| |
Keur
Meesterwerken van Rembrandt Harmensz. Van Rijn. Leesboek voor het Lager en Voortgezet Onderwijs door G. Kielder, Hoofd eener School te 's Gravenhage. - Amsterdam - 1906 - W. Versluijs.
Na het verschijnen in de laatste jaren der nieuwste vorschingen van eenige mannen van autoriteit op 't gebied der Oud-Nederlandsche Kunst, is het niet heel moeilijk een werkje over onzen grooten schilder saam te vatten. Om echter heel populair een inzicht in menige creatie en een overzicht over Rembrandt te geven, dat aan een ieder verstaanbaar, bevattelijk en aantrekkelijk is, zijn bizondere gaven van hoofd en hart noodig. Over deze beschikt de auteur in hooge mate; menig leerling zal later dit werkje opnemen en genieten van de frischheid, degelijkheid en ongekunstelde opvatting, die het bezielen. De Heer G. Kielder heeft op 't gebied van het Zichtbaar-schoone innerlijk veel doorwerkt en doordacht; daarbij is hij een waren vriend van het hollandsche landschap, en met recht trekt het den auteur aan, dat Rembrandt Holland zoo zeer mooi vond, en bij hem nimmer de behoefte ontstond, om zich buitenslands te gaan verfrisschen. Zoude 1906, het jaar, waarin den geboortedag van den grootsten schilder wordt herdacht, paal en perk helpen
| |
| |
stellen om in de opvoeding der jeugd meer waarde te leeren hechten aan de schoonheid van de vaderlandsche scenerie en den jongeren de eerste indrukken van natuurschoon niet in 't buitenland te geven? Voorwaar, dit zoude steunen eene krachtigere ontplooiing van ons nationaal type; - Rembrandt gaf hierin het goede voorbeeld.
saskia van ulenborgh
Het boekske wordt door een-en-twintig illustraties opgeluisterd, waarvan die, de schoone Saskia voorstellend, hier wordt gereproduceerd. De dochter van den gewezen burgemeester van Leeuwarden was, toen Rembrandt dit beeld van haar creëerde, 21 jaar oud, het ontstond - zooals het onderschrift aangeeft - den derden dag na het voltrekken van het huwelijk. Zeer aantrekkelijk wordt dit door den schrijver toegelicht; hij weet het kleed, waarin zijne opmerkingen over Saskia van Ulenborgh uit Franeker zijn gehuld, zoo doorzichtig ons voor oogen te houden, dat de lezer geheel ingewijd wordt in de persoon van Rembrandt's jonge vrouw en van het ontstaan van het kunstwerk. Ook eenige historische gegevens worden aangestipt; o.a. wordt verteld, dat eerst in het midden der 19de eeuw werd vastgesteld, dat de echtgenoote van den schilder niet een boerinnetje uit Raasdorp was, maar de welgestelde burgemeesters-dochter uit Friesland. Het leerrijke boekske verdient in elk opzicht warme aanbeveling. Den uitgever onzen dank voor het ontstaan.
I.H.S.
| |
Rembrandt, door F. Smidt-Degener. Eene beschrijving van zijn leven en zijn werk, met 32 afbeeldingen. - Uitgegeven voor de Mij. voor goede en goedkoope Lectuur, door G. Schreuders te Amsterdam.
De sieraad van dit boekje zijn de twee-en-dertig autotypieën, welke allen van allereerste kwaliteit zijn en gedrukt op zwaar papier, dat aan alle vereischten van mooi werk geheel voldoet. Men heeft aan de bron, namelijk bij firma's Hanfstaengel & Broekman te München, geput, en aldaar oorspronkelijke clichés gekocht, en zich niet met afgesletene - welke slechts eene minderwaardige reproductie geven - vergenoegd. Voorwaar eene niet genoeg te prijzen daad.
Een ieder herinnert zich gewis nog Rembrandt's zelfportret, dat in de groote zaal der tentoonstelling voor eenige jaren te Amsterdam prijkte. Lord Iveagh is ervan de gelukkige bezitter. Wij zien Rembrandt afgebeeld, het hoofd bedekt door eene eenvoudige muts; paneel en schilderpenseelen in de linkerhand. Zoo staat hij daar voor ons, ongeveer zeven-en-vijftig jaren oud, peinzend, de wereld en de menschen overziende. Vele van zijne eigene creaties gaan hem op 't oogenblik door 't hoofd; de artiest voelt geen berouw over zijn maaksel, in tegendeel, met zegevierenden blik ziet hij zelfbewust uit het doek. Als 't ware een god gelijk, wordt het hem op dit oogenblik dubbel, dubbel duidelijk, dat de schepper steeds staat boven zijne werken. Dit portret was een der waardevolste schilderijen der rijke Amsterdamsche ten- | |
| |
toonstelling, eene rijpe vrucht van zeldzaam kunnen. Moge de reproductie van dit schoone werk aanlokken tot het koopen van dit mooie Rembrandt-werkje.
I.H.S.
Zelfportret van Rembrandt
(Afgestaan door de ‘Wereldbibliotheek’)
| |
Der Vulkan. Die Natur und das Wesen der Feuerberge, van Dr. Hippolyt Haas. - Berlin, Alfred Schall.
In 1883 is bij de uitbarsting van Krakatau een massa van 18 kubiek kilometer uitgeworpen, voor een deel tot een hoogte van 30 duizend Meter! Bij de uitbarsting op de Kleine Antillen in 1902 bereikte de modderstroom uit den Mont Pelée een dikte van 100 tot 150 voet; door de Soufrière op St. Vincent is een zoo enorme massa in den dampkring geslingerd, dat daarvan op 8 Mei 2 millioen tonnen asch en steenen vielen op het 250 kilometer oostelijk gelegen Barbados! Verleden jaar is in ons land een boek verschenen, waarover ik in een vorigen jaargang van dit Tijdschrift iets heb medegedeeld, en dat getiteld is. ‘De stuiptrekkingen van den wereldreus.’ Wanneer men tracht zich van bovenstaande cijfers eenigszins een voorstelling te maken, dan zal men moeten toestemmen dat het stuiptrekkingen zijn die dan toch nog getuigen van een zeer krachtig leven, dat alles op grootsche schaal doet. Waar dan van een natuurkracht sprake is zóó geweldig in haar uitwerking, spreekt het van zelf dat zij aller aandacht tot zich trekt, en is het ook verklaarbaar dat een boek, waarin de geschiedenis van het vulkanisme wordt behandeld op duidelijke wijze en met kennis van zaken, velen welkom is. Dat geldt van het werk, welks titel ik boven deze regelen neerschreef; blijkbaar door een bevoegde hand geschreven, geeft het ons een overzicht van de belangrijke vulkanische verschijnselen uit vroegeren en lateren tijd en van de pogingen uit den ouden tijd en van heden om die geheime krachten te begrijpen en te verklaren. De tekst is geïllustreerd met 32 fraaie afbeeldingen, naar fotografieën.
Allereerst een bespreking van den aggregatie-toestand van het inwendige der aarde, eindigende met de stoute hypothese van den ook in ons land welbekenden Stokholmer geleerde Arrhenius. Lord Kelvin, Hopkins, Reyer nemen een vaste aardkern aan, Arrhenius beneden 40 kilometer een gloeiend-vloeibare massa, beneden 300 kilometer een gasvormige massa, verhit tot boven de kritische temperatuur van elke bekende stof en grootendeels uit ijzer bestaande, dat de helft der aardmassa vormt. 80% van den straal der aarde is gasvormig ijzer, 15% gasvormig en 4% vloeibaar gesteente en nog niet 1% vaste korst is daaromheen.
Van alle tot heden gevormde theorieën omtrent den bouw onzer aarde, is deze de machtigste, het trotsch product van een grooten geest. - Zijn de vulkanische gebergten uit het water afgezet, of ontstaan door opheffing ten gevolge van inwendigen druk of door naar boven opgeworpen massa's? Voor elke opvatting zijn verdedigers geweest en aan het water werd een groote rol toegekend. In de 18de eeuw drong de gedachte zich op den voorgrond, dat eerst een opening moest ontstaan in de aardkorst, waarin water binnendrong, dat in stoom overgaat. Later liet men deze door velen als een dogma beschouwde op- | |
| |
vatting weer varen; toen leerde het onderzoek dat scheuren in de aardkorst bij een uitbarsting ontstaan, en wel in de dalen maar niet in de gebergten waar de korst dikker is, wat ook pleit vóór de meening dat de inwendige kracht zeer wel in staat is zelf een weg zich te banen. Maar alles is hier nog veronderstelling, geen zekerheid; de zandkorrels, die den heuvel moeten vormen van objectieve waarheid, liggen voor het grootste deel nog op den bodem der zee, nog onbewogen door de golven van de oppervlakte, veel minder nog door deze reeds aan land gespoeld. - Welke kracht is het nu die de aarde doet beven en schudden, vuur en vlammen, rook en asch uitbraakt en bergen vormt in enkele dagen? Thales van Milete zeide reeds: ‘het begin van alle dingen is water, uit water is alles en tot water keert alles weer’. Ongetwijfeld geldt dit ook voor de vulkanische werkingen, al zal Thales hieraan vermoedelijk niet gedacht hebben. Vermoedelijk niet, want volgens Goethe is elke wijze gedachte vroeger ook al eens in een menschenbrein opgekomen, en hebben wij slechts te beproeven nogmaals zoo verstandig te denken. En Thales van Milete was een der zeven Wijzen! Behalve door water ontstaat het mechanisme van den vulkaan, de drijvende en stuwende kracht in het inwendige van de gloeiend-vloeibare massa van zelf als gevolg van het
kleiner worden in volumen bij vastwording der omgevende massa. Anderen geven een volumenvermindering bij verandering van aggregatietoestand toe, maar wijzen er dan tevens op dat, als de gloeiend-vloeibare massa kouder wordt, ook een phase van moleculaire volumenvergrooting intreedt, gepaard gaande met een uiting van geweldige kracht. Vast geworden lava drijft op de nog vloeibare, als ijs op water. - Het uitwendig deel der machine, de berg-zelf, wordt daarna besproken, de onderzeesche uitbarstingen worden behandeld en de nog werkzame en uitgedoofde vulkanen, en ten slotte de vreeselijke gebeurtenissen op de Kleine Antillen in 1902. De schrijver heeft een uitgebreide studie gemaakt van de litteratuur, die over zijn onderwerp in de laatste jaren is verschenen; in een lange lijst van boekwerken en geschriften, door hem geraadpleegd, vind ik ook vermeld de verhandelingen van de Holl. Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem, wat zeker wijst op volledigheid van onderzoek. Die ruime opvatting van zijne taak heeft niet weinig bijgedragen om het boek tot een degelijk werk te maken, waarin wij alles vinden kunnen wat in den tegenwoordigen tijd van vulkanisme bekend is. Maar dat alles - ook de schrijver erkent het - is nog niet veel; ook hier geldt, wat vóór bijna 20 eeuwen de man van Tarsus aan de Corinthiers schreef: ‘wij weten ten deele’.
Dr. CALKOEN.
| |
Het Liefde-leven van Leo Trelong, door L. de Rooy van Heerlen. - Valkhoff en Co., Amersfoort.
Dit boek lijkt me heel wat beter dan het vorige. Deze roman van v. Rooy v. Heerlen is klaarblijkelijk geheel een normale consequentie op de tachtiger-beweging. En wanneer men nu nog een nadere specificeering wil hebben, dan zou ik zeggen dat ‘Het Liefdeleven van Leo Trelong’ behoort tot dezelfde rubriek als Robber's ‘Roman van Bernard Bandt’. ‘Liefde-leven’ en ‘Roman’, dat zijn wel zoowat synoniemen in dit geval. Deze boeken ademen ongeveer eenzelfde geest, al is de éene dan wat grover, klein-steedscher, minder pénétrant dan de ander. Ze lijken, om zoo te zeggen, naar eenzelfde patroon geknipt; en ik houd 't er vast voor dat v. Rooy v. Heerlen door Robbers' werk is geïnspireerd. 't Heeft me dan ook ten zeerste verwonderd, dat onder de vele moderne boeken, die de hoofdpersoon in zijn verhaal blijk geeft gelezen te hebben, juist Robbers' zoo algemeen bekende roman niet voorkomt. Is deze omstandigheid, of juister: deze afwezigheid (dit gebrek in Leo Trelong's opvoeding, mag ik wel zeggen als oprecht vereerder van het goède in onze moderne literatuur) misschien niet geheel toevallig, en... naar waarheid? Of is dit van mijn kant een laaghartige en zeer vèr gezochte insinuatie? 't Kan zijn; maar dan moet ik toch zeggen, dat de treffende gelijkenis tusschen deze twee wild-vreemden-in-den-geest me al zeer wonderlijk zou voorkomen.
Immers, ook hier is de hoofdpersoon een boven-het-middelmatige-fijn-voelende jonge man, in wat-men-noemt ‘goeden doen’, die, eveneens wees, vrijwel geheel op zichzelf leeft, doch die daarbij niettemin veel ergernissen ondervindt en deze voortdurend in zichzelf uitklaagt. Verder komt ook Leo Trelong met minder-fijn-voelende vrienden in Amsterdamsche nacht-kroegen, en in de Nes, waar hij natuurlijk veel ziele-pijnen ondergaat.
Vervolgens schrijft Leo almede zijn ontboezemenden brief aan een oud-vriend, en vindt men in hem dezelfde breed-uitgesponnen minachting voor het lager-burgerlijke terug, denzelfden afschuw voor de plattere daadwerkelijke zinnelijkheid, en denzelfden strijd tegen die zinnelijkheid, die in hem zelven woelt. En ten slotte (treffende gelijkenis!) heeft ook deze jonge man, evenals z'n geestelijke dubbelganger Bernard, telkens last van heete nevels in z'n bol.
Nu is er echter bij alle overeenkomst wel degelijk ook verschil. Trouwens het geheele boek van v. Rooy van Heerlen is minder schrijnend, is over het algemeen mìnder, zoowel van taal als van psychologische analyse, die nergens zoo fijn is en
| |
| |
zoo diep gaat als bij Robbers. 't Is alles losser, luchtiger, jongensachtiger, zooals ook de hoofdfiguur jongensachtiger, en minder verfijnd en gereserveerd is. Het éen is de roman van een vrijwel-geblazeerde groote-stadser, terwijl het ander die is van een bovensten-besten braven jongeling, die echter bij alle ontwikkeling toch nog provinciaal in z'n hart gebleven is.
De stof is in dit werk goed verdeeld, nergens kan er sprake zijn van aandikken, en nergens ook ‘sleept’ het verhaal, de handeling verloopt geregeld en vlot. Er is in vele gedeelten van deze roman iets frisch, opgeruimds, zonnigs, zooals we het leven vroeger wel zagen op een eersten, mooi-zomerschen vacantie-ochtend. Met gezond, innig welbehagen verkneutert de schrijver zich in allerlei kleine sentimentjes en alledaagsche indrukjes, die hij lustig en frisch, zonder ooit vervelend te worden, weet neer te schrijven, en dit moet hem ongetwijfeld als een verdienste aangerekend worden. 't Komt mij trouwens voor, dat deze auteur zeer gemakkelijk schrijft - ook z'n dialogen, die overigens niet altijd even interessant en typeerend zijn - doch daardoor ontbeert z'n stijl over het algemeen wel warmte, diepte en gedegenheid.
Niettemin is 't een goed boek, dat door z'n deugdelijke middelmatigheid mee zal helpen de theoriën van ‘tachtig’, als 't ware verdund en in een aangenaam-proevend mixture toegediend, bij de goê gemeente ingang te doen vinden... als dit nog noodig is.
Ten slotte voel ik mij verplicht nog even nadrukkelijk te verklaren, dat 't verre van mij is, deze roman voor een imitatie van Robbers' ‘Bernard Bandt’ uit te maken. Leo Trelong's Liefde-leven heeft waarlijk nog genoeg eigens en goeds, om er te mogen wezen en om 't ter lezing aan te bevelen.
|
|