Twee vertaalde boeken van Maeterlinck
In deze troebele tijden, zwaar van profetieën voor een toekomst vol beloften, rijk aan edele uiting van samenwerking en meegevoel, triomf voor de zich hunner kracht en beteekenis bewust wordende arbeiders, kan de lezing van Maeterlincks ‘Wijsheid en Levenslot’ (door welke woorden de vertaalster Mevr. G.M. van der Wissel-Herderscheê ‘La Sagesse et la Destinée’ heeft gemeend te moeten weergeven) veel verzoenends, sympathisch en verzachtends teweegbrengen. Ik wijs o.a. op gezegden als de volgende, waarvan het eerste een aanhaling is uit Ruskin:
‘Gods wil is, dat we leven door 't geluk en het leven onzer broederen en niet door hun ellende en hun dood... De menschen helpen elkaar door hunne vreugde en niet door hunne droefheid, zij zijn niet geschapen om elkaar te dooden, maar om elkaar kracht te verleenen... Men heeft aan enkele zielen zóó goed geleerd, dat er een verdienste ligt in het lijden als zoodanig, dat ze verdriet en moeite aannemen als hun onvermijdelijk deel, in 't geheel niet begrijpende, dat hun nederlaag er niet minder jammerlijk om is, omdat ze voor hun vijanden nog noodlottiger is dan voor hen zelven.’ (blz. 113)
‘Tranen, leed en wonden zijn ons enkel heilzaam, als ze ons den moed in 't leven niet doen verliezen. Laten we het toch nooit vergeten: Welke onze roeping op deze aarde ook zij, wat het doel van al ons streven en hopen, de uitkomst van onze smart en onze vreugde, vóór alles zijn we de blinde schatbewaarders van het leven. Dat is het eenige wat absoluut zeker is, het eenige vaste punt van de menschelijke moraal.’ (blz. 119)
‘De ware moraal moet geboren worden uit bewuste en oneindige liefde. De grootste liefdedaad is, een ander te veredelen. Maar ik kan u niet veredelen, als ik het niet eerst mijzelf heb gedaan, ik kan u niet bewonderen, als ik in mijzelven niets bewonderenswaardigs gevonden heb.’ (blz. 120) ‘De wijsheid der Hindoe's heeft gelijk, wanneer ze zegt: “Werk zooals zij, die eerzuchtig zijn. Eerbiedig het leven als zij, die het wenschen. Wees gelukkig als zij, die leven om het geluk van te leven.” Dit is nòg het middelpunt van alle menschelijke wijsheid.’ (blz. 139)
Uit het bovenstaande mogen tevens blijken dat deze vertaling helder en makkelijk leest, en niet den indruk maakt van een vertaling te zijn. Voor zoover ik heb kunnen nagaan, is dit over 't geheel het geval; enkele kleine opmerkingen mogen hier een plaats vinden.
Op blz. 39 en 40 vertaalt Schr. désastreux en sinistre beide door één woord: noodlottig. Zou in 't laatste geval ‘onheilspellend’ niet beter op z'n plaats zijn?
Op blz. 41 klinkt ‘O, die nacht was wel waarlijk voor het fatum een nacht van openbaringen, die het te schande maakten’ wel wat tam en kleurloos naast: ‘Ah! c'est bien là la nuit honteuse, la nuit révélatrice de la fatalité!’
Blz. 82: ‘Andere menschen laat het doen wat het wil, en het noodlot wil, als het vrij is, zelden anders dan het kwade: maar als 't hem invalt over den rechtvaardige te heerschen, dan moet hij er tevens aan denken, het goede te doen. Nu valt hij niet meer aan door middel der duisternis.’ Dit klinkt verre van mooi, en de twee door mij gespatieerde woordjes werken in verband met de rest verwarrend. Het oorspr. luidt: ‘Il fait faire ce qu'il veut aux autres hommes; et le destin, lors qu'il est libre, ne veut guère que le mal; mais s'il songe à régner sur le juste, il faut aussi qu'il songe à faire le bien. Ce n'est plus à l'aide de ténèbres qu'il attaque.’ Op blz. 83: ‘als de ure is geslagen’ voor ‘lorsque l'heure généreuse est sonnée’...
Blz. 138: ‘weggerukt van haar grootouders, welke haar op de handen dragen’ voor ‘qui l'adorent;’ ‘gedrukt en van nature haatdragend’ voor ‘mornes et instinctivement haineux.’
Maar dit zijn kleine fouten in een vertaling die over 't geheel genomen zeer verdienstelijk lijkt. ‘Le Temple enseveli’ onder den titel van ‘De bedolven Tempel’ door dezelfde vertaalster bewerkt, is in zes hoofdstukken verdeeld: La Justice, L'Évolution du Mystère, Le Règne de la Matière, Le Passé, La Chance, L'Avenir.
Het boek begint met de volgende openhartige bekentenis, waardoor we dadelijk ingelicht worden over Schrijvers denkwijze: ‘Je parle pour ceux qui ne croient pas à l'existence d'un juge unique, tout-puissant et infaillible, qui, penché jour et nuit sur nos pensées, nos sentiments et nos actions, maintient la justice en ce monde et la complète ailleurs.’
Maeterlinck is in dit boek stil voor zich heen aan 't philosofeeren. en als ik zijn beschouwingen in eenvoudige schoone taal lees, dan komt 't woord bij mij op dat Perikles door Thucydides in den mond wordt gelegd: ‘want wij beoefenen het schoone op eenvoudige wijze en de wijsheid zonder weekelijkheid.’
In zijn eerste hoofdstuk handelt Schr. over de physieke en de psychische gerechtigheid en rekent tot de voorbeelden der eerste, waarbij de gerechtigheid zich openbaart in erfelijkheid, alkoholisme en ontucht. Die twee schijnen alleen gestraft te worden in het nageslacht, terwijl moord, vergiftiging en foltering geen nadeelige gevolgen hebben. Het wil mij voorkomen dat Maeterlinck