van opgemeld hutteken (chaumine) wordt door zwarte slagschaduwen verlicht:
S'illumine la salle à pénombre noirâtre:
en na deze dubbele punt wordt 's lezers aandacht bepaald bij het ongemeen profetisch denkbeeld:
Là, les petits enfants deviendront des aïeux.
En door den poëtischen wiekslag zijner ‘Dame’ heeft hij als page en nederig cavaliere serviente, nu eenige weken geleden, wellicht bij zichzelven gefluisterd:
Apart mon cher secret, au page rien n'est plus.
Zijn onverstoorbaar godsdienstig geloof gaf hem, bij het herdenken zijner inderhaast achtergelaten diamanten - als leliën en rozen in dasspelden gezet - deze verheven regels in:
Le Créateur de toutes choses
Seul peut dire, quand il lui plaît:
Voici des lis, voici des roses!
en zijne vaste overtuiging spreekt uit deze verzen:
Un jour vient l'heure douce où notre âme éclairée
En elle sent tomber la fièvre du désir,
want elk dichter is een wijsgeer en François Haussy, die veel ondervond, is dus ook philosophe à ses heures. Wie geen behoeften heeft, zegt hij, lacht om nooddruft, en hopen wij voor hem dat hij dergelijk wondermensch zij.
Qui n'a point de besoins se rira de la gêne.
Laissons vers le lointain, en brisant notre coupe,
(à l'instar de feu M. Diogène)
Comme un vol de ramiers s'évanouir nos voeux.
De ‘volmaakte vreugde’, daarom zij het den aardling te doen, evenals den H. Franciscus, die tijdens zijne omwandeling op aarde eene serafinische blijdschap leeraarde en betrachtte. Zij is slechts te vinden in schuldbesef, in versterving des vleezes, in de duldzaamheid der boete, want deze Muzenzoon grift als op een marmeren blad:
Au prix de cent douleurs un seul bonheur s'achète!
Onvergankelijke alexandrijn, waaruit een spiraal van zwendelkennis, bestudeerd op het levend model, omhoog kronkelt.
De bundel van ongeveer 30 rijmstukken, legt, indien François Haussy hem niet deed schrijven door een of ander Parijsch verzen-makelaar, getuigenis af van zijne eigen impotentie als poëet. De potentie is uit het verdichtings-talent zijner betere helft gebleken. Wie als Catholiek den H. Ouwel in verzen toespreekt, moet dat, zelfs bij middelmatige dichtgaaf, anders doen dan met deze archi-banale rijmregels:
Disque de froment pur où Dieu voile sa face,
Suprême réconfort dans les routes du soir,
Par toi l'âme s'apaise et la douleur s'efface,
Pain blanc si lumineux au coeur de l'ostensoir!
In één episch en twee dramatische stukjes: La Légende de Falgoat; La Fille de Sésostris en L'ambassadrice, - de laatste, comédies de salon, in het hôtel der Humberts meermalen opgevoerd onder het applaus der slachtoffers van la Maîtresse du Logis, - komen gedeelten voor met vlotte rijmen en episoden, die, door Parijsche mondaines gezegd, opgeld zullen gedaan hebben.
En wie weet, als hij - den echten dichters in dát opzicht gelijk - verzen in zich voelt zingen en in de oorden der Ionische zee uit hare ambrosische golven de vormen ziet oprijzen eener 2500 kilo's wegende brandkast, eertijds bij de Champs Elysées tronend, wie weet of hij dan niet leise, ganz leise zal murmelen:
Ton souvenir rayonne en mon sombre destin
Comme un reflet doré dans un ciel incertain.
PIET VLUCHTIG.