| |
| |
| |
Vijfde Jaargang No. 10
| |
Mr. Willem Bilderdijk.
HET boek dat den bovenstaanden titel voert, die in kortheid en duidelijkheid niets te wenschen laat, op machtiging van de Bilderdijk-commissie uitgegeven door de N.V. Boekhandel voorheen Höveker en Wormser behoort in meer dan één opzicht tot de belangrijkste uitgaven, die gedurende een reeks van jaren bij onze Nederlandsche uitgevers het licht zagen. Bilderdijk is een man, die gehaat en bemind als weinigen, voor de meesten een onbekende nog steeds is gebleven, maar voor velen een raadsel, dat ze o zoo gaarne zagen opgelost. Bilderdijk heeft immer allen die meêleven op kunstgebied, op letterkundig terrein, belangstelling ingeboezemd. Hij is verguisd als weinigen, maar hij is ook vereerd als niet velen. En nu, honderd vijftig jaren na zijn geboorte, heeft een groot deel onzes volks zich eindelijk opgemaakt te trachten hem beter te leeren kennen, en uit die meerdere kennis betreffende zijn persoon en arbeid, is al reeds voortgesproten meerdere waardeering voor zijn genie.
Onder de middelen die de Bilderdijkcommissie heeft weten aan te wenden om die meerdere waardeering voor een van Neerlands grootste zonen te verkrijgen, behoort tot de meest blijvende, tot de belangrijkste, de uitgave van dit prachtwerk. Twee en twintig mannen die van Bilderdijk hun studie maakten, hebben hem elk van hun eigen standpunt beschouwd in zijn groote veelzijdigheid, en, het zal ons blijken, aan hun gemeenschappelijken arbeid is het gelukt een licht te doen vallen op de mysterieuse figuur van den dichter-wijsgeer, waardoor deze te voorschijn treedt uit het duister dat die tot nu omhulde, trots alle pogingen om haar uit dien schemer, die haar immer nog bleef omgeven, te doen opdoemen. En hun onpartijdige werkzaamheid heeft - en dit is een der groote verdiensten van dit boek - Bilderdijk gesteld in het licht der waarheid. Hier is niet de onbedachte navolging, de onvoorwaardelijke vereering, die het kunstlicht door bedachtzaam aangebrachte lens doet vallen op de deugden, en de gebreken weg doet doezelen. Maar hier is evenmin de bevooroordeelde afkeuring, die door de gebreken in het volle licht te doen treden, de goede zijde in dikke duisternis zet.
Bilderdijks voor- en tegenstanders zijn hier aan het woord. Op godsdienstig, op staatkundig, op wijsgeerig gebied zijn geestverwanten en geestverscheidenen.
Natuurlijk, hoe kon het anders, treft in dit boek ook verschil van meening, looft de een wat de ander laakt. Juist echter uit die verscheidenheid in opvatting, uit dat onbewimpeld doen blijken van eigen overtuiging, moet de waarheid geboren worden. De waarheid waarom het den uitgevers allereerst was te doen. Zij zeggen het zelf. En dat een enkele maal door twee medewerkers op dezelfde feiten werd gewezen, wie zal het laken? Immers het onvermijdelijke, schoon min gewenscht, gaat vrij uit.
De indeeling van het boek, de plaats aan de bijdragen der medewerkers aangewezen, lijkt gelukkig.
| |
| |
Op de eerste bladzijde wijdt een gedicht van Seerp Anema het werk in. De versiering om den bladspiegel, teekening van den sierkunstenaar Jac. Ph. Wormser, op wiens arbeid wij straks nader terug komen, vormt een overgang van de fijn versierde band, in gouddruk op crême linnen, tot de niet minder goed geteekende hoofden der artikelen. Het vers van Anema geeft in enkele regels een karakterbeschrijving van Bilderdijk, die den geheelen inhoud van 't boek als 't ware inleidt. In 't ‘non semper idem’ spreken de groote tegenstrijdigheden van den dichter, maar spreekt ook niet minder zijn enorme veelzijdigheid.
Mr. M.W.L.S. Bilderdijk, de zoon van kapitein Lodewijk, de eenige zoon des dichters die diens dood kon betreuren, schreef over Bilderdijks familie. Deze bijdrage ontleent niet in de laatste plaats haar belangrijkheid aan de vele tot nu onbekende brieven zoo van Bilderdijk en Catharina Schweickhardt, als van Louise, Julius, Lodewijk. Uit deze onuitgegeven brieven doet Mr. Bilderdijk ons zijn familie kennen.
Hij doet ons daaruit zien Louise's liefde tot den grijzen dichter, en haar niet gelukkig huwelijk met Dr. Burckhardt. Hij wijst ons op de innige verhouding heerschende tusschen den kleinen Julius en zijn ouders. Hij spreekt ons van de teedere zorgen zijner grootouders voor zijn vader, te teederder nu Mr. Willem Bilderdijk zoo tal van kinderen ten grave droeg. En ten slotte gewaagt hij ons van de liefde, de godsvrucht van Bilderdijk's begaafde tweede echtgenoote.
De oud-archivaris M.G. Wildeman behandelde Bilderdijk en de genealogie. Hij splitste zijn verhandeling in tweeën, eerst sprekende over hetgeen Bilderdijk voor de genealogische wetenschap gedaan heeft, en voorts een fragment genealogie Bilderdijk gevende van af het jaar 1635 tot op heden. De heer Wildeman verklaart de z.i. niet groote beteekenis van Bilderdijk als genealoog uit zijn dichterlijk talent, maar dankt zijn meesterwerken als de Elius en andere tevens aan de zucht van Bilderdijk, de afstamming van zijn geslacht te vinden in de oude graven van Teisterband, waarvan de schrijver de geschiedkundige waarheid ontkent. Niet minder belangrijk, en aan hen die ook iets meer willen weten van het geslacht Bilderdijk ongetwijfeld zeer welkom is het tweede gedeelte van het artikel van den heer Wildeman. Dr. H.C. Muller, Bilderdijkkenner bij uitnemendheid, betoogt in zijn artikel Bilderdijk als dichter, dat Bilderdijk een der grootste, zoo niet de grootste Nederlandsche lierdichter en heldendichter is geweest, en dat hij dus heeft uitgemunt in twee van de drie hoofdsoorten, welke bewering de schrijver en dichter door bewijzen staaft, weshalve hij Bilderdijk ziet ‘op den top van den Nederlandschen zangberg naast zijn evenknie Vondel’. De redacteur van ‘De Standaard’, de heer J. Postmus, door zijn Calvinistische Vertoogen reeds bekend, was zeker de aangewezen man om te schrijven over Bilderdijk als Calvinistisch Nederlander. Hij doet dit op levendige, onderhoudende wijze in den hem zoo eigenaardig kenmerkenden stijl. Een stijl, waarin hij het karakter weet te leggen van den tijd dien hij beschrijft. De heer Postmus, die Bilderdijk kent met een kennis die liefde en waardeering en geestverwantschap slechts schenken kunnen, ziet in Bilderdijk den vader van de anti-revolutionnaire partij niet alleen, maar van de kerkelijke richting tevens, welker aanhangers de anti-revolutionnaire partij schier allen onder hare leden telt.
‘Erkentenis en vurige dankbaarheid noeme Bilderdijk vrij een calvinistisch nederlander, Bilderdijk zelf op de knieën neergezonken voor zijn God en zijn Heer, een nederlandsch calvinist, heeft, als hij naar Boven roepen dorst en kon, zich zelven toch nooit anders geheeten dan een ‘onnutte dienstknecht’. Deze slotzin geeft het karakter aan van het gansche artikel. Even mooi van taal als schoon en bondig van inhoud, is de bijdrage waarin Pater Nieuwbarn, hoogleeraar aan het college te Nijmegen het filosofisch element in de werken van Bilderdijk bezag. Bilderdijk ‘was geen wijsgeer van professie. Daar werd geen afgerond systeem door den dichter zelven voorgesteld; het mag zijn, dat hij dit zelfs niet volledig had ingedacht, althans niet in onderdeelen en laatste gevolgen, maar toch, het leefde, in zijn zeldzaam logisch intellekt, het vormde den groeizamen bodem, waar zijn edelste gedachten ontkiemden, knopten, ontloken en bloeiden in volle pracht’. En daarom, maar daarom niet alleen betreurt Pater Nieuwbarn dat ‘een ernstige studie van Bilderdijk voor velen niet stond op den rooster van hunnen literairen arbeid’. Immers ‘voor menigeen zouden die poëtisch-filosofische begrippen en gevoelens de heerlijkste openbaring zijn van een onbekend fijnzinnig en intellektueel genieten’.
De Amsterdamsche hoogleeraar, Prof. Dr. J. te Winkel schetst ons Bilderdijk als taalgeleerde. ‘De kunst heerscht, de wetenschap dient’. ‘De kunst omvat heden, verleden en toekomst. De wetenschap beschikt slechts over het verleden en de toekomst bereidt zij slechts voor’. Bilderdijk was een groot kunstenaar, maar te veel dichter om man van wetenschap te kunnen zijn. Bilderdijk was de groote taalgeleerde van zijn tijd, maar 't is alleszins begrijpelijk, en wij moeten er dankbaar voor zijn, dat zijn taalgeleerdheid nu verouderd is. Prof. te Winkel eindigt zijn hoogst belangrijk artikel met het woord van Grimm: ‘Ich lerne wenn ich ihn lese, wenn schon nicht dasz, was er lehrt’.
| |
| |
| |
| |
In eigenaardige tegenstelling tot deze bijdrage staat het artikel van Dr. Joh. C. Breen, adjunct-archivaris van Amsterdam, over Bilderdijk als geschiedkundige.
Betoogde Prof. te Winkel dat Bilderdijk ‘geen schreeuwend onrecht’ werd aangedaan toen hem de hoogleeraarszetel werd ontzegd, Dr. Breen ziet in de niet-benoeming slechts partijschap en haat. Bilderdijk is de man geweest die Wagenaar den onverdienden lof ontrukte. ‘Bilderdijk heeft een einde gemaakt aan de tot in zijn tijd algemeen geldende geschiedbeschouwing. Hij is geweest een wegbereider ook op het gebied der historie’. De studie van Dr. Breen, zelf historicus van naam, is rijk gedocumenteerd. Bovenal spreekt ook weder in Dr. Breen een begrijpen en waardeeren en deelen van Bilderdijks standpunt.
Mr. M.P.Th. à Th. van der Hoop van Slochteren wijdde zijn studie aan hetgeen Bilderdijk als advocaat heeft tot stand gebracht. Algemeen bekend is zijn proces voor Kaat Mossel gevoerd. Minder bekend zijn de andere processen en de verdere juridische arbeid als de Schets van advocatie waarop de rechtsgeleerde schrijver de aandacht vestigt. Aan de hand van de brieven vooral, maar ook in de andere prozawerken en gedichten van Bilderdijk gaat Mr. van der Hoop diens ganschen rechtsgeleerden loopbaan na, hetgeen hem de gelegenheid schonk veel wat tot nu toe niet in helder licht trad, op den voorgrond te stellen.
Gelijk bekend is behoorde Baron Schimmelpenninck van der Oye van de Poll en Nijenbeek tot de leerlingen van Bilderdijk. A. baron Schimmelpenninck van der Oye, voorzitter van den Hoogen raad van Adel doet in het boek een tweetal brieven afdrukken, van welke de laatste verklaring gevende van het woord Hugenoot van veel belang is. Voorts geeft Baron Schimmelpenninck fragmenten uit de herinneringen zijns vaders die kijkjes geven in Bilderdijks collegezaal.
De heer H.W.E. Moller, uit de Vondel Vereeniging vooral bekend, schreef over Bilderdijks verhouding tot de Roomsch Katholieken. Zijn studie van Bilderdijks brieven en geschriften heeft bij hem den indruk gevestigd dat Bilderdijk het Roomsch Katholicisme niet steeds vijandig tegenover stond, ja wellicht dichter daarbij dan hij zelf waande.
Behalve in een open brief aan Le Sage ten Broek heeft Bilderdijk zich ‘altijd tegenover de Katholieke Kerk en haar geloovigen als een waardig man gedragen’.
‘Bilderdijk was een Christen, die ook door ons Katholieken geëerd moet worden, om zijn rotsvaste gehechtheid aan Christus en het Christendom, al moeten wij krachtens onze overtuiging op zeer vele punten lijnrecht tegenover hem staan, en al betreuren wij dat hij door vooroordeel zelfs onkundig is gebleven in vele gewichtige punten van ons Katholiek geloof’.
Ds. A. Brummelkamp ziet in Bilderdijk den profeet, die als alle profeten, zich ‘het isolement ter wille van zijn hooge roeping heeft moeten getroosten’.
‘Wie in Bilderdijk den boetprofeet niet weet te onderscheiden, zal hem nooit juist leeren beoordeelen’.
Bilderdijk in zijn tijd, doet ons de heer A.W. Weissman, de bekende Amsterdamsche bouwmeester zien, als hij ons schetst de bouwkunst in de achttiende eeuw, als hij ons spreekt van de beeldhouwkunst, van de schilderkunst, van de meubelmakerskunst zijner dagen, en ons telkens wijst op de verhouding in welke Bilderdijk tot de beeldende kunsten stond, welke hem een plaats schenkt ‘die hem aanspraak geeft op onze belangstelling’.
Prof. Mr. J.C. Naber heeft, met een beroep op Bilderdijk zelven, zijn artikel in het Latijn geschreven. Bilderdijk iuris romani studiosus is een doorwrochte studie in enkele bladzijden, van hetgeen Bilderdijk voor de Romeinsche Rechtswetenschap is geweest, een studie die voornamelijk voor juristen van het grootste belang is, en door de vele, voor andere vaak onverklaarbare aanhalingen, echter voor juristen voornamelijk goed verstaanbaar. Niet elk niet-rechtsgeleerde begrijpt dat bijv. l. 60 § 7. D. de hered. instit (28. 5) beteekent lex 60 paragraaf 7. Digestorum de heredum institutione Liber 28 Caput. 5; en al weet hij dat, dan is de niet Latijn verstaande lezer nog niet veel wijzer. Prof. Naber heeft zich echter de moeite willen getroosten in het aanhangsel in 't kort de strekking van zijn geleerde bijdrage weêr te geven. Een onderwerp wellicht nooit, zeker nimmer zoo uitvoerig behandeld, roerde Mr. C.W. Wormser aan, toen hij boven zijn bijdrage plaatste ‘Bilderderdijk humorist’.
De meeste beoordeelaars van Bilderdijk hebben geen humor in diens karakter gezien. ‘Als de beoordeelaars van Bilderdijk zijn gebrek aan humor wenschten aan te toonen, of waar zij dien humor nog zagen, dien veroordeelden, namen schier allen de minst gunstige voorbeelden uit B.'s dichtwerken’. Mr. Wormser toont dit aan en wijst op de vele gedichten, de prozawerken, de onuitgegeven brieven, waaruit de humor den lezer tegenschittert. Zeker niet het minst belangrijkste gedeelte van dit artikel zijn wel de onbekende brieven, als ook de gedichten voor Julius Willem, en van die vooral het ‘album voor ‘Hanenpoot’ geteekend en geschreven.
Een in meer dan één opzicht zeer belangrijke studie volgt nu over Bilderdijk en de geneeskunde
| |
| |
van de hand van den bekenden Rotterdamschen medicus Dr. W.B. van Staveren.
Dr. van Staveren ontleedt met bekwame hand alle kwalen en ziekten die Bilderdijk gekweld hebben en brengt die terug tot hun ware karakter en juiste verhouding.
Verder verklaart de schrijver ons het voor niet-vakmannen onverstaanbare in Bilderdijks recepten hem zelf of familieleden voorgeschreven.
Het tweede gedeelte van zijn artikel is gewijd aan de geschriften van Bilderdijk op medisch gebied. Deze studie is verklaard in den tekst met teekeningen, die de typografische verzorger, de heer J.W. Enschedé, voor deze uitzondering toeliet. Wat voor zoovele bijdragen kan gelden, mag ook gezegd van dit artikel, dat nl. nooit op deze zijde van Bilderdijks werkzaamheid zoo helder, zoo doordringend licht is geworpen; en dat de belangrijkheid van het boek verhoogt door dat waar is wat de uitgevers zeggen, dat ‘het boek een diepen blik doet werpen op Bilderdijks omgeving en zijn tijd’ en, zouden wij er aan kunnen toevoegen, ook een kijk geeft op menigen tak van wetenschap.
Facsimile uit: ‘Mr. Willem Bilderdijk’.
De heer J.H. Rössing, de bekende schrijver over tooneeltoestanden, geeft een keurig overzicht over het tooneel in den tijd van Bilderdijks vader. Hij doet ons zien in welke atmosfeer van deftigheid en stijfheid Willem Bilderdijk groot werd, hij verhaalt ons van de tooneelstukjes uit Bilderdijks jongensjaren en eindigt met een zeer waardeerend oordeel te geven over Bilderdijks verdienste op tooneelgebied. ‘Bilderdijks werken en geschriften zijn een belangrijke factor in de beweging van het tooneel’.
Over Bilderdijk en zijn kunstuitingen schreef de heer R.W.P. de Vries Jr., aantoonende in welke opzichten Bilderdijk zich voornamelijk ook voor de prentkunst, voor de etskunst, voor de schilderkunst verdienstelijk heeft gemaakt. De heer de Vries bespreekt Bilderdijks oordeel over zijn portretten en aan de hand daarvan zijn kunstuitingen, zijn verhouding tot de kunstenaarsfamilie Schweickhardt, om te eindigen met het woord van Immerzeel: ‘Deze naam behoort voor te komen in alle woordenboeken van kunsten en wetenschappen, want in hem vereenigden zich zoo vele gaven en kundigheden, dat hij zelf een soort van encyclopedie was’.
| |
| |
Dr. A.S. Kok heeft Bilderdijks brieven behandeld. Iemand die zelf zegt geen proza te kunnen schrijven, maar wien gedichten als van zelf uit de pen vloeiden, boeit alreeds terstond als wij zijn prozawerk beschouwen. ‘Een ongemeene geest die zoo iets schrijft, moet proza geleverd hebben, dat aandacht en belangstelling verdient; proza dat afsteekt bij alle andere proza uit dien tijd. Dr. Kok behandelt de drie groote verzamelingen van brieven van Bilderdijk; 1e. de collectie Messchert, 2e. die van Van Druten en Bleeker, 3e. de verzameling ter Brummeler Andriesse.
Dr. K.H.E. de Jong geeft een kort en duidelijk overzicht van de vertalingen van Bilderdijks werken verschenen. Het is een eenvoudige opsomming met hier en daar een korte opmerking. Het belangrijkste gedeelte van deze bijdrage zijn de vertalingen van de Napoleon, van een fragment uit De ondergang der eerste wereld, en van Uitvaart, die de schrijver in zijn moedertaal, het Duitsch, in dichtmaat overzette.
De vraag: Hoe was Bilderdijk? beantwoordt de heer J.F.M. Sterck. ‘Bij Bilderdijk karakteriseeren zijne portretten, mèt zijn handschriften en de voortbrengselen van zijn etsnaald of teekenpen, zijn geheel bijzondere persoonlijkheid’ zegt de heer Sterck. De schrijver, die een der grootste verzamelingen Bilderdijkiana heeft, behandelt dan al de van Bilderdijk bekende portretten om daaruit tot de beschrijving van diens uiterlijk en innerlijk te geraken. Ter karakteriseering uit het handschrift bezigt de heer Sterck een hoogst belangrijken, tot nu onbekenden brief van Bilderdijk aan zijn schoonzuster vrouwe Elter van Woesthoven. Het laatste artikel schreef onder den schuilnaam Gustaaf van Elring, de heer A.T.A. Heyting over ‘De Vertaler’. De heer Heyting geeft enkele vergelijkingen tusschen vertalingen van Bilderdijk en Pope, Bilderdijk en Edward Koster, waarbij Bilderdijk gewoonlijk de eerepalm wegdraagt.
Illustratie uit: ‘Mr. Willem Bilderdijk’.
En nu ik den letterkundigen inhoud in het kort heb weergegeven, wil ik u een en ander zeggen over den vorm, waarin die artikelen ons ter lezing worden gegeven.
Aan den heer J.W. Enschedé, die reeds zoo meermalen de blijken gaf op typografisch gebied een der meest bevoegde beoordeelaars te zijn, danken wij de eenheid in druk en typografische uitvoering van dit werk. 't Was den heer Enschedé, blijkens zijn nabericht, echter niet doenlijk geweest zijn systeem zoo door te voeren, ware hem niet geschonken geworden, allereerst de medewerking der verschillende schrijvers, die met zijne verbeteringen in de copy zoowel als in de drukproeven genoegen namen, als ook niet minder van de drukkers, de firma Ipenbuur & Van Seldam, welker eenige firmant, de heer Modderman, des heeren Enschedé's streven begrijpt en waardeert. Aan die samenwerking danken wij de eenheid in dit verzamelwerk. De eenheid in het doorvoeren van het gebruik van hoofdletters, in den vorm van den bladspiegel, zoowel als de keus van stof en formaat van het papier, de letter vooral, de nieuwe Cheltenham, met de uitgave van dit boek voor het eerst in Nederland gebruikt. De heer Enschedé
| |
| |
verdedigt in zijn van studie getuigend ‘bericht aan den lezer’, het stelsel dat hij volgde. Een stelsel, dat nieuwe banen opent in de typografie en dus ook in dit opzicht het boek belangrijk maakt. Het begin van elk artikel draagt in keurige, alom goedgeslaagde versiering van den heer Jac. Ph. Wormser, het opschrift. De heer Jac. Ph. Wormser slaagde er in de versiering in den geest te brengen van den druk. Zijn motieven ontleende hij alle aan het plantenrijk. Elke opschrift-versiering is een samenstel van gestyleerde bloemen. De versiering van hoofd en sluitstuk draagt steeds het karakter van het boek en kenmerkt zich immer door fijnen smaak, en draagt er niet weinig toe bij dit standaardwerk een kunstwerk tevens te doen zijn. Het laatste niet het minste; de heer J.F.M. Sterck heeft eer van zijn werk beleefd. De heer Sterck had op zich genomen te zorgen voor de platen in het boek. De vervulling van die taak viel hem blijkbaar niet moeilijk, of liever, bleek hem geenszins te zwaar.
Uit zijn eigen rijke Bilderdijk-verzameling, uit de verzameling van de afstammelingen uit Willem Bilderdijks eerste huwelijk, uit de verzameling van Mr. M.W.L.S. Bilderdijk, uit den zeer rijken overvloed van Bilderdijkiana, toebehoorende aan den heer F. Leeflang, uit het Rijks-Prentenkabinet enzoovoorts, putte hij de gegevens die hem in staat stelden nieuwe platen te geven. De twee lichtdrukken, bij de firma L. van Leer & Co. te Amsterdam vervaardigd, waarvan de eene voorstelt Bilderdijk, naar het schilderij van van Cuylenburch, in eigendom van den heer Sterck, het andere Catharina van Woesthoven zijn bijzonder mooi. De zestien verzamelplaten (op enkele komen acht of tien portretten voor) geven een uitnemenden indruk van Bilderdijks tijd, van zijn persoon, van zijn arbeid. Portretten van tijdgenooten, van Bilderdijk zelven, van zijn familieleden, wisselen af met teekeningen en handschriften van Bilderdijk, met spotprenten op den Oranjeman, met brieven van Vrouwe Bilderdijk of Prins Willem V. Het grootste gedeelte der illustraties wordt door de uitgave van dit boek eerst bekend. De heer Sterck wilde iets nieuws geven en hij deed dit.
Als ik nu nog gezegd heb dat het boek ruim 450 bladzijden dik is, gedrukt op zwaar papier, in groot formaat (18 × 24 c.M.), zal zeker ieder den uitgevers moeten toegeven, wat ze in hun prospectus zeiden, dat de prijs f 3.90 voor het ingenaaide, f 4.50 voor het gebonden exemplaar, gegeven inhoud en uitvoering zeer laag gesteld is. En dat deze prijs niemand behoeft af te schrikken om zich aan te schaffen een blijvend werk van groote taal- en kunstwaarde.
|
|