willen in den gemeenschapswil, dat is de terugkeer tot een verouderde beschaving, en de Idee duldt dit niet, want zij dringt verder; wee het volk, dat dit niet vat, het is gedoemd tot ondergang. En het is de list der Idee, dat zij, uit de kringen der proletariërs, wien toch het lang begeerde geluk wordt toegezegd door de socialistische gedachte, oproept de vrijheids-ridders, de pionniers der anarchie. Het is het dialektisch karakter der wereldbeweging, dat zich ook hier weer openbaart: tegenover hen, die al te zeer het Recht verheerlijken, rukken op de drommen die Wet en Recht ontkennen. Ook hier is wanbegrip, is misverstand:
HET HUIS VAN T. LUITJES
het anarchisme ziet niet, dat de Wet de
grondslag is der menschelijke vrijheid gelijk het sociaal-demokratisch denken den
grondslag aanzag voor de totale bouwing, fundament en muur en kroon en lijst en tin. Waar nu deze beide richtingen telkens op elkander botsen, heeft de tweede
dit voor, dat zij, in een eeuw van sociaal-politieke strevingen, zich dikwijls kan aansluiten bij wat historisch is geworden. Haar kritiek is meestal zeer rechtvaardig, en aangezien haar dit niet wordt ontzegd door haar beginsel, brengt zij die kritiek in parlementen en gemeentelijke raden, en dus is haar invloed verre van gering. Wat meer is - gelijk straks duidelijk wordt - in hare opvatting van de toekomst is zóóveel waars, dat zij zich voelt boven andere secten en partijen, als heraute van komende dingen. Voeg daarbij haar organiseerende kracht; zij drijft bij elkander de werken onder één banier, één leuze, die van een volk, die van alle volken, en als dit reusachtig leger oprukt, wordt het 't kapitalisme dikwijls bang te moede, en alle machten des behouds spannen samen tot verzet in wèlaaneengesloten drom.
Het anarchisme mist dit alles. Het versmaadt de politieke actie, het begeert het onmogelijke, het gunt te veel ruimte aan zelfstandigheid, en, afgezien van de praxis der werkstaking, heeft het niets dan negatie en verliest op den duur zijn invloed, tenzij op hoogst geëxalteerde zielen. Dan moet het zoeken naar iets anders, iets dat herinnert aan een daad, iets dat meer is dan gedroom en woordgeschetter, en ofschoon het meer zal winnen aan beduiding naarmate de sociaal-demokratische stroom zal gewonnen hebben in de toekomst - om de redenen, straks door mij ontvouwd - het kan dit slechts als het komt met iets positiefs, met een program van handeling, met iets dat zich wellicht laat volvoeren, en dit meent het gevonden te hebben in de kolonisatie, zooals die in ons land en elders in den jongsten tijd is toegepast.
Aan de oekonomie de voorspelling, dat hetgeen hier beoogd wordt, geen succes kan hebben, aan de historie de vervulling van deze profetie. In den brandenden kamp der menschelijke hartstochten en belangen is van te voren gevonnisd elke samenleving, hoe beperkt dan ook, die, zonder wet en dwang over hen die haar formeeren, zich wil handhaven, zedelijk en stoffelijk, in de maatschappij die haar omringt. Mèt dwang en wet wordt zij een vulgaire onderneming, een soort van vennootschap, met wat bijzondere statuten, en, naarmate zij zich voegt naar de gegeven werkelijkheid, zal zij hebben in te boeten haar oorspronkelijk karakter en een coöperatie worden van sociale noch van staatkundige beteekenis.
Beduidt dit nu, dat deze beide richtingen elkaar opheffen en negeeren, zoodat haar invloed nul is voor het proces der beschaving en der maatschappij? Het beduidt alleen, dat anarchie en reactie in gemeenschap met elkander zullen moeten herstellen, onophoudelijk in de toekomst, het door het socialisme telkens weer verbroken evenwicht van Vrijheid en van Recht. Doch dan zal de resultaten van die op elkaar gerichte krachten iets hoogers en iets anders zijn, een vorm van Staat en Samenleving, waarin de burger autonoom wordt onder goede, wijze wetten. Niet in dien zin, dat