't Groot Achterhofken, Beplant ende op nieuw vermeerdert met verscheyden seer stichtelijcke Liedekens
(1664)–Anoniem Groot achter-hofken, 't– AuteursrechtvrijStemme: Doen ick was in Bloeyen &c.1. 't Soest vermaeck voor een op recht gemoedt,
Is ware liefd en vrede:
Met Godt en sijnen Ziel en even Mensch gelijck
Wie die heeft, die heeft het waerste goedt,
Dat Godt hier beneden:
Den Mens tot proeve geeft
Van 't eeuwigh Hemelrijck;
Wie die heeft, heeft veel,
Wie die derft, dwaeldt heel,
Wie die soeckt: soeckt ver het beste deel.
2. Wilt ghy sien den wegh die derwaerts leydt,
Om liefd en vreed te vinden,
Soo keert u af van 't pad waer langhs de Wereldt dwaelt,
Al u lust en wat u sinnen vleydt;
Ia wat ghy oydt beminden,
| |
[pagina 182]
| |
En al wat ghy voor lief verkeert hebt aen gehaelt,
Most eerst af gesnoeydt:
En gans uyt geroeydt;
Datter noydt geen liefd', tot quaedt meer groeydt,
3. Dan sal u de deught als haer Vriendin,
Ontfangen en geleyden;
En metter gaven schoon vercieren uwen geest,
Liefd tot God vloeydt voor de herten in,
Als d'Wereldt is gescheyden
Dus worter rust geplant daer onrust is geweest;
En door liefd tot Godt
Liefd men Godts gebodt
Dan is hoop, ende vast geloof u lot.
|
|