De groene linde. Jaargang 1(1905)– [tijdschrift] Groene Linde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Lotos. I. Blankroosge op Indie's blauwig-gouden vloed Waar droome-schoone menschen stil voor knielen Die met de schoonheid van hun passiegloed In stomme aanbidding U te voeten vielen. O Godenbloem die zoet vergeten doet Waarom libellenzwermen trillend krielen Terwijl 't gejubel der extase u groet Van duizend droomgeluk'ge dweperszielen. Vreemd dezen lande in vijvereenzaamheid Uw bladen oopnend blank, en gouden hart, Bloeit zwijgend hier uw schoon vergeten voort, - Wijl 'k mijmrend aan den stillen vijverboord Bepeins uw schoonheid en verlaten smart Die siddrend stervend nog om liefde schreit. [pagina 236] [p. 236] II. En langs den vijver die daar droomend ligt Toog bleek de herder met zijn blanke heerde, Die zoeter gras daarginds te zoeken leerde Waar zonneschijn voor looverschaduw zwicht. Op 't eenzaam open watervlak vermeerde Witbloeiend als een maagdlijk minnedicht De lotospronk zijn pracht in 't gouden licht En wacht - of niet van ver de herder keerde. Zij bloeit en blinkt in onvervuld begeer En mijmert van de fluit des blonden knapen Die langs den vijver achtloos, keer op keer, Pijpend voorbijtrekt met zijn schapen, En nu daar verre stil en eenzaam weer Op bloemenlooze zoden licht te slapen. III. De waterbloemen rezen vol verlangen In teere witheid op uit donkren grond Van stille waters, en ontplooiden blond In 't licht hun schoonheid zonder schroom of bangen. En hooger steeg de zomerzon en zond Haar felsten gloor uit op haar teere wangen, Tot zij van weelde en wilde lust bevangen De knoppen sloten toen de zon verzwond. Nu daalt de peinzende avond roze neer En zilvrig schemert droomend maangeglim Geheimvol over 't purperblauwe meer, Terwijl de sterren rijzen langs de kim En op de sluimerstille vijverbaan De bloemen droomend half weer opengaan. Felix Rutten. Vorige Volgende