door de aanraking mét, doch door de toelating ván het gemeene; het is er eene van den zichzelf opvoedenden mensch, die daardoor het recht verkrijgt het anderen te doen; het is een zielsbeschaving van vromen en vroeden aanleg.
Een maatschapskring, die vorming van geest en hart door overheids-onderwijs beoogt, doch waaruit het louterend en laaiend vuur des geestes niet dan bij enkele gelegenheden mag uitslaan, smeult weg en verdooft. Niet enkel door gevulde hoofden, door gevormde harten bloeit een kweekplaats van het aankomend geslacht. En al is in dergelijke beschouwing de paedagogische theorie grauw als Maartsche wolken, toch staat voor velen een algeheele herziening van het onzijdig overheidsonderwijs - bij de scherpe concurrentie die de sectarische school het thans zal gaan aandoen - op het regeerprogram van den Nederlandschen Staat. Prof. v.d. Wijck's woorden: ‘De onzijdige overheidsschool was mogelijk zoolang de burgers in Nederland veel in hun godsdienst met elkander gemeen hadden; zoolang de verkondiging van gewichtige en aan de meeste Nederlanders hoogst dierbare waarheden was toegelaten’ - worden onwillekeurig uitgebreid door Prof. Knappert als deze zegt: ‘De neutraliteit wordt niet geschonden, maar zóó angstig gehandhaafd, dat wordt verzwegen alles, wat, goed of slecht begrepen, met godsdienst in verband staat’. -
Nu kan het boekje van Johs. Dyserinck, dat hij aan zijn Haarlemschen Rector Dr. S.A. Naber - den fijngevormden, eeuwig-jongen geest - opdroeg, een Christen-humanist leeren kennen, wiens voorbeeld in vele onderwijskringen toetssteen en magneet was, veertig jaren lang.
Beijnen's karakter-eigenschappen zouden in één woord zijn saam te vatten: hij was een practisch aestheticus. Daardoor oefende hij onweerstaanbare schoonheidskracht uit op zijne leerlingen.
Welke hij er had? Dyserinck noemt er velen en onder hen uitmuntende mannen, die met Minister Modderman van hun gewezen Rector zouden getuigen: vasthoudend aan eigen beginselen, eerbiedigde hij die van anderen.
Maar die eerbiedenis kán alleen huizen in aesthetische gemoederen. Waar ruwheid of dorheid post vatten, vieren nurkschheid en grofheid feest, en is de wanbeschaving zonder of met ‘heilige overtuiging’ aan het woord.
* * *
Wanneer het sectarisch onderwijs in Nederland nóg sterker heerschen zal dan thans, en dit den Staat der Nederlanden moet nopen, het ethisch bestanddeel in de lessenreeks van zijn onderwijs uit te breiden, moge dit boekje van Dyserinck op de scholen worden ingevoerd.
Thans verwachten wij dat de Haagsche Rector, Dr. Th. van Aalst, een der geliefde leerlingen van Beijnen, gesteund door het Collegie van Curatoren, een poging in die richting op zijn Gymnasium zal wagen. Wij hebben meer gebrek aan een Nederlandschen Plutarchus dan aan Nederlandsche tijdgenooten - mannen en vrouwen - wier schoone levens richtsnoer voor anderen kunnen zijn.
F. SMIT KLEINE.