Oude boeken
‘Gelijk de schippers geruster de wal verlaten, en de neus in zee steken, wanneer sy alvorens weten waer dat sy onderwegen een goede ree, en versekering tegen overval van bulderende stormwinden sullen aentreffen, even so brengt de pen met meerder vrypostigheyd yet in de Pers, als sy weet onder wiens vleugelen sy sal bescherming vinden. Dit heeft my ook verstout dit mijn treurspel in 't licht te laten komen, ende UEd. Achtb. op te dragen, vertrouwende, alsoo het soo gedenkwaerdigen saek, in des selfs Stad voor-gevallen, afbeelt, dat het van UEd: Achtb: sal ontfangen werden uyt de handen van
UEd: Achtbaerheden, Ootmoedigen Dienaer
J. van Paffenrode’.
Aldus luidt de opdracht ‘Aen de Ed: Hoog-Achtbare Heeren de Borgemeesteren en Regeerders der Stad Gornichem’ van het treurspel ‘Den ondergang van Ionk-Heer Willem van Arkel’, door genoemden Joan van Paffenrode, vrij-heer van Ghussigny, Commandeur Militair der Stadt Gornichem en 't quartier van dien, Luytenant-Colonel, Capitain, &c.
Dit treurspel verscheen in 1662 en werd later in zijne verzamelde Gedichten, waarvan de 12e druk in 1711 in 't licht kwam, steeds herdrukt. De uitgever was tot dien herdruk overgegaan, ‘op ernstig versoek van verscheydene liefhebbers daartoe aengepranght’, en besluit: ‘leest, lacht en vaertwel’.
Daaruit laat zich vermoeden dat in bedoelden dichtbundel nog wel een andere dan de treurspeltoon zal worden aangeslagen. Men vindt er dan ook nog twee ‘Boertige Comoedien: De bedroge Girigheyd en Oud-mal’, benevens een vertaling van Ovidius Wapentwist tusschen Ajax en Ulysses en verder verzen op allerlei gelegenheden, en puntdichten.
Onze dichter, in 1618 te Gorinchem geboren, was de zoon van Jonkheer Jacob v. Paffenrode, drossaard van Gorinchem, en Jonkvrouw Wilhelmina van Arkel; hij ontving een geletterde opvoeding en koos al vroeg den krijgsmansstand, in welke loopbaan hij als luitenant-kolonel den 24 Juni 1673 sneuvelde bij de verdediging van Maastricht. Zijn bekend werk: ‘Der Grieken en Romeynen Krygs-Handel’, dat hij voltooid achterliet, werd in 1675 door zijn zoon uitgegeven, en beleefde een tweeden druk.
Daarin komt zijn portret voor, vertoonende een krachtig, zwaarlijvig man in krijgsmansgewaad.
Hij behoort tot de vernuften van minderen rang, die niet verdienen verwaarloosd te worden, al komen in zijn werken ook gedeelten voor die voor een hedendaagsch publiek min oorbaar zijn. Maar niet alleen op hem, op alle dichters van zijn tijd kan men Huygens' woorden toepassen:
‘Nooit iemant soo bespraekt, wiens tong niet wel eens lispt,
En niemant ooit soo wijs, die niet mocht zijn berispt’.
Het komt er dus maar op aan ‘de echte steenen