Den Gulden Winckel. Jaargang 5
(1906)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdRussische letteren.‘HOE heb ik naar het oogenblik verlangd dat mijn voet den bodem zou drukken van het vrije Amerika’, riep Gorki uit, toen hij te New-York aan wal stapte. Helaas, welke sombere ervaringen zou Maxim de Bittere opdoen in dat ‘vrije Amerika!’ De gelegenheid werd hem zelfs ontnomen om het doel te bereiken waarvoor hij den oceaan was overgestoken, n.l. geld in te zamelen voor zijn arme, verdrukte landgenooten. In vurige, gloedvolle taal zal hij zijn verontwaardiging uiten over de behandeling hem aangedaan en evenals in ‘den Mensch’Ga naar voetnoot*) uitroepen: ‘Gevloekt alle laster, vooroordeelen en gewoonten, die het leven en den geest van den mensch verstrikken als een kleverig spinneweb!’ Nog bekleedt Gorki de eereplaats in de Russische Letterkunde. Zal hij die behouden? Met Nachtasyl scheen hij een nieuw tijdperk te zijn ingetreden; het was of hij op al zijn vroegere figuren nog helderder licht deed stralen, of hij ze nog plastischer, nog volkomener weergaf. Handeling en compositie deden vermoeden dat Gorki, het natuur-genie, met ernst en ijver streefde naar de volmaking der dramatische vormen. In Nachtasyl zagen we de jammerlijkste ellende waartoe de mensch kan vervallen, doch Gorki schiep de nieuwe gedaante van Loeka, den grooten Trooster. Deze oude vagebond gelooft vast en heilig dat in elke mensche-ziel goede, edele kiemen zijn verborgen. Loeka gevoelt medelijden met elken rampzalige; voor ieder vindt hij een troostend woord, allen spiegelt hij een schoone toekomst voor oogen. De persoon van Loeka was een verrassing voor ieder. Er werd zelfs gesproken van Gorki's ‘bekeering’. De Russische priester Petrof schreef: ‘de algemeene dorst naar warmte en licht te midden van den duisteren, kouden nacht die den levensweg omhult, het woord dat als een bliksemstraal zal verlichten - dit alles heeft Gorki eindelijk begrepen’. En toch - de troost die Loeka brengt is op leugens gebaseerd. Als de catastrophe nadert en de beide vrouwen die op Vasjka zijn verliefd elkaar aanvliegen, dan is Loeka verdwenen. Aan het slot is alleen de leerlooier gelukkig: ‘nietsjevò ne zjelajoe, nietsjevò negatsjoe’. | |
[pagina 98]
| |
(Ik wensch niets, - ik wil niets). Gorki bezit groote kracht, doch een kracht die omver werpt en niet kan opbouwen. Hij is geen denker die vragen weet op te lossen. Zijn kunst is een mengeling van romantiek en naturalisme. Het sterkst is hij in zijn novellen; in romans wordt hij langdradig; zijn comedies staan het laagst, Nachtasyl uitgezonderd, waarin hij al zijn kunnen samenvatte en een meesterwerk schiep. Wat hierna het licht zag, heeft zijn roem eerder doen tanen dan verbreid. In zijn drama Buiten op het Land toont hij zijn haat tegen de gegoede burgerij. Woest en hartstochtelijk is zijn aanklacht tegen de ‘kleine, nietige menschjes die als vleugel-lamme insecten rondkruipen op Russischen bodem’, en cynisch klinkt de bekentenis van Stzusslof: ‘We hebben genoeg gestreden en gehongerd in onze jeugd: wie durft ons dan verwijten dat we ons nu zat willen eten en behoorlijk willen slapen?’ In den vierden, vijfden en zesden band van de Sborniek (Bloemlezing) der Spanie-uitgave, verschenen Gorki's laatste novellen: De geschiedenis van Filip Vassieljevietsj; het naar licht en beschaving smachtend proletariaat is in den knecht verpersoonlijkt, die op de dochter des huizes verlieft. Het bekoorlijke wezentje lacht en spot met de liefde van haar dienaar, die ten slotte in wanhoop een eind aan zijn leven maakt. - Beter is In de Gevangenis; een student wordt bij een straatrumoer gearresteerd. In de gevangenis komt de onervaren knaap tot nadenken. De naturalistische schildering van het leven in de cel is goed gelukt. Als Miesja den kerker zal verlaten, is de sociaal-democratische partij met een strijder vermeerderd. - Een juweeltje is: Eene... die niet meer is, de korte schets van het ‘fijne popje’, het ‘kleine kindje’, dat naar het barre Siberië wordt verbannen. Bij oude, vriendelijke menschen neemt ze haar intrek, waar ze licht en vreugde brengt in de sombere, schamele woning. Ze leert de mannen en vrouwen van het dorp lezen en schrijven; ze verpleegt de zieken; dan - breekt haar kracht; het heimwee uit zich in een tranenvloed, gevolgd door zenuwkoortsen die haar dooden. De Kinderen der Zon, Gorki's voorlaatste werk, zien we thans in de Duitsche overzetting bij alle boekhandelaren uitgestald.Ga naar voetnoot(*) De Zonnekinderen zijn de dragers van het ‘hoogere intellect’, van geest en verstand; het zijn de denkers en dichters die droomen van een heerlijke toekomst voor de menschheid, en zij arbeiden voor die toekomst. Intusschen zwoegt en ploetert de domme massa voort, niet begrijpend het werk van de groote geesten. De kloof tusschen de hoogste en laagste klassen der maatschappij wordt al wijder, - de haat van het gepeupel steeds grooter. Wie kan de zonnekinderen beschermen tegen de woede der verblinde massa; wie vermag een brug te slaan om beiden tot elkaar te brengen? Wel droomen de zonnekinderen van den tijd dat zij licht zullen doen schijnen in de sombere duisternis, doch thans dooft de stormnacht het schijnsel van elke flikkerende vlam. Dit is de tragische grond-gedachte van Gorki's werk, weergegeven in de persoon van de jonge Lize Protassova, die ten slotte krankzinnig wordt. Zij alleen ziet en begrijpt, terwijl haar broeder, de chemicus, en diens vriend, de kunstenaar, onafgebroken voortwerken om hun idealen te verwezenlijken. ‘Jullie zijt blind’, roept ze den zonnezonen toe. ‘Al je gedachten en gevoelens zijn niet meer dan bloemen in een somber, ijzingwekkend bosch. Jullie verdwijnt in de groote massa. Op aarde tellen geen honderden maar millioenen. En deze millioenen gloeien van felle haat. Jullie mooie woorden en gedachten beletten je om die haat te zien; jullie weet niet met welk een wellust woedende menschen elkaar vertrapten.... Hun woede zal zich eenmaal op jullie richten’. En zelf dragen ze de schuld van die haat, omdat ze zich zoo boven het volk verheven gevoelen, omdat ze goed gekleed gaan en niet weten wat honger is... ‘Haat is blind, doch de haat zal jullie vinden, omdat jullie hel wordt bestraald’. Een tragisch verwijt, waarop een drama had kunnen gebouwd, waarnaar we sidderend en huiverend zouden luisteren: menschelijke nietigheid tegenover het wreede, onafwendbare noodlot. Maar Gorki staat aan de zijde van het gepeupel; we voelen dat zijn medelijden voor de Zonnekinderen geveinsd is en dat de gehate intellectueelen volgens hem hun verdiende loon krijgen. Hoe teekent hij b.v. den Zonnezoon Protassof: ‘Alles leeft, overal is leven!’ roept de chemicus in geestvervoering uit; ‘er zal een tijd komen dat alle menschen tot één levend, harmonisch organisme samensmelten - de menschheid -, en dat zal ons werk zijn. Wij zijn de kinderen van de zon, van de bron van leven en licht, we zullen de vrees voor den dood verwinnen. De zon doet ons bloed gloeien, ze verdrijft den nacht van onzen twijfel, ze is een oceaan van schoonheid, kracht en blijdschap!’ Jammer dat Protassof's daden in strijd zijn met zijn mooie woorden. O.a. verwijt hij zijn vrouw dat deze een buurvrouw te hulp snelt, die door cholera is aangetast. Dan wordt de ‘goede’, ‘edele’ chemicus zelfs ruw en grof! - De derde acte van het stuk velde het vonnis in Petersburg. | |
[pagina 99]
| |
Als de verliefde koopmansweduwe den geleerde te voet valt, staat Protassof er links en onbeholpen bij; eerst nu beseft hij dat de liefde van de weduwe niet de wetenschap gold maar zijn eigen persoon! In Moskou werd dit tooneel gered door het superieure spel van Katsjalof, die het ridicule wist te vermijden. In de teekening van den tweeden Zonnezoon is Gorki gelukkiger. Treffend is het antwoord van Magien die den dvorniek (portier) zit uit te teekenen, terwijl het heele huis in rep en roer is omdat Lize krankzinnig is geworden. ‘Hoe kunt u nu teekenen?’ roept een dame ontsteld uit. ‘Hoe kunt u nu ademen?’ klinkt de wedervraag.
maxim gorki
Hiermede bewijst Gorki dat de haat hem nog niet geheel en al heeft verblind, dat hij nog begrip heeft van het gemoedsleven eener kunstenaarsziel. De slot-acte riep een waar theater-schandaal in het leven bij de eerste opvoering. Het publiek dat machteloos had moeten toekijken naar de gruweldaden der zwarte benden, wilde niet op het tooneel zien, wat het in het werkelijke leven nimmer meer hoopte te aanschouwen. ‘De dichter Gorki is nog niet dood, doch hij ligt op sterven’, schrijft de bekende Duitsche criticus, Arthur Luther. Daarentegen ontwikkelt het talent van Leonied Andrejef zich hoe langer hoe meer. Luther drukt dit kernachtig uit waar hij zegt: Die Entwicklung des ‘zweitgröszten’ (vielleicht bald schon des gröszten) Spanie Dichters, bewegt sich immer noch in aufsteigender Linie. Andrejef geniet in Rusland een reusachtige populariteit; zijn werken worden thans terstond in het Duitsch en Fransch vertaald; enkele novellen, schetsen en studies werden ook in het Hollandsch overgezet. O.a. De Roode Lach, dat een grauw, huiveringwekkend beeld geeft van den afgrijslijken, modernen oorlog. De afschuwelijke slachtingen in Mandsjoerije worden hier in al haar monsterachtige bijzonderheden beschreven. Bij het lezen van die sombere bladzijden grijpt een oneindig medelijden ons aan met den armen moezjik, die aan huis en haard werd ontrukt om in het verre Oosten als kanonne-vleesch te dienen; hij weet niet waarheen hij wordt gevoerd, hij begrijpt niet waarom hij moet dooden; hij kan zelfs geen blijken geven van persoonlijken moed, daar de kogels van een onzichtbaren vijand hem treffen, of nog erger - de kogels van zijn eigen wapenbroeders... Een psychologisch meesterstukje is de Dief. Fedor Joerassof heeft zijn medereiziger een som geld gerold. De diefstal wordt ontdekt nadat de bestolene uit den trein is gestapt; terstond wordt naar alle stations getelegrafeerd. Joerassof hoort zeggen dat hij er in moet zitten en vragen of hij dan gezien is. De beambten zoeken de wagens door; ten slotte is die kwellende onzekerheid hem te machtig en Joerassof springt uit den trein. Het Leven van Vassilius FievejskjoeGa naar voetnoot*) is eveneens een psychologische studie. Andrejef beschrijft uitvoerig de wreede beproevingen, die een pope worden opgelegd. De auteur is doorgedrongen tot de geheimenissen der menschelijke ziel en heeft de beweegredenen ontsluierd die een machtig, kinderlijk geloof kunnen vervormen tot onverschilligheid, om dan tot dweperij te geraken en ten slotte tot verlicht geloof. Over het Leven van Vassilius Fievejskjoe is fel en hevig gestreden; door enkelen werd deze ziel-studie hemelhoog verheven; door anderen werd ze afgemaakt, terwijl de middenpartij genoot van eenige heerlijk mooie bladzijden, al liet het werk als geheel haar koud. In ‘De Terugkeer’ beschrijft Andrejef de onverwachte verschijning van den verdwenen zoon, die zeven jaar lang heeft rondgezworven. Eenige weken toeft hij in het ouderlijk huis: vreemd, zonderling en zwijgend. Alleen de oude, tachtigjarige grootmoeder kan een traan in de starende oogen doen opwellen. Op Kerstavond wordt het hem te machtig; stil verlaat hij het huis, alleen opgemerkt en achtervolgd door den knecht Ivanietsj, die als jongen met hem heeft gespeeld. | |
[pagina 100]
| |
De man klemt zich aan den barien vast, doch in diens blik ligt zoo'n wondervreemde uitdrukking, dat hij verschrikt achteruit deinst... De slanke gedaante verdwijnt voor altijd in de sombere, huiveringwekkende duisternis, - en de knecht blijft roerloos staan in den kouden winternacht, terwijl de sneeuwvlokken zich langzaam stapelen op zijn kale hoofd, afdruipend langs het gelaat, waar ze zich mengen met zijn tranen...
andrejef
Even treffend van eenvoud is de novelle: ‘Dit was...’ In een hospitaal te Moskou ligt de koopman Kosjevirof in de kliniek der universiteit. Zijn toestand is hopeloos. Naast hem ligt een kleine pope uit het gouvernement Tambof; een zacht, vriendelijk man, die door de kleinste kleinigheid in verrukking wordt gebracht. Geen sekonde vermoedt hij dat zijn dagen geteld zijn. Met kinderlijke blijdschap vertelt hij van den appelboom in zijn tuin, die het volgend jaar prachtig vruchten zal dragen. Van tijd tot tijd werpt de koopman een minachtenden blik op den kleinen pope met het zachte, bleeke gelaat en mompelt hij: ‘onnoozele hals’. Op zekeren dag wordt de pope gebracht in de zaal waar de publieke lessen worden gegeven. Badend in tranen komt hij terug. Verwonderd vraagt de koopman naar de reden van zijn verdriet. ‘Och vadertje’, stamelt de pope, ‘als u den dokter had gehoord’. ‘“Kijk, hier ziet ge een man die een pope was”’, zei hij, ‘en toen heeft ie alles verteld van mijn leven en hoe ik honger heb geleden. O, ik had een gevoel dat ik al dood was en dat hij over mijn lijk sprak!’ Enkele dagen later wordt de koopman naar de zaal der publieke lessen gebracht. Na afloop van het college komt hij terug met somber gelaat en saamgeperste lippen. De pope fluistert hem meewarig toe: ‘Vreeselijk, hè vadertje? Van jou hebben ze zeker gezegd: ‘dit was een koopman?’ - Andrejef's laatste werk is getiteld de Gouverneur, een fijn meesterstukje, geschreven in dat nerveuse tempo, dat zijn beste studies kenmerkt. De Gouverneur heeft op demonstreerende arbeiders laten schieten: de aanblik van die verminkte lijken blijft hem overal bij. Zijn daad zal gewroken worden. Stapels anonyme brieven deelen hem mede dat hij ter dood is veroordeeld. De Gouverneur is te trotsch om den angst te toonen die hem bezielt. Hij verschijnt herhaaldelijk in het openbaar, en weldra wordt een aanslag op hem gepleegd, waarbij hij het leven verliest. - In deze tijden van droefheid en kommer voor het Heilig Rusland zal bij het lezen van Andrejef's heerlijke taal, menigeen zich de woorden van Toergjienef herinneren: ‘In de dagen dat twijfel en bange gedachten over het lot van mijn vaderland mij terneer drukken, zijt gij alleen mijn steun en stut, o groote, machtige, waarachtige, vrije Russische taal! Als gij er niet waart, zou ik tot wanhoop vervallen, bij het zien van al de dingen die geschieden in mijn land... Maar het is onmogelijk, dat zulk een taal niet geschonken zou zijn aan een waarlijk groot volk!’ ANNIE DE GRAAFF. |
|