Doch vóór al 't andere had zij met haar warme liefde-lippen de bloempjes op de duinen-kruinen gekust, zoodat nu van ijverzucht weenden die in de laagte groeiden, lang, lang, klare dauwtranen. Maar eindelijk beurden ook die, geurend, hun hoofdje hoog. En de helm tegen de helling hief zich recht, als een klein, dapper leger dat een commando wacht; en de gras-lansen blonken trotsch of onzichtbare aardmannetjes er mee saluut-brachten. En torretjes begonnen hun dagtaak te graven, vlindertjes gingen vleugelend zoet voedsel zoeken in bloemen, en konijntjes sprongen vroolijkjes uit huh holen, buurpraatjes makend over 't mooie komen van een nieuwen zomerdag. En wijduit werpend haar felle licht-pijlen rees de stralen-Majesteit boven de aarde, gietend haar glorie-liefde over alles uit, met goden-blik ziende, dat alles zóó goed was, wáár ze keek.
Alleen de kleine, witte Silene weerstond Haar wil... bleef in zich gebogen denken aan den droeven nacht dien ze kende.... hoorend ver de zee die alleen wist wat zij wist, en met onbegrepen leed-geluid den luchtigen dag vóórzong: droef, droef, gaan, van donkere uren... Want nu verstònd de Silene de zee... Wijl leed achter haar was, verstond ze den ruisch-zang, den ruisch-zang van zee... die àltijd waakt... in den dag en in den nacht... die àlles weet... van den dag en van den nacht....
En de Silene hoorde, hoe de zee evenals zij den vroolijken dag wreed vond, wijl zij wist den droeven nacht....
En hoe de zee klaagde wijl ze de Zon niet was... alleen haar spiegel!... alleen haar spiegel!... En hoe de zee zei haar machteloosheid van aardegod, die geen licht kan zenden in den nacht, dan soms wat dood goud geroofd van de zon... En hoe de zee dróómde van zonne-macht... dróómde van zonne-macht.... stil-boos onder haar omslaande golven glans vangend van de zon, dien ze blij doodde, proestend in een zachten spot-lach van schuim... proestend in een néér-slaanden spot-lach van schuim op 't niet-begrijpende strand, dat vlak lag en kalm als bleekblond fluweel, tot waar de duinen rezen, die óók weten de machtelooze boosheid van zee, de door de zon gedoode boosheid van rozige zee, die klaagt, omdat ze maar een spiegel is van 't Licht....