Vlinders
Rudolf Zabel. Meine Hochzeitsreise durch Korea während des Russisch-Japanischen Krieges. Altenburg, Stephan Geibel Verlag. 1906.
Ellen Key. De ethiek van Liefde en Huwelijk. Geautoriseerde uitgave. 2e druk. Amsterdam, Em. Quérido. 1906.
Liefde en Ethiek. Nadere verklaring op bovenstaand boek. Dezelfde uitgever.
RUDOLF ZABEL is een hartstochtelijk reiziger en een talentvol reisbeschrijver. Met deze aanduidingen is echter geen onderscheiding uitgereikt aan een globetrotter die er in verschillende opzichten één verdient. Rudolf Zabel heeft drie dingen bestaan, door een ander zijner collega's moeilijk na te volgen: hij is getrouwd en niet thuis gebleven; hij is voortgegaan met reizen (en nu het wonderlijkste van alles) en heeft zijn vrouw meêgenomen op reis, (Wie haar liefheeft enz.) en nu het allerwonderlijkst: hij heeft zijn huwlijksreis door Korea gedaan tijdens den Russisch-Japanschen krijg. Ziedaar werkelijk redenen om hem een onderscheiding uit te reiken; niet vele Germaansche en Nederlandsche reizigers zullen hem dat kunnen nazeggen. Zelfs onze Dr. Hendrik P.N. Muller - Afrika-reiziger bij uitnemendheid - is veelbereisd, van groot schrijftalent en de derde term ontbreekt, daar hij niet getrouwd is en het nog zeer te bezien zou staan of, indien hij trouwde, hij zijn huwlijksreis naar het Oosten in oorlogstijd zou maken - zelfs hij dus is in vele opzichten ongelijk aan Rudolf Zabel. Van goed humeur moet een reiziger altijd zijn; anders doet hij beter thuis te blijven, en Rudolf Zabel munt ook daarin uit. Tenbewijze deze letterlijk vertaalde woorden:
‘We zijn op dit oogenblik 4 dagen getrouwd. De slechte smaak direct na het huwlijksmaal een huwlijksreis te beginnen, hebben wij anderen gegund. Als de Russisch-Japansche krijg niet uitgebroken was, zouden we bovendien nu nog niet eens zijn getrouwd, veeleer in Mei, ‘als alle knoppen bloeien’. Wij hebben ons huwlijks-besluit om zoo te zeggen in een vloek en een zucht genomen.... Vroeger toen men nog niet wist dat de aarde rond is, werd in dergelijke gevallen wel gehoord: ‘Lieve engel, ik volg je tot aan het einde der wereld’. Dewijl echter, nu de aarde als rond wordt erkend, het einde der wereld moeilijk kan worden gevonden, kan men thans alleen zeggen: ‘Lieve engel ik ga met je de aarde rond’.
En hoe hij over zijn vrouwtje spreekt, vinde hier nog een plaats: ‘De onmogelijkste Nurks moet wel toegeven dat het voor een 20-jarige vrouw, die heel andere mannen had kunnen krijgen, minstens een waagstuk is, een man te trouwen, die tot beroep heeft gekozen het opzoeken met wetenschappelijk en sportlievend doel van de onbekendste oorden der wereld en die daarbij Ruth's beginsel huldigt: ‘Waarheen gij gaat, wil ook ik gaan’.
Wij hadden heelemaal geen lust een huwlijksleven te leiden, waarbij de man jaar en dag buiten 's lands toeft, terwijl de vrouw, thuisgebleven, haar oogen om hém rood weent. Dus hebben we dat van den beginne af met elkander uitgemaakt, dat wij beiden elkanders lief en leed zouden deelen. Als een van ons beiden er anders over gedacht had, dan waren wij wis en zeker niet met elkander in 't huwlijk getreden. Nu echter is alles hals over kop gegaan. Men heeft mij opgedragen aan Japansche zijde als oorlogscorrespondent in den Russisch-Japanschen krijg deel te nemen....’
Ziezoo nu weten we meteen genoeg van deze twee veêrkrachtige jonge menschen om ze van harte en uit volle oprechtheid Gute Reise und glückliche Fahrt toe te wenschen en elk die interessante, frissche en amusante lectuur uit bijna onbekende streken begeert - een spannende cursus van Koreaansche en Japansche land- en volkenkunde - dit met vignetten bezaaide prachtboek warm aan te bevelen.
* * *
Naar luid der talrijke gunstige pers-meeningen was Ellen Key's ethiek een geschrift dat zijne verklaring in zichzelf vond. Naar de opvatting van Ellen Key zelve behoefde het nadere verklaring. ‘Het boek is vol wijsheid en bijna elke bladzijde geeft iets om er over na te denken’ schreef een der lofwaardige recensenten van dit loffelijk werk, dat thans een tweeden druk beleeft. Is het reeds bijzonder verdienstelijk ‘een boek vol wijsheid’ te schrijven, haast even verdienstelijk is het zoodanig boek te lezen, ofschoon ‘De Lof der Zotheid’ ook in aanmerking mag komen.
Wie zich daartoe in ontspanningsdagen zetten, zullen ook niet onbevredigd dit ‘hooggestemde’ boek uit de hand leggen, veeleer zullen zij de waarheid ervaren van hetgeen Ellen Key in hare nadere verklaring zoo schoon en zoo duidelijk doet hooren:
‘Als alle maatschappelijke vragen, zeden, gewoonten, genietingen naar hun uitwerking op het menschdom afgemeten worden, dan zal men