| |
Boekenschouw
Geschiedenis
DE Bataafsche republiek, door Dr. H.T. Colenbrander. Geillustreerd onder toezicht van E.W. Moes, Directeur van 's Rijks Prentenkabinet (Uitgegeven te Amsterdam door Meulenhoff & Co. in het jaar 1908).
Feest van de Alliantie met Frankrijk
Uit: Colenbrander, De Bataafsche Republiek
- Van de ‘Nederlandsche Historische Bibliotheek’ onder leiding van Prof. Dr. H. Brugmans, verscheen als eerste stuk het hier bovengenoemde werk, terwijl als tweede deel zoo juist het licht heeft gezien ‘Prinses Wilhelmina’ door Mej. Joh. W.A. Naber. De uitgevers stellen zich voor door een reeks populaire monografieën de Algemeene Geschiedenis van Nederland meer onder het groote publiek te brengen; dit goede voornemen zal zeer zeker door een heele reeks van belangstellenden worden gewaardeerd, belangstellenden, die het gemis van goede voorlichting maar al te dikwijls gevoelen. Onnoodig te zeggen; dat door een kenner bij uitnemendheid van de geschiedenis der bataafsche omwenteling, der
| |
| |
republiek en van het koninkrijk Holland, als Dr. Colenbrander, in een kloek boekdeel - zeer gelukkig geillustreerd - zeer veel wetenswaardigs wordt gegeven, en zulks in een vorm, die zelfs den studeerende-uit-plicht tot nòg meer weten aanzet. Een enkele vraag daarbij: - zou het geen overweging verdienen omtrent sommige details naar goede bronnen te verwijzen, welke den lezer desgewenscht nog nader op de hoogte kunnen brengen van die bizonderheden? Ik denk bijv. aan het tragische lot der freule van Dorth, waaraan wij hier worden herinnerd door een reproductie der plaat van Vinkeles - het fusilleeren.
Zou hier o.a. eene verwijzing naar het opstel van Jorissen niet gewenscht wezen? Terecht heeft Dr. Colenbrander de aanwijzing van de bronnen achterwege gelaten, tot bronnenstudie toch zal de leek zich niet licht zetten - de vakman weet waar hij heeft te zoeken - maar wel wenscht hij nog een en ander meer te weten van deze of gene gebeurtenis. Hem daarbij op weg te helpen is dikwerf bijzonder loonend.
F.A.B.
| |
Theologie, wijsbegeerte
DE Nieuwe Theologie, door Rev. R.J. Campbell. Uit het Engelsch vertaald door M.J. v.d. W. (Uitgave van de Theosophische Uitgeversmaatschappij, Amsterdam 1909).
Rev. R.J. Campbell
- ‘De beweging, aan hen die met belangstelling de ontplooiïng van het Christendom volgen bekend als “De Nieuwe Theologie Beweging”, heeft zich in de laatste twee jaren in alle richtingen reusachtig uitgebreid en telt hare zeer talrijke volgelingen niet alleen meer in Engeland en Amerika, maar reeds in vele andere landen.
Ook hier te lande begint de aandacht van het ontwikkeld publiek zich meer en meer op deze geloofsuiting te vestigen.
Terecht schreef en sprak Rev. R.J. Campbell: De Nieuwe Theologie is niet een vondst van mijzelven, zij is eene uiting van de meening die vele ontwikkelde Christenen zich reeds - in mindere of meerdere mate - duidelijk voor zichzelf hadden gevormd.
Hetgeen ik dus uitspreek en neerschrijf is slechts te beschouwen als het onder woorden brengen van de denkbeelden van vele duizenden en duizenden Christenen.
De Uitgevers van de Nederlandsche vertaling van Rev. Campbell's “The New Theology” meenen met deze uitgave het Nederlandsch publiek een geestelijken dienst te bewijzen, daar dit boek de eerste en eenige gezaghebbende uiteenzetting bevat van de nieuwe godsdienstige leerstellingen die vooral over de geheele Engelsch sprekende wereld, doch ook daarbuiten, onder levendige belangstelling van pers en publiek, door theologen en leeken worden besproken.
Door deze uitgave kan dus de boodschap van
| |
| |
dezen hedendaagschen Luther ook hier te lande in ruimer kring doordringen en overdacht worden, en zal zij ongetwijfeld veel bijdragen tot de verwezenlijking van het ideaal van alle ware Christenen: dat eenmaal het Christendom in de plaats zal treden van het kerkendom. Het is voor de uitgevers onnoodig dit hoogst belangrijke boek verder aan te bevelen. De titel, doch vooral de naam van den schrijver, zijn voldoende om deze uitgave bij het publiek in te leiden. De stoffelijke vorm van het boek is bezorgd zooals hij dat behoort te zijn, eenvoudig en in stijl met den inhoud. De prijs is lager dan die van de Engelsche uitgave en niet hoog’.
Waarlijk een boek dat wij elk onbevooroordeeld denkend mensch, vooral hem die meent met het Christendom ‘endgültig’ te hebben afgedaan, met warmte aanbevelen.
G.v.E.
| |
Romans en novellen
Een Huis vol Menschen. Verhaal uit het Parijsche leven, door C. en M. Scharten-Antink. (Maatsch. voor Goede en Goedkoope Lectuur, Amsterdam).
Heel veel behoeven wij van dit boek zeker niet meer te zeggen. Bijna ieder zal het nu wel gelezen hebben, hetzij in ‘De Gids’, hetzij in boekformaat, als eerste deel der serie ‘Nieuwe Romans’ van de M.v.G. en G.L. Lochemsche dames en Heldersche heeren zijn er al over ‘gevallen’, hebben van uit hun eenzijdig-ethisch-humanistische
C. Scharten
levenssfeer dit waarlijk hoogst sobere werk met het merk van ‘vuile lectuur’ bestempeld, waartegenover schrijver dezes gelukkig het verkwikkelijker getuigenis te plaatsen vermag van een ‘rechtzinnig’ predikant, die - sprekend over de episode van de dronken mannen op allerzielen sjouwend met hun krans door Parijs - de hartgrondige ontboezeming te slaken kwam:
‘'t Is ondeugend, maar.... maar.... 't is mooi... 't is mooi!’
Zie, dat is de geheimzinnige macht van het talent, dat het bewondering afdwingt tegen alle vooropgestelde theorieën in.
M. Scharten-Antink
En nu is er tegen dit boek wel het een en ander aan te voeren: dat het geen ‘roman’, zelfs geen ‘verhaal’ is; dat het wat riekt hier en daar naar een terecht in discrediet geraakte romantiek; dat het te weinig specifiek-Hollandsch, ‘te Fransch’ is - zeker, allemaal heel waar - alleen... critiseeren wij tegenwoordig niet wel eens wat al te veel? Denken wij er wel genoeg aan, dat een, werk, 't welk in 't algemeen zich als een werk van kunst aan ons opdringt, aanvaard en dankbaar genoten wil worden zooals het daar ligt? Zeker, de critiek is, in tegenstelling van de zoo moeilijke kunst, niet ‘gemakkelijk’, zooals de spreuk zegt - maar wel is gemakkelijk die ‘critiek’, welke altijd met een grooten mond ‘klaar staat’, als een burgerjuffrouw in een schilderijen-museum.
G.v.E.
| |
Conrector hauch. Naar de vierde Noorsche Uitgave van Bernt Lie, door Th. Heuf. (Utrecht. H. Honig).
- Bernt Lie behoort tot de Skandinavische auteurs, die er van houden om in hun boeken een zekere, sobere, geheimzinnigheid te leggen, en die voor den lezer een eigenaardige, literaire melodie neerschrijven, dikwijls vol zachte innigheid, maar somtijds plotseling onderbroken door een dissonant, - en meestal zich oplossend in een vraag, waarop geen antwoord volgt.
Er is ook in het bovengenoemde boek iets, dat aan muziek doet denken, - aan bescheiden, en toch roerende klanken van licht bewogen snaren, aan droevige, half ten einde gezongen liederen, waarvan enkele woorden op den wind verstuiven, zoodat men somtijds gissen moet, wat de beteekenis kan zijn.
| |
| |
Want Bernt Lie werkt niet tot in de kleinste détails, en 't is merkbaar, dat hij dit met opzet doet, wetend dat in den eenvoud zijn kracht ligt, en dat hij de ziel van den lezer kan bereiken zonder ragfijn uit te spinnen wat hij wil doen gevoelen. Hij verstaat de kunst om te zwijgen, om te suggereeren, wanneer veel woorden de stemming zouden breken, en al moge zijn werk hierdoor soms wat schetsmatig lijken, wat onvoorbereid in de overgangen, hij handelt nooit willekeurig, en hoe verborgen of kronkelend dikwijls ook, er is voor elk der personen een belangrijke levenslijn, waarvan de schrijver niet afwijkt.
De inhoud van een boek als Conrector Hauch laat zich moeilijk in enkele regels meedeelen, omdat juist de fijne nuances zijn waarde bepalen, en de karakterteekening zoo treffend is; maar ik geloof, juist in deze redenen ligt de verdienste van het werk.
De vertaling, over 't geheel vloeiend, heeft hier en daar vlekjes, als: ‘een goudener zonneschijn’, - ‘zij schreed naar hem toe over den vloer’.
I.H.
| |
De Verovering van Jeruzalem. Roman door Myriam Harry. Vertaling van K.B. (Zalt-Bommel, H.J. van de Garde & Co).
- Wij vermoeden, dat Myriam Harry, de auteur van ‘La Conquête de Jérusalem en van l'Ile de Volupté een Fransche schrijfster is. De onbekende K.B., die het eerstgenoemde werk in 't Hollandsch overzette, heeft het niet noodig geacht, den lezer mede te deelen in welke taal het boek oorspronkelijk is geschreven; en wanneer wij in het bekende Engelsche weekblad ‘The Sketch’ portretten zien van Myriam Harry als gesluierde harem-schoone, en in het costuum der voorname vrouwen van Annam, zonder eenige nadere toelichting dan dat zij beide genoemde boeken heeft geschreven onder Franschen titel, komt er over deze literaire persoonlijkheid een romantisch waas, dat wel eenigszins in overeenstemming is met den inhoud van ‘De Verovering van Jeruzalem’.
Wie meent, dat dit werk op godsdienstig-historischen grondslag berust, vergist zich, en ik vrees, dat de vrome dochters van preutsch (?) Albion, die - afgaande op den titel - in dit boek een gepaste lectuur voor stille Zondagen denken te vinden, bedrogen zullen uitkomen.
De Verovering van Jeruzalem is de geschiedenis van een jongen, katholieken Franschman Eli Jamain, die voor archeologische studies naar Palestina komt. Hij heeft het verleden lief - ook het heidensche verleden - in dit land vol herinneringen, maar hij staat als een vreemde te midden van het volk, dat oud is gebleven, ondanks het voortstuwen van den tijd; en telkens, wanneer hij hoopt en denkt, dat men hem steunt en vertrouwt, voelt hij zich gedwarsboomd en bedrogen. Ook zijn huwelijk met het puriteinsche, Duitsche diaconesje is een mislukking; onbevrediging, langzame verwoesting van illusies is de grijze hoofdtoon van dit boek, dat stellig boeit door de afwisseling der gebeurtenissen en de schildering van het Oostersche landschap vol kleurenrijkdom, dat aan bijbelsche tafereelen herinnert; door humoristische trekjes, en vooral door het meestentijds karakteristieke of exotische der persoonlijkheden.
Het is zeer jammer, dat aan de vertaling zoo weinig zorg is besteed. Als enkele voorbeelden van verknoeid Hollandsch noem ik slechts: ‘inwoneressen’, - ‘hij had haar omgepakt’, - en wie lacht niet bij 't lezen van den volgenden zin: ‘gezeten op een ezel liepen de mama's door de donkere straten!’
I.H.
| |
Ontwaking, door Marten Kleijn. (Uitgaaf D.A. Daamen, Den Haag).
- Wanneer ik dit boek rustigjes doorlees, en me rekenschap geef van des heeren Kleijns bedoelen, dan geloof ik toch niet, dat hij traktaatjes heeft willen schrijven in boekformaat. Op 't oog heeft 't daar veel van, en hier en daar komt de schrijver om een hoekje bepaald zedemeesteren, maar neen, zijn pogen, zijn willen was: kunst geven. En kunstgeven beteekent: grijpen in de volte van 't leven, dat om je heen zwatelt of luidloos verloopt. In dit debuut toont Marten Kleijn zijn hand begeerig te hebben uitgestoken, maar hij hield niet vast, zijn aanpak was niet zèker en gedurfd. Maar als uit kinder-gekraai een later spreken mag worden geconcludeerd, dan zal de stem van dezen beginnenden auteur later zeker een goed geluid geven, waarnaar te luisteren aangenaam zal zijn.
Natuurlijk waren de verbeelde psychologische processen te zwaar. Jonge paardjes zijn vurig en loopen hard van stal. In ‘Ontwaking’ de strijd over 't al of niet geoorloofde van schouwburgbezoek, de dood van een vriend, gevolg: inzien van verkeerd handelen. In ‘Draagt elkander in de liefde’ de strijd tusschen liefde voor de verdrukte arbeidende klasse en de ouderliefde, en 't breken der stugheid van een gezag-lievenden vader. In ‘Zeventig maal zevenmaal’ de worsteling, om tot vergevingsgezindheid te komen. De middelste schets is de beste, de beide andere zijn een traktaatje waard. Maar alle drie vertoonen in woordkeus een eigenheid, die in de windselen zit en er wel uit zal komen.
Ik wensch van harte, dat Marten Kleijn dit boek spoedig mag verloochenen en toonen zal, dat mijn voorzegging juist is: dat hij het beter kan.
D.v.d.Z.
|
|