug te vinden is, zijn gereeden oorsprong. Doch om nu maar eerst met het afteekenen van mijn krantenleven verder te gaan - na twee jaar werd ik benoemd tot redacteur van het Rotterdamsch Nieuwsblad. Ik weet het nog precies. 't Was juist op Pinksteren dat ik naar Rotterdam verhuisde. Alles stond buiten in vollen, kleurigen, bloei, de vogels juichten blijzinnige liederen, de natuur was een heerlijke gamma van stralende tinten... Toen ik aankwam in de modderige grijze stad had ik wel zoo weer rechtsomkeer willen maken, en toen ik 's avonds op mijn ongezellige, oneigene huurkamer zat kreeg ik het gevoel, dat ik het hier nóóit uit zou houden... maar alles went en zoo ook dit. Als journalist ben je nu eenmaal gedoemd om in de stad te wonen. Na eenigen tijd kwam ik toen aan de Amsterdammer, een in Januari 1883 door J. de Koo begonnen dagblad, een radicale concurrent van de N. Rott. Crt. en 't Handelsblad, waar ik 2de verslaggever werd en van der Goes het tooneelverslag had. Deze ontving mij alleraardigst en bracht mij met verschillende letterkundigen, later de Nieuwe Gidsers, als Kloos, van Deyssel en anderen, in kennis. Toen bestond er nog slechts de letterkundige vereeniging Flanor, onder presidium van Van Eeden, die hare bijeenkomsten hield bij Mast en in Suisse.
Toch heb ik me bij hen nooit goed op mijn gemak gevoeld, niettegenstaande ze bijzonder vriendelijk jegens mij waren... ik kàn niet anders zeggen... Ik miste het jonge, vurige enthousiasme waarmede