Den Gulden Winckel. Jaargang 2
(1903)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
VlindersCh. Snabilié
Om in Nederland bezongen te worden moet men de 70 jaar halen. Om gevierd te worden een groot man zijn. Om naar verdiensten ‘gehonoreerd’ te worden schrijver wezen en om zich boven verdiensten gehuldigd te zien, - ik praat niet van zuilen, medaillons of standbeelden ná iemands verscheiden, - moet men met een royaal uitgever, Funke en Waltman en Versluys bijvoorbeeld jegens Multatuli, j'en passe et des... milliers, - in betrekking staan. Kortom er moet aanleiding wezen of verband om ten onzent onder de Mannen en Vrouwen
| |
[pagina 81]
| |
maakte, heeft Snabilié weerlegd de verdachtmakingen, door de Engelschen als onkruidzaden gestrooid. Het boek van den heer Van Kol heeft hem daarbij diensten bewezen en het geheel is door La Revue d'Asie als protest opgenomen. Maar Snabilié heeft nog iets meer verricht: het Koloniale Stelsel der Engelschen zelf, op zijn beurt aan critiek onderworpen en de slotsom getrokken: dat de aanvaller, naar regelen van staatkundige, economische en maatschappelijke rechtvaardigheid, ver beneden den verweerder staat. ‘Que Messieurs les Anglais et ceux qui chantent leurs louanges, tout en diminuant les qualités et en grossissant les défauts des autres, que ceux là se taisent’..... want geen koloniseerend volk kent beter de verre landen onder zijn beheer en de plichten jegens zijn bezittingen, geen volk vervult die juister dan het Nederlandsche’.
***
Sedert verscheiden jaren is Ch. Snabilié te Parijs gevestigd. Hij heeft een mooi stuk wereld gezien in Europa, Azië en Amerika. Hij heeft een mooi stuk wereld beschreven van Cuba, Batavia en Parijs. Aan nationale en internationale tijdschriften is hij medewerker. In nationale en internationale dagbladen treedt hij als correspondent op. Bovendien is hij - wij zeiden het reeds - een zeldzame vogel in de Nederlandsche volière. Als publicist heeft hij zijn vaderland lief en de langdurige afwezigheid van zijn geboortegrond heeft die genegenheid versterkt. Het is echter niet genoeg dat gevoel te kweeken en te koesteren, het moet ook geopenbaard worden, want telkenmaal dat ‘het voorwerp onzer liefde’ wordt belaagd of bespot, moeten wij gereed staan ervoor in de bres te springen om aldus onze liefde te toonen. Dat deed onze waarde medewerker en ook wij zijn gelukkig hem hier een bescheiden hulde te kunnen brengen. Vivent les gens de coeur - de rest kan... staken!
PIET VLUCHTIG. | |
Mevrouw Jenny Blicher-ClausenMevr. Blicher-Clausen behoort op dit oogenblik tot de meest geliefde en meest gelezen auteurs van Denemarken. Haar werken worden letterlijk verslonden en Mevr. Bl. Cl.'s pen is onuitputtelijk. In een tijdsverloop van juist vijf jaren zond zij twee drama's in verzen, drie dichtbundels en twee romans de wereld in. En in die vijf jaren beleefden die werken in Denemarken 25 en in het buitenland 10 verschillende drukken! Zij schreef reeds als kind van 12 jaren. Schrijven was voor haar een ingeboren behoefte. Als een waardige predikantsdochter (haar vader was predikant op een klein dorp in Jutland) begon zij, met haar hart in hymnen en psalmen lucht te geven. Toen kwam de tijd van vaag verlangen en hopend droomen en al wat zij wenschte en droomde, hoopte en dacht, moest het kind in verzen uiten. En haar ouders lieten haar gaan en de kleine Jenny dwaalde met haar grooten hond door bosch en veld en maakte vrienden met de geheele natuur. Daardoor leerde zij het ge;ang der vogelen verstaan, hoorde zij wat de suizende wind haar vertelde en wat de zee haar toebulderde en begreep hetgeen de bloemen op het veld haar meêdeelden! Daar leerde zij, in één woord, al wat ons nu in haar werken, vooral in haar verzen, zoo heerlijk aandoet! Daar ontwikkelde haar 13-jarig brein een groot historisch drama in vijf tooneelen, dat zij heel in het geheim naar het Koninklijk Theater te Kopenhagen ter beoordeeling zond.... In het geheim, omdat zij wel voelde, dat haar ouders het af zouden keuren en zij wilde toch weten, absoluut weten hoe 't oordeel van deskundigen over haar werk luiden zou! En toen het antwoord, zooals te verwachten was, afkeurend klonk, toen was de teleurstelling van het opgewonden, hoopvolle kind heel groot.... Maar grooter nog de kracht, die erruit voortsproot, om te werken, desnoods haar leven lang, om er te komen! Eens afgekeurd, goed - maar komen zou zij er! En zij kwam er! Na veel strijd en vele teleurstellingen behoort zij nu tot de allereerste Deensche letterkundigen. En nu is zij nog in vollen bloei, jong en even krachtig van lichaam, als van geest en het ziet er naar uit, of haar talent ons nog vele verrassingen bereiden zal. Als alle dichterzielen is ook haar gemoed, wonderlijk vatbaar voor indrukken en mist ook zij, als zoovele andere hoogbegaafden, de kracht om zich van de indrukken van gebeurtenissen die diep in haar leven ingrepen, los te rukken. Daardoor zijn haar twee laatste werken zoo droef getint. Haar verzenbundel van Dec. 1901 en haar roman van April 1902. Immers deze beide verschenen na den dood van haar echtgenoot, een krachtig, flink gebouwd man die na een ziek zijn van slechts 3 dagen, plotseling overleed. Hij was predikant op een van de zoo schilderachtig gelegen plaatsjes, als het eiland Seeland er zooveel telt. Daar zag ik hem in Juni 1901, te midden van zonneschijn, rozen en jong groen, stralend van gezondheid en ook stralend van geluk en trots toen hij sprak over zijn vrouw, die toen juist, ongelukkigerwijze, voor gezondheidsredenen in Zweden was. Daar vernam ik uit | |
[pagina 82]
| |
den mond van een slanke, jonge vrouw, slechts vijf weken later, het diep verlies dat haar getroffen had. Zij was hersteld uit Zweden teruggekeerd, maar hij, die mij zoo vriendelijk te woord had gestaan, lag een eind verder onder duizende bloemen in de koude aarde. Ook toen scheen de zon nog hoog en bloeiden de rozen en was
het vriendelijke kerkje geheimzinnig achter het groen verscholen.... Maar voor de fijn begaafde vrouw in de pastorie daarnevens, waar een groote hond voor de deur de wacht hield en een vier-jarig meisje, de kleine Inga, zingend rondliep - was de zon geheel achter de wolken verdwenen.... Geen wonder dat verzen als deze een uitweg zochten: Kent gij Verdriet?
Verdriet, dat gaat
Met droeve voeten?
Verdriet, dat vanéénrijt
Het diepste hart,
Verdriet, wiens ijzende
Verstijfde trekken,
Zelfs in uw droomen
Gij nooit vergeet?
Kent gij den Dood?
Den Dood, die slaapt
Dicht, dicht aan uw harte....
Den dood, die wreed
Afsnijdt alle draden?
Den dood, die maakt,
Dat een vogel, die zingt,
Of een tak, die zwaait
En zweeft over u,
Heeter doet branden
Al uwe wonden?
Geen wonder dat haar volgende roman, die zooeven onder den titel van ‘Het Verloren Tooverland’ in Holland verscheen zoo droef getint is. Doch juist dit droeve geeft het boek een groote charme en hoe het Deensche publiek er op aanviel, bewijzen de zes uitgaven die ‘Het Verloren Tooverland’ van April 1902 tot November van het zelfde jaar beleefde. Over al wat zij schrijft ligt vooral een buitengewoon reine geest. Haar personen handelen, doen en voelen als gewone menschen, maar de schrijfster wijst hun altijd streng hun plicht en van dien weg wordt nooit afgeweken, hoe zwaar de strijd ook zijn moge, hoe moeilijk ook het pad. In ‘Inga Heine’ zien wij Inga strijden en overwinnen, in ‘Het Verloren Tooverland’ heeft ook Kaja Halling een harden strijd te voeren tusschen gevoel en plicht, maar alweer behaalt de plicht de zegepraal. Verder treft ons ook het religieuse tintje dat over haar werken ligt. Mevr. Bl. Cl. was niet alleen de vrouw van een predikant, maar ook een predikantsdochter en schoondochter en haar geloof in een leven hiernamaals staat onwrikbaar vast. Toch zijn haar werken nooit ‘preekerig’ of ‘opdringerig.’ Haar dochtertje, de kleine Inga, is Mevr. Bl. Cl.'s zonneschijn. Wij behoeven haar versjes ‘aan kleine Pip’ maar op te slaan om er ons van te overtuigen. Ik haal slechts even aan: ‘Ik ken een klein meisje, met zwart krullend haar,
En met voetjes, die tripplen van vreugde.
Zij is er de zon uit mijn Koninkrijk!
Heel de Lente lacht uit haar oogen!
en na den dood van den vader ontsnapte haar de volgende zucht: Lief, klein kind, op fijne voetjes,
Lief, klein kind, met zachte handjes,
Wie zal nu je toevlucht wezen,
Wie je vriend der vrienden zijn?
Lief, klein kind, met reine gedachten,
Lief, klein kind, met lichtende oogen!
Wie zal met zijn kus je hoeden
Voor al 's werelds leugen?
Hij, die boven al je liefhad,
Elders is hij nu en verre
Houden kan hij niet je handje,
Kussen niet je mondje rood.
| |
[pagina 83]
| |
En zij, die ‘Inga Heine’ lazen en ‘Het Verloren Tooverland’ lezen zullen, begrijpen, dat niemand anders dan een moeder, die haar kind zelf hartelijk liefheeft, een Kai en een Helle scheppen kon. Vooral het tooneel in ‘Het Verloren Tooverland’ waar Helle aan Onzen Lieven Heer om licht telefoneert, is aangrijpend naïef en bekoorlijk. Haar werk dat in Denemarken en Zweden het meeste opgang maakt, is ongetwijfeld ‘Violin’ een drama in verzen dat binnen twee jaar acht uitgaven beleefde. Als ik mij niet vergis, kwam ook daarvan een Duitsche vertaling in het licht.Ga naar voetnoot1) De Zweedsche vertaling doet voor het origineel niet onder - het is geen kleinigheid berijmde verzen zóó te vertalen dat er niets verloren gaat. ‘Violin’ is de aangrijpende geschiedenis van een vrouw die haar man verlaat om zich geheel met haar ongelukkig kind terug te trekken - opdat dat kind zich wijden kan aan zijn kunst. Zijn kunst is zijn alles. Door de natuur achteruitgezet, wordt hij als kind door vrienden bespot - zijn vader zelfs vond het beter dat die ‘arme gebochelde’ maar niet in het leven bleef... Toen ontvlamde de liefde van het moederhart met dubbelen gloed en haar kind, haar zoon - zou zijn muzikaal talent ontwikkelen en daarin zou het al zijn heil, al zijn geluk voor de toekomst vinden. Het talent, dat hij van zijn moeder erfde, die ter wille van den man, dien zij trouwde, haar kunst liet varen en haar vergissing inzag, toen het helaas te laat was. De zoon wordt een groot violist - maar ook dit volmaakt het geluk van moeder en zoon niet en de vrede komt niet terug in beider harten voordat moeder, vader en zoon weer vereenigd zijn. De aangrijpendste tooneelen worden ons voor oogen gesteld en ontlokken de schoonste tonen uit de dichterziel der schrijfster. Om een drama in verzen van 220 pg. druk te kunnen genieten zóó, dat men met weemoed het boek ter zijde legt, daartoe behoort een groot talent. En de Denen waren niet tevreden dat zij ‘Violin’ zelf lezen konden, neen de schrijfster moest hun de schoonste gedeelten voorlezen! En men liet haar geen rust voordat zij toegegeven had en vooral het enthousiasme der studenten was groot toen de jonge, schoone schrijfster met haar kalm, gedistingeerd, droef uiterlijk in hun eigen lokaal, haar verzen voorlas. Toen volgden er uitnoodigingen voor elders, tot zelfs naar Malmó moest de gevierde Deensche schrijfster trekken. En in het hooge Noorden van Zweden, in het stadje Luleå aan de Botnische zee werd een Blicher-Clausen avond gegeven vanwaar het toen enthousiaste brieven van Laplandsche studenten naar de schrijfster regende. Denemarken is een land waar de Staat en particuliere fondsen om het hardst talenten, van welken aard ook, helpen ontwikkelen. Gedurig worden veelbelovende artisten voor studie naar het buitenland gezonden. Ook Mevrouw Blicher-Clausen werd in staat gesteld, eerst te Parijs en daarna in Italië zich te oefenen. Maar nu werkt zij in haar vaderland en te midden van het volle leven, in haar vollen bloei, vindt zij evenals Kaja in ‘Het Verloren Tooverland’, toch nog tijd om met haar kind te spelen en het al spelend te ontwikkelen. En wij voelen hoe moeder en kind in het halfduister in elkaars armen geklemd, bij elkaar moeten zitten als wij de roerende regels lezen: In de schemering zitten wij samen
stil - jij en ik,
en denken aan hem, die weg is
elk oogenblik.
Wij leunen de hoofden te samen,
wang tegen wang, heel dicht....
en glinstrende tranen schittren
in den glans van het helle licht.
D. LOGEMAN-VAN DER WILLIGEN |