vruchten, de vruchten van denzelfden boom verschillen toch onderling.
Jules Ferry omschreef het karakter der school aldus: ‘laïque d'esprit, d'enseignement, comme de discipline, comme de personnel, mais sans rien d'étroit, de sectaire, d'exclusif’.
Toen eenige jaren later de Minister, Félix Pécaut toevoegde: ‘Gij hebt mijn verwachting niet teleurgesteld’ herinnerden zijne vrienden hem aan wat hij een tiental jaren onder het Keizerrijk had geschreven. Toenmaals waren de priester en de monnik, de abdis en de non uitsluitend opvoeders en werden de jonge meisjes uit alle klassen en standen in Frankrijk ‘aan hare goede natuur, geholpen en verbeterd door de geestelijke vereenigingen’, overgelaten. Sinds de invoering van het leekenonderwijs werd die goede natuur naar zedelijke grondslagen geleid, die ook buiten kerk- en kloostermuren hun invloed konden doen gelden. En nu is het opmerkelijk met hoeveel zorg Félix Pécaut heeft getracht die self-control bij zijne leerlingen te ontwikkelen. Toen Matthew Arnold, de Britsche dichter, Fontenay had bezocht, zag hij in de leiding van Félix Pécaut ‘een door en door godsdienstig karakter, vrij van catholieke of protestantsche eigenschappen.’-
Dat de inspecteur-generaal zich onthield zijn verlicht Calvinisme - immers hij had jaren geleden, uit geloofsdrang, het orthodoxisme vaarwel gezegd - aan te bevelen, spreekt van zelf. Hij, uit de Pyrenaeën afkomstig, had de waarde van het ‘dirigeeren van conscientiën’ reeds daar leeren schatten. ‘Ik heb mij tot wet gemaakt eerbiedenis voor uwe innige overtuigingen te toonen’, sprak hij eenmaal tot zijn leerlingen, en toen er enkelen haar geloof prijs gaven, besloot hij: ‘Als er eenigen van onze leerlingen hier hun godsdienst hebben verloren, zal dat ongetwijfeld een niet diep zittende godsdienst geweest zijn’ (une religion peu religieuse).
* * *
Voor Pécaut was het geweten niet slechts het richtsnoer van den zedelijken mensch, doch ‘de stem Gods’. Hij was en bleef streng moralist en wie hem van onze ‘neutrale’ school had gesproken, zou hij waarschijnlijk - nog zonder af te weten van onze Christelijke Scholen - geantwoord hebben: ‘Indien men God wegcijfert, zal de invloed der Kerk, die naar de innigste zielsuitingen luistert, toenemen’.
Aan den heer Compayré, die het onderwijs in de Vereenigde Staten ging bestudeeren, schreef hij: ‘Verzuim niet de godsdienstige zijde van het Amerikaansche leven na te gaan. Wie dien factor ontkent dáár en in Engeland, loopt veel gevaar van de drijfveeren dier volkeren niets te begrijpen’.
* * *
Terwijl ik de lezing van dit boekje allen beschaafden Nederlandschen onderwijzers van beider kunne aanbeveel, breng ik een vriendelijk woord van dank aan Dr. Elie Pécaut te Parijs, voor de goedgunstigheid waarmeê hij het portret van zijn vader ons wel heeft willen afstaan.
F.S.K.