en die liederen, thans verbasterd en verdraaid, maar gewoonlijk nog te herkennen, zijn misschien eenmaal gezongen bij de wieg der koningskinderen van Babylon en Memphis.
Hij die ze te voorschijn weet te halen, ontdekt over den aardbol de sporen van hun vroeger bestaan; hij ziet de strepen van den weg langs welken, eeuwen geleden, de volken heengetrokken zijn toen zij, vrijwillig of gedwongen, hunne gemeenschappelijke woonstede verlieten of aan een opgedrongen verblijf zich onttrokken.
Overtuigd van het gewicht van grondige nasporingen op dit gebied, heeft de Kon. Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde in België een prijsvraag uitgeschreven, die zich ten doel stelde het verkrijgen van een zoo volledig mogelijke verzameling en nauwkeurige beschrijving van de oude en hedendaagsche kinderspelen in Vlaamsch-België, met aanteekening der daarbij gezongen liederen - de woorden en in zoover het mogelijk is, ook de muziek. Deze prijsvraag is beantwoord door de heeren A. de Cock en H. Teirlinck en bekroond door de Academie.
De grootste zorg hebben de schrijvers besteed, zeggen zij, aan de nauwkeurige beschrijving van ieder spel; zij voegen er bij dat zij hun boek geschreven hebben in de beschaafde Nederlandsche taal. Dit is zoo. Het boek is zeer stelselmatig ingedeeld, helder, gemakkelijk te raadplegen, en ongemeen uitvoerig. Het eerste deel behandelt, behalve de Inleiding, de Loopspelen en Springspelen. De loopspelen worden in acht afdeelingen verdeeld, en om een blijk te geven dat het werk van de beide heeren ook aan de taalstudie gewichtige diensten bewijzen kan, schrijven wij hier de verschillende uitdrukkingen over die zij aan de Vlaamsche volkstaal voor het eene woord hardloopen ontleend hebben, en wel: Aanscharten, aanspodderen, aanzetten, afbeenen, afderschen, afdjakken, afdobberen, afdodderen, afdretsen, afdrevelen, afdrillen, afgaffelen, afgetten, afgeven, afgispen, afketten, afkrabben, afschokken, afspinnen, afzweepen, beenen (beenen maken, met verschillende samenstellingen), biezen, bissen, (bij ons, ook als bitsen, van runderen gebruikt), deggeren, dretsen, dreitsen, drillen (op den dril gaan, en meerdere samenstellingen), dritsen, gaffelen, gespen (in Gelderland zegt men gepsen en boksen), getten, goespen, hespen, kasjen, ketsen, ketten, opbiezen, opdeggeren, opdrillen, opdritsen, opkasjen, opkatsjen (in Holland opkassen), opketten, opkrabben, opspetten, opspinnen, opstuiven, posten, reddelen, rijdelen (rijd op!), schachten, schaveelen, schavittelen, schuiven (schuiven gaat ie! ook in Holland gebruikt) seesen, seezen, (in Holland gebruikt men ook smeeren: hij smeert 'em), sjoeren (voorbij sjoeren) snoeren, spechten, speeten, spetten, spinnen, spitten, spodderen, sporen, stoormen, störremen, stuiven (wegstuiven), stuppen, vliegen, wegbeenen, wegdjakken, wegdobberen, wegdodderen, wegdretsen, wegdrevelen, wegdrillen, wegsjoeren, wegspeeten, wegspinnen, wegspitten, wegspodderen, wegstuiven.
Dit zijn allemaal woorden voor één begrip, en wij vertrouwen dat de lezer hieraan wel genoeg zal hebben om overtuigd te zijn dat hij hier met een geleerd en uitvoerig werk te doen heeft.
Ook over de zangdeuntjes geven de schrijvers tal van varianten, dikwijls met de noten er bij, zoodat men de wijs nazingen kan. Het boek heeft bovendien zeer vele schetsteekeningen.
Over het hinkspel (op één been rondspringen en gewoonlijk tevens een voorwerp voortschoppen - een spel vooral voor meisjes) - zijn 25 bladzijden geschreven, en niet minder dan 29 plattegronden met hinkperken bevinden zich in den tekst - aanleiding genoeg om een hinkbond op te richten met een jaarlijksch wetenschappelijk congres, een vakblad, en een wedstrijd!
Aan de dansspelen is het geheele tweede deel gewijd: eenvoudig dansen, touwtje-springen, rondedansen en reidansen. Onze meest populaire rondeen gezelschapsdans echter, het pateren, is slechts schraaltjes behandeld, met minder varianten dan men in dit uitvoerig werk verwachten zou; maar er is in het Roomsche België reden voor. De schrijvers zeggen: ‘Op vele plaatsen ijverde dan ook de geestelijkheid om dien rondedans uit te roeien, en dat is ongetwijfeld eerre der redenen, waarom hij thans grootendeels is verdwenen’.
Overigens kan een ieder in dit boek zijn hart aan herinneringen zijner jeugd ophalen en de woorden en zangwijze vinden van oude deuntjes, als
In Holland staat 'n huis,
In Holland staat 'n singelingenhuis,
Van joepsasa, van singelîngela.
En dan 't lied dat men bij ons nog op bruiloften zingt:
De boom staat op die aarde
En hij bloeit zoo schoon!
Of, om te besluiten, van het liedje waarmee menigeen onzer vroeger ingesluimerd is:
Gij plukt er al de bloempjes af
En maakt het veel te grof!
En zóó zijn er honderden liederen in dit verdienstelijk werk!
J. HUF VAN BUREN.