wij zijn getuigen van de kerkelijk-staatkundige twisten gedurende het Bestand, die leiden tot den staatsgreep van 1618, tot Oldenbarnevelt's dood en de Dordsche synode. Op zijn schoonvader Jacobus van Engeland is vruchteloos zijn hoop gevestigd, want wij zien hoe ijverig deze de vriendschap van Spanje najaagt, waaraan zelfs een Walter Raleigh wordt opgeofferd. Ferdinand zegeviert op de Witte berg bij Praag en Spanje valt in de Palts; de oorlog, die bijna heel Europa dertig jaren in vuur en vlam zal zetten, is uitgebroken.
Bijzondere vermelding verdient de uitnemende
LOUVOIS
Prent door Johann Hainzelmann, naar een schilderij door Ferdinand Voet
wijze waarop hoofdpersonen hier geteekend worden, zooals ook Ranke bijv. gewoon is dit van tijd tot tijd te doen. Als proeve geef ik hier het beeld van Karel V. ‘Hij geleek lichamelijk zoowel als geestelijk veel op zijne moeder, de ongelukkige Johanna van Arragon. Hij was van middelbare grootte en had een bleeke gelaatskleur, maar een hoog en open voorhoofd. Uit zijne blauwe oogen spraken nadenken en melancholie, maar ook vorstentrots. Hij had de lange onderkin der Habsburgers. Hij groeide langzaam, eerst op veel lateren leeftijd dan andere jonge mannen bereikte hij zijn volledigen wasdom. Maar daarentegen was hij, eenmaal volwassen, krachtig, behendig en gespierd. Hij nam deel aan alle tournooien. Als uitstekend ruiter wekte hij de bewondering op van de oudste soldaten. Persoonlijken moed heeft hij meermalen ten toon gespreid. Karel bezat in hooge mate de gave zich le acclimatiseeren, waar hij zich bevond. In de Nederlanden geboren en opgevoed, hechtte hij zich zeer aan zijne oude erflanden, wier bevolking hij door te deelen in haar zeden en gewoonten, door haar taal te spreken, geheel voor zich won. Was hij vroolijk en opgewekt in de Nederlanden, in Spanje was hij ernstig en deftig, roemzuchtig en trotsch. Ook de Italianen nam hij in door zijn geestigheid en welgemanierdheid. Alleen met de Duitschers kon hij zijn leven lang nooit recht overeenstemmen; hij verstond en sprak hun taal te weinig, hij kende hun volkskarakter niet.’ Op gelijke wijze ontvangen wij persoonsbeschrijvingen van Frans I, Lodewijk XIV, Jan de Witt, Willem III en zoo vele anderen. In oordeel en waardeering kan men wellicht met Dr. Brugmans nu en dan verschillen, maar een geschiedschrijver kan niet meer doen dan den indruk, dien hij door het bestudeeren van op den voorgrond staande personen ontving, zoo nauwkeurig mogelijk weer te geven. Natuurlijk zijn wij bij het doorlezen wel eens gestuit op plaatsen waar aan de schilderij die ons wordt voorgehouden nog een toetsje
ontbreekt. Zoo had men zeker gaarne vernomen wie de Dames waren, door wier bemiddeling de tweede vrede tusschen Karel V en Frans I tot stand kwam. Van het bestuur der landvoogdes Maria in de Nederlanden had nog wel iets meer gezegd mogen worden. Bij de bespreking van de Duitsche toestanden onder Maximiliaan II en Rudolf II zou het niet overbodig zijn geweest iets te melden van den strijd, die telkens opnieuw op de rijksdagen werd gevoerd. Waar de ontwerpen ter sprake komen tot deeling van de Spaansche Nederlanden, waarover Jan de Witt met Lodewijk XIV in 1663 en '64 correspondeerde, had de Fransche gezant d'Estrades, die er zulk een belangrijk aandeel in had, wel genoemd mogen worden. Maar ik schrijf geen kritiek, ik wil alleen een boek aanbevelen, dat het stempel draagt van echte Hollandsche degelijkheid.
Dit geldt niet het minst van de afbeeldingen, die in rijken overvloed het werk versieren: reproducties van Historieprenten zooals Het bloedbad van Vassy en De Beeldenstorm; van Zinneprenten zooals Op de zegepraal van de Contra-Remon stranten en Op de verdeeling van Polen; van Spotprenten zooals Op de nederlaag der Span