Den Gulden Winckel. Jaargang 5
(1906)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKeurHet offerlam door J.B. Schuil. - Harlingen, A. Land Ezn.Het offerlam lijkt mij vrij wat jonger werk van den gelukkigen auteur van het Indisch blijspel: ‘Gedeballoteerd’, dan dit, zoo sympathiek, debuut op de planken. Voor het gegeven maakt, misschien, een Duitsche luitenant, maar geen nuchter Hollander zich warm, althans niet door wat we er in dit klein drama nog over te hooren krijgen. Het lijkt in de verte op Sudermann's ‘Fritzel’ maar is van veel minder gehalte. Rudolf Bressers heeft in Indië met moed en succès gestreden, raakte er gewond en komt naar Holland terug, waar hem, met de militaire eerbewijzen, de Willemsorde wordt uitgereikt.
j.b. schuil
Door een stukje uit het courant-verslag over de aantrekkelijke plechtigheid, dat de vader van den jongen ridder voorleest aan zijn vrouw en de verloofde van zijn zoon, zijn we er ineens in, en voelen mee met die eenvoudige menschen - ook de vader is militair in merg en bloed - deelen in hun trotsche vreugde, hun liefde voor den held, de glorie van hun leven. Dit begin is goed. Maar dan komt met de verschijning van een oom van den jubilaris, den groven burger die 't goedgemeend gezwets over zelfopoffering en vaderlandsliefde in zijn zwager's | |
[pagina 45]
| |
gezin niet zetten kan, het opzettelijke, dat het heele stukje gewild en doorzichtig maakt. Als die oom dan nog (alweer) een krant uit zijn zak haalt met een berichtje over een duel in Duitschland, om de stelling: dat het duel gelijk staat met een moord op te werpen, en deze door kolonel Bressers, die juist toevallig een pleidooi vóór het duel in den vorm van een lezing schrijft, te laten verdedigen, weten we al, dat Rudolf het slachtoffer der militaire eerbegrippen zal moeten worden. Te meer daar wij al hebben vernomen van een opgewonden decoratiefuif den avond te voren. Het bericht van zijn dood in het duel (om een beleediging in dronkenschap), waartoe zijn vader met zijn theorieën hem onbewust heeft gedreven, grijpt ons dan ook niet aan. Er was na zooveel voorbereiding geen dramatisch hoogtepunt meer mogelijk. En de slotzin van Marie, de verloofde, die op dat ongelegen oogenblik juist haar bruidsbloemen krijgt: ‘Bloemen.. o God.. bloemen voor zijn graf!’ stijft ons vermoeden dat dit werkje uit den tijd van ‘Lotos’ stamt. De dialoog met plechtigheden als: ‘Rudolf. Zij, die me tot 'n duel willen verplichten, hebben zelven me zoover gebracht’, bewijst echter wat beters, n.l. dat de heer Schuil van ‘Offerlam’ tot ‘Gedeballoteerd’, in de eerste plaats wat de taal betreft, groote vorderingen heeft gemaakt. Kijk op het tooneel had hij ook reeds terwijl hij het eerste schreef, zoodat het zeker speelbaar is en op de planken wel een oppervlakkig effect zal bereiken. Voor Rederijkers-Kamers een juist-van-pas stukje om op te azen.
T.N. | |
Rembrandt Kalenderboek voor 1906 door Dr. W.R. Valentiner en J.G. Veldheer met inleidend woord van Dr. C. Hofstede de Groot. - Uitgegeven bij Meulenhoff & Co. te Amsterdam in het Rembrandtjaar 1906. Tweede Druk.Een uiterst sympathiek werk, dat met blijdschap wordt begroet door een ieder die gevoel heeft voor degelijkheid van inhoud en artistieken vorm. Met recht noemt de uitgever zijnen kalender, een Kalenderboek, want de uitgaaf (f 1.40, gebonden f 1.95) heeft blijvende waarde, en zal ongetwijfeld in menig huisgezin stemming opwekken tot herdenking van den driehonderd jaren geboortedag van den grooten hollandschen schilder Rembrandt Harmensz. van Rijn. De populair-wetenschappelijke tekst van den Kunstgeleerde Dr. W.R. ValentinerGa naar voetnoot1) wordt opgeluisterd door vier-en-twintig reproducties van creaties uit verschillende tijdperken van den meester; het korte inleidende woord van Dr. C. Hofstede de Groot vermeerdert de waarde van het boek. De Weddesteeg te Leiden met Rembrandts Geboortehuis: A. (Uit het Rembrandt Kalenderboek.)
Zeer aantrekkelijk heeft J.G. Veldheer, de bekende teekenaar van meerdere werken, o.a. van de hollandsche dorpen aan de Zuiderzee, de twaalf eerste bladen ornamentaal versierd en bij elke maand eene teekening gegeven, verschillende gebouwen voorstellend die met het leven van den schilder verband houden. Tusschen de ornamentale omlijsting van elk der twaalf bladzijden en de genoemde teekening is de ruimte met smaak gevuld door ‘Belangrijke Gebeurtenissen uit Rembrandt's leven’. Ter kenschetsing van dezen inhoud, die den tekst van het werk aanvult, zij de maand Juni weergegeven. De teekening stelt voor een draagstuk van de moerbalken in Rembrandt's woonhuis | |
[pagina 46]
| |
in de Jodenbreestraat. De tekst luidt: 6 Junij 1633, Rembrandt verlooft zich met Saskia van Uylenborch; 22 Junij 1634, huwelijk van Rembrandt met Saskia; gedurende den zomer van 1635 gaat Saskia naar Friesland; 14 Junij 1642, dood van Saskia; 29 Junij 1645, Chr. Huijgens schrijft aan
Gezicht op de Academie en de Sint Pieterskerk te Leiden. (Uit het Rembrandt Kalenderboek.)
zijn broeder Lodewijk, dat hij een kop van een grijsaard naar Rembrandt kopieert; 15 Junij 1649, Hendrikje Stoffels wordt voor de eerste maal - in eene notarieele akte - genoemd enz. Eene fransche en duitsche uitgaaf van dit Rembrandt Kalenderboek verschijnen weldra. J.H.S. |
|