Portaal
Liefhebbers comt vry aen, voor yedereen staet open den Gulden Winckel hier.
Dirck Pietersz.
WIJ openen ‘Den Gulden Winckel.’
Tot binnengaan noodigend herhalen we Vondel's woord:
Hier wandelt men in 't Velt van Schrijvers schrijfpapieren.
Papieren, beschreven in ettelijke landstalen door de Scriverius drie eeuwen nagekomenen, vermenigvuldigd door de boekdrukpers, in 't verkeer gebracht door den boekhandel - hier uitgezet als in een winkel voor ieder open.
Een ‘Winckel,’ met boeken - gulden koopwaar - gestoffeerd, een opstal voor de bloem der fondsen, die de uitgevers er hebben aangevoerd en die de opstellers, tot gerief van hunne patroons, de boekenvrienden, monsteren.
Rechtstreeksch verkeer tusschen boekenkenner en boekenvriend, liefde tusschen hen en de voorwerpen hunner minne levendig onderhouden, ziedaar het doel van onzen ‘Winckel.’
‘Den Gulden Winckel,’ naar zijn zeventiend' eeuwschen oorsprong een ‘Cleyne Werelt’, stelt een keur van schepselen ten toon.
Wij stallen ze uit, vragen belangstelling voor het uiterlijk als innerlijk schoon, trekken de aandacht naar het voortreffelijke, zwaaien lof toe aan het gedegene van geest en stof en laten onze oogen weiden in of over boeken tot ontspanning of vermaak, wetenschappelijke of letterkundige voortbrengselen, werken op het gebied van wijsbegeerte of moraal, producten op het terrein der Kunst en Kunstnijverheid.
Stelselmatige afkeuring - hoe venijnig of vernuftig ook - zal worden geweerd in onze kritische beschouwingen.
Loyale kritiek is onze spreuk, de eenig-bestaanbare voor den normalen mensch.
Geen geestesproduct wordt buiten onzen ‘Winckel’ geplaatst dat naar vorm en inhoud tot de keur onzer letteren behoort, want wij willen toenadering. En tot die toenadering worden wij gedreven door den tijdstroom.
Schijnt niet ook over de boekenwereld de gloed der gemeenschap?
En zal zelfs het letterkundig conservatisme die voorzon aan den einder van ons geestelijk volksleven, verslagen of grimmig kunnen aanstaren? Zoo dit mocht zijn, - niet door de ruiten van onzen ‘Gulden Winckel,’ die ruime kamers met eigen en vreemde boeken tooit, de ‘adjuncten of toevallen’ der boekschrijvers den Constliefhebbenden Nederlanders verklapt, met schoone kunstplaten oft beeldenissen de vertrekken ciert en - naar zijn beroemd model uit de 17e eeuw